ECLI:NL:RBROT:2022:5041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
C/10/634227 / HA ZA 22-184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en vrijwaringsincident in civiele procedure

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een vrijwaringsincident in een internationale civiele procedure. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waarbij zij stelt dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot een pand. De eiseres vordert onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst en dat zij schadevergoeding dient te betalen. De gedaagden hebben op hun beurt een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend, waarbij zij de makelaar willen oproepen om hen in vrijwaring te vergoeden voor eventuele schade die voortvloeit uit de hoofdzaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij (vooralsnog) internationaal bevoegd is om van de hoofdzaak kennis te nemen, gezien het internationale karakter van het geschil. De rechtbank heeft de vordering in het incident toegewezen, waarbij de makelaar in vrijwaring wordt opgeroepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor de oproeping in vrijwaring, aangezien er een rechtsverhouding bestaat tussen de eisers en de makelaar die een verplichting tot vrijwaring met zich meebrengt. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing van de rechtbank is op 22 juni 2022 openbaar uitgesproken door mr. M. de Geus. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/634227 / HA ZA 22-184
Vonnis in incident van 22 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.G.A.M. Spoormans te Breda,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. H.A. Bravenboer te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, wordt hierna [naam eiseres] genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident, worden hierna ieder afzonderlijk [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 november 2021,
  • de akte houdende de producties 1 tot en met 25;
  • de akte houdende beslagstukken, met producties 1 tot en met 12 van [naam eiseres];
  • de incidentele conclusie namens [gedaagden] tot oproeping in vrijwaring met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert [naam eiseres] – kort weergegeven – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] op of omstreeks 11 mei 2021 een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het pand aan de [adres]
,
  • te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst tussen haar en [naam eiseres] met betrekking tot het pand aan de [adres],
  • te verklaren voor recht dat [naam eiseres] de koopovereenkomst tussen haar en [naam gedaagde 2] bij brief d.d. 28 september 2021 rechtsgeldig heeft ontbonden,
  • indien en voor zover in rechte komt vast te staan dat deze koopovereenkomst niet reeds buitengerechtelijk is ontbonden, deze koopovereenkomst alsnog te ontbinden,
  • [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 1.125.000,00, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de beslagkosten,
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in kosten van het geding en in de nakosten, te vermeerderen met rente.
2.2.
[naam eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat er een (perfecte) koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen [naam gedaagde 2] als verkoper van het pand [adres], en [naam eiseres] als koper, en dat [naam gedaagde 2] deze koopovereenkomst niet is nagekomen en ook niet meer kan nakomen doordat [naam gedaagde 2] het pand nadien aan een derde heeft verkocht en geleverd. De koopovereenkomst is daarom ontbonden door [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] dient de schade die [naam eiseres] heeft geleden op grond van art. 6:277 lid 1 BW te vergoeden. [naam gedaagde 1], de (indirect) bestuurder van [naam gedaagde 2], is in privé (hoofdelijk) aansprakelijk voor de schade van [naam eiseres] op grond van art. 6:162 BW, omdat [naam gedaagde 1] als (enig, indirect) bestuurder van [naam gedaagde 2] persoonlijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[eisers] vorderen dat hun wordt toegestaan [naam] (hierna: [naam]) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Sande Van Opstal Bedrijfsmakelaars B.V. (hierna: de makelaar) in vrijwaring op te roepen.
3.2.
[eisers] hebben – samengevat – het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd. De makelaar, in de persoon van [naam], heeft voor [naam eiser 1] het pand in verkoop genomen, maar is tekort geschoten in de zorg die de makelaar als goed opdrachtnemer had moeten betrachten bij de begeleiding van de verkoopactiviteiten. Ook heeft de makelaar tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De makelaar heeft de verkoopbrochure laten opstellen maar die niet gedeeld met haar opdrachtgever en daarin niet opgenomen dat sprake was van een object in verhuurde staat. De makelaar heeft zich ook niet vergewist van de status, opzegbaarheid en het regime van de lopende huurovereenkomsten, en heeft ten onrechte haar opdrachtgever [naam eiser 1] er niet op gewezen dat ook al kunnen ‘huurovereenkomsten kantoorruimte’ worden opgezegd, er sprake is van dwingendrechtelijke ontruimingsbescherming die niet kan worden weggecontracteerd. De makelaar heeft, door mailwisseling met haar opdrachtgever [naam eiser 1] te delen met de aspirant koper [verweerster], tegenover [verweerster] de onjuiste indruk gewekt dat het aanbod van [verweerster] om het pand voor een bepaalde prijs en onder bepaalde voorwaarden te kopen, onvoorwaardelijk door [naam eiser 1] is aanvaard, terwijl in werkelijkheid slechts de uitgangspunten voor een eventuele transactie werden geaccordeerd door [naam eiser 1] De makelaar heeft ten onrechte tegenover [verweerster] geen voorbehoud gemaakt ter zake het leeg en ontruimd opleveren van het pand, en evenmin pro-actief aan [naam eiser 1] geadviseerd zo’n voorbehoud op te nemen in de concept-koopovereenkomst. Ten behoeve van de (deze) gerechtelijke procedure heeft de makelaar een onjuiste verklaring afgelegd. Conclusie is dat de makelaar de als gevolg van hun tekortschieten ontstane schade dient te vergoeden en [eisers] er dus recht en belang bij hebben om zich op de makelaar te verhalen in het geval dat [eisers] in de hoofdzaak worden veroordeeld.
3.3.
[verweerster] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten van het incident.

4..De bevoegdheid van deze rechtbank in de hoofdzaak en het incident

4.1.
Het geschil in de hoofdzaak heeft een internationaal karakter, omdat [naam eiser 2] zijn woonplaats heeft in [woonplaats gedaagde 1]. Gelet hierop dient de rechtbank ambtshalve te toetsen of zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
De bevoegdheid jegens [naam eiser 1] volgt uit artikel 4 Brussel I bis jo. art. 99 lid 1 Rv. De bevoegdheid jegens de in Zwitserland woonachtige [naam eiser 2] dient beoordeeld te worden aan de hand van het Verdrag van 30 oktober 2007 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,
PbEU2009, L 147 (EVEX II-Verdrag/Verdrag van Lugano II). De rechtbank is (vooralsnog) bevoegd op grond van een stilzwijgende forumkeuze als bedoeld in art. 24 van dit verdrag, nu beide gedaagden een vrijwaringsincident zijn begonnen. De bevoegdheid van deze rechtbank in het vrijwaringsincident vloeit hieruit voort.
4.3.
In dit vrijwaringsincident is het toetsen van het toepasselijke recht niet aan de orde.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de gedaagde iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat de gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
5.2.
[eisers] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen [eisers] en de makelaar een rechtsverhouding bestaat die voor de makelaar een verplichting tot vrijwaring meebrengt, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu [verweerster] zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wordt de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
staat toe dat [naam] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Sande Van Opstal Bedrijfsmakelaars B.V. door [eisers] worden gedagvaard tegen de terechtzitting van
3 augustus 2022,
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 augustus 2022voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagden],
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.
3297/638