ECLI:NL:RBROT:2022:4959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/10/629113 / HA ZA 21-997
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake schuldoverneming en cessie ter incasso tussen HSL Logistik B.V. en Total Care Wagon Management B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen HSL Logistik B.V. (hierna: HSL) en Total Care Wagon Management B.V. (hierna: TCWM). HSL, vertegenwoordigd door curator [naam 1], had TCWM in rechte betrokken na een verstekvonnis van 13 oktober 2021, waarin TCWM was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 18.953,08. HSL vorderde in conventie betaling van openstaande facturen, terwijl TCWM in reconventie haar eigen vorderingen op HSL wilde laten erkennen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat HSL in surséance van betaling was gegaan en later failliet was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de schuldovername door TCWM niet rechtsgeldig was, omdat HSL geen toestemming had gegeven voor de overname van de schulden na de surséance. Bovendien was de cessie van vorderingen door Spoorijzer aan TCWM niet rechtsgeldig, omdat deze na de faillietverklaring van HSL had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp ook het verweer van TCWM dat er een rekening-courantverhouding bestond tussen de partijen, omdat dit onvoldoende was onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verstekvonnis vernietigd en HSL in het gelijk gesteld, waarbij TCWM werd veroordeeld tot betaling van € 18.936,50, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vorderingen van TCWM in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden aan TCWM opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/629113 / HA ZA 21-997
Vonnis in verzet van 22 juni 2022
in de zaak van
[naam 1]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HSL Logistik B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. Joosten te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOTAL CARE WAGON MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. J.Ph. Nikkels van der Veen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna HSL en TCWM worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het openbaar exploot dagvaarding van 6 september 2021, met 11 producties,
  • het verstekvonnis met zaaknummer / rolnummer 625329 / HA ZA 21-818 van 13 oktober 2021,
  • de verzetdagvaarding van 10 november 2021 (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie), met 2 producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de akte tot wijziging c.q. vermeerdering van eis en overlegging stukken zowel in conventie als in reconventie van 17 januari 2022 aan de zijde van TCWM,
  • de akte wijziging van eis van 31 januari 2022 aan de zijde van HSL,
  • de akte tot precisering c.q. wijziging c.q. vermeerdering van eis en overlegging stukken zowel in conventie als in reconventie van 31 januari 2022 aan de zijde van TCWM,
- de mondelinge behandeling van 1 februari 2022; van deze zitting is geen
proces-verbaal opgemaakt,
  • de pleitnota tevens houdende akte tot precisering c.q. wijziging c.q. vermeerdering van eis zowel in conventie als in reconventie aan de zijde van TCWM,
  • de akte na comparitie aan de zijde van HSL,
  • de brief van 29 maart 2022 aan de zijde van TCWM, met het verzoek aan de rechtbank om de gelegenheid te krijgen om op de akte na comparitie te reageren en om aanvullende stukken in het geding te brengen,
  • het bericht van de rechtbank waarbij het verzoek van TCWM is afgewezen.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
HSL hield zich onder meer bezig met het verzorgen van goederenvervoer over het spoor. Ormeling beheer B.V. en HSL Logistik GmbH zijn de bestuurders van HSL.
Bij besluit van 11 april 2017 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport het aan de spooronderneming van HSL verleende veiligheidscertificaat ingetrokken, waarmee de bedrijfsactiviteiten stil kwamen te liggen.
Op 3 juli 2017 is HSL in surséance van betaling gegaan, met benoeming van [naam 2] (hierna: [naam 2]) tot bewindvoerder.
Op 19 oktober 2017 is de surséance van betaling van HSL omgezet in een faillissement, met benoeming van [naam 2] tot curator. [naam 2] werd later door [naam 1] als curator van HSL opgevolgd.
2.2.
TCWM houdt zich onder meer bezig met het vervaardigen van rollend spoor- en tramwegmaterieel.
2.3.
Spoorijzer Materieel, Management & Onderhoud B.V., thans genaamd “Werkplaats Roosendaal B.V.” (hierna: Spoorijzer), houdt zich bezig met het uitvoeren van diverse diensten en werkzaamheden op het gebied van railgebonden voertuigen.
2.4.
De Boomgroep B.V. (hierna: De Boomgroep) is de enig aandeelhouder en bestuurder van TCWM en van Spoorijzer. Het bedrijf Trainservices (hierna: TS) maakt ook deel uit van de Boomgroep. [naam 3] (hierna: [naam 3]) is de enig aandeelhouder en bestuurder van De Boomgroep.
2.5.
