4.27.In dit verband acht de rechtbank de verklaring van lasser [persoon C] - die op 8 juli 2019 door Biesboer is gehoord - van belang. [persoon C] heeft onder meer het volgende verklaard:
“U vraagt mij sinds wanneer ik werkzaam ben voor Offshore Scheepswerf Ruitenberg, in welke
hoedanigheid (loondienst, uitzendkracht) en in wat voor functie.
Ik werk via een uitzendbureau, meer dan een jaar. Ik werk als metaalwerker.
De heer [persoon D] merkt op dat hij de informatie heeft gekregen dat geïnterviewde is gestart op 22 mei 2018, via Billink People. (…)
U vraagt mij of er algemene procedures gelden of veiligheidsvoorschriften voor het uitvoeren van
werkzaamheden, in het bijzonder brandgevaarlijke zoals lassen, slijpen en snijden.
Ja, je mag niet lassen zonder een masker. Je mag niet zonder veiligheid schoenen werken. Je moet
beschermende kleding dragen. Handschoenen.
U vraagt mij of het nog per project kan verschillen omdat er dan wisselende risico's zijn.
Nee.
U vraagt mij of er normaal gesproken een brandwacht aangesteld wordt bij het uitvoeren van
brandgevaarlijke werkzaamheden.
Nee.
U vraagt mij of er blusmiddelen binnen handbereik zijn.
Ja. Op het schip en daarbuiten.
U vraagt mij of ik de vrijheid heb om zelfstandig werkzaamheden uit te voeren of wordt daartoe
normaal gesproken opdracht gegeven.
De voorman vertelt ons aan het begin van een project wat we moeten doen en vertelt waar we op
moeten letten. Dat gebeurt op het begin. Ik kreeg instructies iedere keer als ik een nieuw project begin. Dit wordt door de voorman uitgelegd in het Engels. Ik spreek niet vloeiend Engels maar ik versta het voldoende om te weten wat ik moet doen en anders vraag ik het aan Roemeense collega 's die wel beter Engels spreken.
U vraagt of je iedere dag weer opnieuw instructies krijgt.
Ik kreeg dan geen instructies, ik wist wat ik moest doen en kon dat zelfstandig uitvoeren. (…)
U vraagt mij op welke plek ik ben begonnen met werken en wat voor werkzaamheden dit waren. U toont mij Foto [naam bestand 1] van de voorwand van de woning (buitenzijde), waar laswerkzaamheden zijn uitgevoerd en vraagt mij of mij dit bekend voorkomt. Ja dat klopt aan de voorzijde van de wand van de woning was ik aan het werken.
U vraagt mij of er overleg is geweest alvorens ik met mijn werkzaamheden begon. Ik heb geen instructies gekregen. Het was een vervolg van werkzaamheden van de vorige dag. (…)
U vraagt mij welke personen ervan waren op de hoogte dat ik laswerkzaamheden ging verrichten.
De voorman. [persoon B] .
U vraagt mij of er voorafgaand een werkoverleg is geweest.
Nee.
Komt [persoon B] regelmatig kijken?
Ja. Ik weet niet of [persoon B] in dienst is van de werf. (…)
U vraagt of [persoon B] voor de brand nog is wezen kijken?
Nee. [persoon B] was niet aanwezig die ochtend
U vraagt mij of alle veiligheidsvoorschriften zijn nageleefd.
Handschoenen, laskap, beschermende kleding. Een overal. (…)
U vraagt mij of er een brandwacht was aangesteld tijdens mijn werkzaamheden.
Nee. (…)
U vraagt mij of ik ermee bekend was dat zich daarachter een schacht bevond welke in de
machinekamer uitkomt.
Ja dat was mij bekend.
U toont mij foto [naam bestand 2] waarbij het zicht is in de schacht. U vertelt mij dat uit het technische
onderzoek blijkt dat er bij het bovenste gedeelte van de plaat op de schacht aan de achterkant
backingstrips zijn gebruikt om het dicht te kunnen lassen en vraagt mij of ik daar iets vanaf weet.
