ECLI:NL:RBROT:2022:50

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
10/238855-21 / TUL: 10/266684-19; 10/690061-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof, inbraak in tandartspraktijk, verduistering van tandartsinstrumenten en bezit van een voor afdreiging geschikt wapen

Op 3 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, inbraak in een tandartspraktijk, verduistering van tandartsinstrumenten en het bezit van een voor afdreiging geschikt wapen. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.M. Hueting. De officier van justitie, mr. W.D. van den Berg, had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 september 2021 een straatroof had gepleegd door een slachtoffer te dwingen tot de afgifte van een telefoon en geld. Daarnaast had hij op 23 augustus 2021 ingebroken in een tandartspraktijk en een composietverwarmer gestolen. De verdachte had ook tandartsinstrumenten verduisterd en een luchtdrukwapen in zijn bezit gehad, dat voor afdreiging geschikt was. De rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend, mede door DNA-onderzoek dat de verdachte aan de inbraak verbond.

De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de tandartspraktijk, voor de materiële schade die door de inbraak was veroorzaakt. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de rechtbank bepaalde dat de verdachte de schadevergoeding moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/238855-21
Parketnummers TUL: 10/266684-19; 10/690061-18
Datum uitspraak: 3 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. H.M. Hueting, advocaat te Brielle.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met daarbij het bevel dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de onder 1 tenlastegelegde afpersing gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de overige feiten. Betoogd is dat de diefstal van de composietverwarmer, zoals primair ten laste is gelegd onder feit 2, niet bewezen kan worden, gelet op het resultaat van het NFI-onderzoek van 29 september 2021. Ten aanzien van de verduistering van de tandartsinstrumenten, zoals primair ten laste is gelegd onder 3, is aangevoerd dat de tandartsinstrumenten enkel bij de verdachte zijn aangetroffen en dat hij daarmee geen handelingen heeft verricht. Met betrekking tot de hem subsidiair verweten heling van beide feiten is naar voren gebracht dat de verdachte niet wist en niet kon vermoeden dat de spullen uit misdrijf afkomstig waren. Tot slot is met betrekking tot feit 4 aangevoerd dat het balletjespistool dat bij de verdachte is aangetroffen gewoon te koop is verkrijgen en dus is het bezit hiervan niet strafbaar.
Beoordeling
Omdat de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd, zal de onder 1 tenlastegelegde afpersing zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
Wat betreft de onder 2 ten laste gelegde diefstal wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat op 6 september 2021 in de woning van de verdachte een composietverwarmer is aangetroffen. Tevens staat vast dat op 23 augustus 2021 een inbraak heeft plaatsgevonden in een tandartsenpraktijk, waarbij een composietverwarmer is weggenomen. Bij die inbraak is een ruit ingegooid. In de tandartspraktijk zijn bloedsporen aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat het DNA uit de bloedsporen een match oplevert met het DNA-profiel van de verdachte en dat deze matchkans kleiner is dan één op één miljard. Met dit laatste wordt, anders dan de verdediging het kennelijk leest, de kans uitgedrukt dat het het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon is. Een en ander brengt mee dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan die inbraak en de diefstal van de composietverwarmer.
Ook de onder 3 primair aan de verdachte verweten verduistering van de tandartsinstrumenten kan worden bewezen. Deze tandartsinstrumenten zijn bij hem aangetroffen en hij heeft daarover verklaard dat hij die heeft gevonden. Omdat het voor hem duidelijk moet zijn geweest dat die instrumenten aan een ander toebehoorde, wordt geoordeeld dat hij deze zich opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Tot slot wordt over het onder feit 4 ten laste gelegde overwogen dat is vastgesteld dat het wapen dat bij de verdachte is aangetroffen een luchtdrukwapen is dat een ernstige bedreiging van personen kan vormen en dat zodanig op een echt vuurwapen lijkt, dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Dit betekent dat het voorhanden hebben daarvan strafbaar is. Het betoog van de verdediging maakt dat niet anders.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 3 september 2021 te Rotterdam aan de openbare weg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Apple iPhone X) en/of een geldbedrag van ongeveer 50 euro, dat geheel aan die [naam slachtoffer 1] toebehoorde, door (tegen) die [naam slachtoffer 1]
- aan te lopen en
- een hoek in te dwingen en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en
- tegen het gezicht te slaan en
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "geef alles wat je hebt" en"je gaat
meewerken of anders schiet ik je dood" en "wat heb je?";
2.
(primair)
hij op 23 augustus 2021 te Rotterdam een composietverwarmer (merk/type Bryant Dental), die aan [naam tandartspraktijk] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen composietverwarmer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
(primair)
hij in de periode van 24 juli 2021 tot en met 3 september 2021 te Rotterdam opzettelijk
- ( tandarts) (mond)spiegels en
- ( tandarts) tandsteenverwijderingshaken en
- ( tandarts) (steriele) haken en
- pocketsonden en
- een tandarts wortelkanaallengtemeter, die toebehorende aan een ander dan aan verdachte, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op 3 september 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk het dienstwapen van de politie te weten een Walther P99, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing;
2. primair
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3. primair
verduistering;
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Met dit nare gedrag heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het welzijn en de eigendommen van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat een dergelijk feit een grote impact op slachtoffers kan hebben en dat slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak bij een tandartsenpraktijk, waarbij hij een composietverwarmer heeft gestolen. Hierdoor is niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook ongemak en hinder bij de betrokkene.
Ook heeft hij zich nog schuldig gemaakt aan de verduistering van tandartsinstrumenten en het bezit van een wapen dat voor afdreiging geschikt is. Dit alles wordt de verdachte flink aangerekend.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2021 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zoals diefstallen, heling en bedreiging.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke worden opgelegd. Verder is rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de straf die hem op 29 september 2021 is opgelegd.
Anders dan de officier van justitie wordt geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Deze zijn namelijk geadviseerd in een eerdere zaak, waarin op 29 september 2021 vonnis is gewezen. Toen is reden gezien die voorwaarden niet op te leggen en daarover wordt in deze zaak niet anders gedacht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] namens [naam tandartspraktijk] ter zake van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.077,62 aan materiële schade.
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering voldoende is onderbouwd, zal deze gedeeltelijk worden toegewezen. Het betreft de (reparatie)kosten met betrekking tot de inbraak van 23 augustus 2021 van in totaal € 405, 67.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd verband houdt met de onder feit 2 primair en feit 3 primair bewezen verklaarde feiten. De overige reparatiekosten houden geen verband met de tenlastegelegde feiten. Datzelfde geldt voor de gevorderde kosten van diverse hoekstukken. Deze komen in de tenlastelegging niet terug en de verdachte wordt daar in deze procedure dus geen verwijt van gemaakt. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de vonnissen van 8 juni 2018 (10/690061-18) en 18 december 2019 (10/266684-19).