In februari en maart 2017 heeft HSL in opdracht en voor rekening van TCWM werkzaamheden verricht, waarvoor zij de volgende drie facturen aan TCWM heeft verzonden (bedragen inclusief btw):
  • factuur 2017049, met factuurdatum 23 februari 2017, voor een bedrag van € 10.285,00,
  • factuur 2017066, met factuurdatum 7 maart 2017, voor een bedrag van € 3.630,00,
  • factuur 2017071, met factuurdatum 17 maart 2017, voor een bedrag van € 5.021,50.
Op deze facturen staat een betalingstermijn van 14 dagen na factuurdatum vermeld.
2.6.
Spoorijzer heeft aan HSL (in ieder geval) de volgende factuur verzonden:
- factuur 17140237, met factuurdatum 20 april 2017, voor een bedrag van € 2.217,02 incl. btw.
2.7.
Op 4 juli 2017 stuurt de financieel manager van De Boomgroep ([naam 4]) aan de bewindvoerder [naam 2], voor zover relevant, de volgende e-mail.
“ Ik heb begrepen dat u bewindvoerder bent voor HSL Logistik B.V. Bij deze wil ik de volgende vordering bij u aanmelden:
Spoorijzer Materieel, Management & Onderhoud B.V. met een vordering van EUR 20.738,62. Dit betreft openstaande facturen voor spoorhuur en opslag van locomotieven. De betreffende vordering loopt op, omdat het materieel nog op de locatie staat.
Hiernaast heeft HSL Logistik B.V. een tegenvordering van EUR 18.936,50. Dit betreffen openstaande facturen inzake transporten. Deze facturen zijn oorspronkelijk verzonden richting Total Care Wagon Management B.V. en gecedeerd aan Spoorijzer Materieel, Management & Onderhoud B.V.
Graag worden wij op de hoogte gehouden over de verdere ontwikkelingen van HSL Logistik B.V.”
2.8.
Op 1 augustus 2017 stuurt de financieel manager van De Boomgroep ([naam 4]) per e-mail aan [naam 5] (een kantoorgenoot van de bewindvoerder [naam 2]) een document getiteld “
Koopovereenkomst tevens akte van cessie”. Het document is ondertekend namens Spoorijzer door [naam 3], en ook namens TCWM door [naam 3], In dit document is, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“(…) Partijen (dat zijn Spoorijzer en TCWM, toev. Rb) nemen het volgende in aanmerking
a. HSL Logistik B.V. (hierna aangeduid als “HSL”) heeft diverse diensten verleend aan, en werkzaamheden verricht voor Total Care, op grond waarvan HSL vorderingen heeft op Total Care.
b. Spoorijzer heeft diverse diensten verleend aan, en werkzaamheden verricht voor HSL; op grond waarvan Spoorijzer vorderingen heeft op HSL.
c. Total Care laat vorderingen van HSL onbetaald.
d. HSL laat de openstaande vorderingen aan Spoorijzer onbetaald.
e. Total Care wenst de schulden aan HSL over te dragen aan Spoorijzer.
f. Spoorijzer wenst die betreffende overdracht van de schuld te aanvaarden.
g. Spoorijzer zal die schuld, na overdracht daarvan aan haar, verrekenen met haar vordering op HSL.
(…)
Aldus overeengekomen op 24 april 2017 (…)”
2.9.
Op 3 augustus 2017 stuurt HSL ([naam 6]) aan [naam 7] (een kantoorgenoot van de bewindvoerder [naam 2]), voor zover relevant, de volgende
e-mail.
“(…) In het kort komt het erop neer dat HSL meer te vorderen heeft dan de bedrijven die onder de Boom Groep vallen (Lees: Trainservices, Total Care Wagon Management, Spoorijzer).
Er is nooit sprake geweest van toestemming voor overname van schulden. Dit zou ook een beetje vreemd zijn daar wij meer ontvangen dan moeten betalen.(…)”
2.10.
Op 14 augustus 2017 stuurt de financieel manager van De Boomgroep ([naam 4]) aan [naam 5] (een kantoorgenoot van bewindvoerder [naam 2]) de volgende e-mail.
“(…) Artikel 6:155 BW van het burgerlijk wetboek is ons bekend en er is mondeling toestemming gegeven voor de schuldoverneming.
Het proces is als volgt gegaan. Vooraf is met diverse e-mails gecorrespondeerd over de openstaande (achterstallige) posten en mogelijke verrekeningen. Bijvoorbeeld de e-mail van 21 april van [naam 6] aan Eric [naam 3], welke reeds in jullie bezit is. Hierna is er telefonisch contact geweest tussen [naam 6] en Eric [naam 3], waarbij de toestemming is verkregen.(…)”
2.11.