Ja die zijn door mij aangebracht. Ik heb ze aangebracht omdat de plaat toen nog niet was bevestigd. Dus door het gat heen heb ik ze bevestigd. Ik was niet vanuit onderin de schacht in gegaan. De
backingstrips zijn met lassen vastgemaakt.
U vertelt mij dat uit het technische onderzoek blijkt dat er bij het onderste gedeelte geen backingstrips zijn gebruikt en of ik kan uitleggen waarom niet en of dit een bewust keuze was.
Ja. Bij de bovenste plaat was de naad tussen de plaat en waar ik moest lassen veel te groot dus ik kon
niet meteen lassen. Bij de onderste plaat was deze naad kleiner dus kon ik dat zonder backingstrips doen.
U vraagt mij of wij verplicht zijn om backingstrips te gebruiken bij dergelijke laswerkzaamheden.
Dat heb ik naar eigen inzicht gedaan.
U vraagt mij of ik deze schacht en de onderliggende machinekamer voor aanvang van mijn
werkzaamheden heb geïnspecteerd en of ik daar bijzonderheden heb gezien.
Ja dat heb ik gedaan. Ik heb geen bijzonderheden gezien daar.
U vraagt mij of ik erbij stil heb gestaan dat het lasspatten naar beneden konden vallen.
Ja.
U toont mij foto [naam bestand 3] . U zegt mij dat daar een lasdeken is aangetroffen en vraagt mij waarom ik dat daar heb neergelegd.
Het lasdeken zat eerst in de schacht. Voordat ik met de tweede plaat begon, heb ik het deken uit de
schacht gehaald. De schacht was volledig afgedekt toen de deken er in lag. Voordat ik de laatste plaat heb vast gelast heb ik de deze daar neergelegd omdat ik anders geen mogelijkheid meer heb om het lasdeken eruit te halen. (…)
U vraagt mij wat ik heb gedaan toen u merkte dat er rook/brand was.
Ik heb dit gebied verlaten en ben naar de machinekamer gegaan maar er was veel te veel rook. Ik heb geprobeerd naar binnen te gaan maar is niet gelukt. Ik heb toen anderen gewaarschuwd maar er was niets meer te doen. Ik heb alles op de trap gezien maar ben niet naar beneden gegaan. Ik weet niet of er iemand anders naar beneden is gegaan. Ik heb geen bluspoging gedaan. Ik heb vanaf de buitenkant van de pompput ook geen bluspoging ondernomen. (…)”.
Uit deze verklaring van [persoon C] rijst het beeld dat er geen adequaat veiligheidsbeleid werd gevoerd bij Ruijtenberg bij de uitvoering van brandgevaarlijke werkzaamheden. [persoon C] heeft in dit verband niet alleen verklaard dat er tijdens de door hem uitgevoerde laswerkzaamheden geen brandwacht was aangesteld, maar ook dat er op de werf normaal gesproken geen brandwacht werd gelopen bij brandgevaarlijke werkzaamheden.
Dat het brandveiligheidsbeleid van Ruijtenberg niet gestructureerd en consistent is, volgt niet alleen uit de verklaring van [persoon C] , maar kan ook deels worden afgeleid uit de verklaring van [persoon E] die aangeeft dat naar zijn mening laswerkzaamheden pas brandgevaarlijk zijn indien zich in de omgeving brandbare goederen bevinden en aangeeft dat per geval - en dus niet structureel - door [persoon B] bekeken wordt of brandwacht nodig is.
Ook [persoon A] - die desgevraagd de brandwachten aanlevert - heeft verklaard dat het voor kan komen dat de brandwacht niet direct ter plaatse kan zijn, zoals ingeval ‘men nog aan het eten is’. Dit getuigt niet van een adequaat brandpreventiebeleid. Van een werf mag immers worden verwacht dat niet eerder met brandgevaarlijke werkzaamheden wordt aangevangen dan nadat hiervoor adequate brandveiligheidsmaatregelen, waaronder het stellen van brandwacht, zijn getroffen.