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63, 311, 317, 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam tandartspraktijk] , te betalen een bedrag van
€ 405,67 (zegge: vierhonderdvijf euro en zevenenzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam tandartspraktijk] te betalen
€ 405,67(hoofdsom,
zegge: vierhonderdvijf euro en zevenenzestig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 405,67 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen tot tenuitvoerlegging
met parketnummers 10/266684-19 en 10/690061-18.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.M Stolk en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 september 2021 te Rotterdam op/aan het Berlagepad en/of de
Kromhoutstraat, in elk geval op/aan de openbare weg met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Apple iPhone X) en/of een geldbedrag van ongeveer 50 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer 1] , door (tegen) die [naam slachtoffer 1]
- aan te lopen en/of
- een hoek in te dwingen en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en/of
- in/op/tegen het gezicht te slaan en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "geef alles wat je hebt" en/of "je gaat
meewerken of anders schiet ik je dood" en/of "wat heb je?" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Rotterdam een composietverwarmer (merk/type Bryant Dental), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam tandartspraktijk] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen composietverwarmer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Rotterdam, een composietverwarmer (merk/type Bryant Dental), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2021 tot en met 3 september 2021 te
Rotterdam opzettelijk
- een of meer (tandarts) (mond)spiegels en/of
- een of meer (tandarts) tandsteenverwijderingshaken en/of
- een of meer (tandarts) (steriele) haken en/of
- een of meer pocketsonden en/of
- een tandarts wortelkanaallengtemeter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2021 tot en met 3 september 2021 te
Rotterdam,
- een of meer (tandarts) (mond)spiegels en/of
- een of meer (tandarts) tandsteenverwijderingshaken en/of
- een of meer (tandarts) (steriele) haken en/of
- een of meer pocketsonden en/of
- een tandarts wortelkanaallengtemeter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 3 september 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk het dienstwapen van de politie te weten een Walther P99, voorhanden heeft gehad;