HSL heeft bij dagvaarding van 6 september 2021 TCWM in rechte betrokken. In het daarop gewezen verstekvonnis van 13 oktober 2021 (hierna: het verstekvonnis) tussen HSL als eiseres en TCWM als gedaagde heeft deze rechtbank, overeenkomstig de eis van de HSL:
TCWM veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HSL te betalen het bedrag van € 18.953,08, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 10.285,00 vanaf 10 maart 2017, € 3.630,00 vanaf 22 maart 2017 en € 5.021,50 vanaf 1 april 2017 tot de dag van algehele voldoening,
TCWM veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 964,63, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
TCWM veroordeeld in de proceskosten,
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.12.
Op 17 december 2021 is namens HSL ten laste van TCWM executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekening van TCWM bij de ING Bank B.V. Het beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 3.458,65.
2.13.
Op 17 januari 2022 heeft de advocaat van TCWM, voor zover van belang, aan HSL de volgende e-mail gestuurd.
“(…) Namens cliënte Total Care Wagon Management, u wel bekend, zend ik u hierbij een akte van lastgeving, cessie en verrekening welke tevens als productie 4 in het geding zal worden gebracht. Naar de inhoud zij kortheidshalve verwezen (…).
De e-mail heeft voorts te gelden als de (vormvrije) mededeling van de cessie aan (de curator van) HSL Logistik B.V. (…)”
2.14.
In de bij de e-mail van 17 januari 2022 bijgesloten “Koopovereenkomst tevens akte van lastgeving, cessie en verrekening” is het volgende vermeld.
“(…) De ondergetekenden bij deze ‘Koopovereenkomst tevens akte van lastgeving en van cessie’ (hierna: “Akte”) zijn de volgende rechtspersonen:
1. (…) Spoorijzer Materieel, Management en Onderhoud B.V. (…), in dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder De Boomgroep B.V., op haar beurt rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder, [naam 3],
en
2. (…) (…) Total Care Wagon Management B.V. (…), in dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder De Boomgroep B.V., op haar beurt rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder, [naam 3],
Partijen sub 1 en 2 worden hierna tezamen ook wel aangeduid als: “Partijen”.(…)
Partijen verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1 – Koop en verkoop Vorderingen
1.1
Spoorijzer heeft huidige en toekomstige vorderingen en claims op HSL zoals deze in de ‘beginbalans’ hieronder zijn gespecificeerd, te weten vorderingen in verband met verzonden facturen voor o.a. geleverde diensten, inclusief de daarbij behorende vorderingen van renten en kosten (deze huidige en toekomstige vorderingen inclusief de daarbij behorende vorderingen van renten en kosten hierna alles tezamen aangeduid als: de “
Vorderingen”)
Nr. Beginbalans per. Datum Bkst.nr. Onze ref Uw ref. (…) bedrag
1 8-3-2017 17140135 17140135 Spoorhuur 6s V100 € 18.150,00
2 20-4-2017 17140236 17140236 opslag € 2.217,02
4 31-5-2017 17140308 17140308 opslag € 1.185,80
5 15-6-2017 17140329 17140329 opslag € 1.185,80
6 14-7-2017 17140392 17140392 opslag € 1.185,80
7 7-9-2017 17140461 17140461 opslag € 1.185,80
8 13-9-2017 17140484 17140484 Spoorhuur 6s V100 € 1.185,80
9 2-10-2017 17140517 17140517 Spoorhuur 6s V100 € 847,00
Totaal eindsaldo € 27.143,02
1.2
Spoorijzer verkoopt hierbij de Vorderingen aan TCWM, terwijl TCWM de Vorderingen koopt voor een bedrag gelijk aan de uit de ‘beginbalans’ blijkende (nominale (hoofd))som van de Vorderingen. Die koopsom is opeisbaar bij ondertekening van de Akte (of zoveel eerder als Partijen mogen overeenkomen).
(…)
Aldus overeengekomen op 17 januari 2022, in tweevoud opgesteld en namens Partijen per bladzijde geparafeerd en ondertekend te Rotterdam. (…)”

3..Het geschil

3.1.
TCWM heeft haar uiteindelijke conclusies in conventie (in verzet) en haar uiteindelijke vorderingen in reconventie, na meerdere eiswijzigingen, op de laatste vijf pagina’s van haar pleitnota opgenomen. Een kopie van deze vijf pagina’s zal achter het vonnis worden aangehecht, nu het niet mogelijk is om deze vorderingen kort samen te vatten.
3.2.
HSL vordert
in conventiena eiswijzing, kort weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. TCWM te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.953,08, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke handelsrente:
  • over het bedrag € 10.285,00 vanaf 10 maart 2017, althans vanaf 25 maart 2017, althans vanaf 26 maart 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding,
  • over het bedrag € 3.630,00 vanaf 22 maart 2017, althans vanaf 5 april 2017, althans vanaf 6 maart 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding,
  • over het bedrag € 5.021,50 vanaf 1 april 2017, althans vanaf 18 april 2017, althans vanaf 26 april 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding,
tot en met de dag van algehele voldoening van voornoemde bedragen,
te verminderen met de bedragen die door executoriale beslagen worden getroffen te vermeerderen met de daarmee gemoeide beslagkosten, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag,
N.B. De rechtbank tekent hierbij aan dat HSL zich kennelijk heeft verrekend bij de optelsom van de drie facturen, nu de drie facturen (weergegeven onder 2.5) optellen tot € 18.936,50 en niet tot € 18.953,08.
II. TCWM te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 964,63 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening,
III. TCWM te veroordelen in de kosten van de procedure, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het vonnis, indien en voor zover TCWM deze kosten niet voordien heeft voldaan,
IV. TCWM te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover TCWM dit niet binnen twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van het vonnis heeft voldaan,
In reconventieconcludeert HSL als volgt:
V. TCWM in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans haar vorderingen als zijnde ongegrond en onbewezen af te wijzen,
VI. TCWM te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het vonnis, indien en voor zover TCWM deze kosten niet voordien heeft voldaan,
VII. TCWM te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover TCWM dit niet binnen twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van het vonnis heeft voldaan.

4..De beoordeling

Algemeen

Eiswijzigingen
4.1.
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser (in conventie en in reconventie) bevoegd zijn eis te wijzigen zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen. De eiswijzigingen van HSL en TCWM zijn dan ook tijdig gedaan. Beide partijen hebben de gelegenheid gehad om op de eiswijzigingen te reageren. De rechtbank acht de eiswijzigingen van HSL en TCWM derhalve niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal dan ook recht doen op de gewijzigde vorderingen.
Artikel 21 Rv
4.2.
Partijen zijn op grond van artikel 21 Rv verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.3.
De rechtbank constateert dat TCWM in de verzetdagvaarding geen melding heeft gemaakt van het bestaan van een rekening-courantverhouding tussen De Boomgroep enerzijds en HSL anderzijds. Dit verweer, dat sprake is van een rekening-courantverhouding tussen De Boomgroep enerzijds en HSL anderzijds, heeft TCWM voor het eerst op de mondelinge behandeling in haar 32 pagina’s tellende pleitnota aangevoerd nadat zij eerder al twee andere (tegenstrijdige) verweren had aangevoerd. Deze proceshouding van TCWM staat op zijn minst op gespannen voet met artikel 21 Rv en TCWM heeft HSL hiermee benadeeld in haar procesvoering.
In conventie
4.4.
HSL legt aan haar vordering ten grondslag dat TCWM gehouden is tot nakoming van de op haar rustende verbintenissen tot betaling van de drie facturen onder 2.5.
4.5.
TCWM voert als verweer dat de vordering van HSL uit hoofde van de drie facturen is tenietgegaan door verrekening. TCWM heeft uiteindelijk drie verschillende gronden aangevoerd die, volgens TCWM, ertoe hebben geleid dat de vordering van HSL vanwege verrekening is tenietgegaan. De rechtbank zal deze aangevoerde gronden in de volgorde zoals deze in de stukken aan bod zijn gekomen, beoordelen.
Schuldoverneming
4.6.
Uit de door HSL overgelegde e-mails van 4 juli 2017 (zie 2.7) en 1 augustus 2017 (zie 2.8) blijkt dat TCWM aanvankelijk het standpunt heeft ingenomen dat zij haar schuld aan HSL ter hoogte van € 18.936,50 heeft overgedragen aan Spoorijzer en dat Spoorijzer haar (beweerde) vordering op HSL ter hoogte van € 20.738,62 met deze van TCWM overgenomen schuld heeft verrekend.
4.7.
Ingevolge artikel 6:155 BW heeft de schuldoverneming pas werking jegens de schuldeiser, indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven. De toestemming van de schuldeiser heeft geen terugwerkende kracht. TCWM schrijft in haar e-mail van 14 augustus 2017 (zie 2.10) dat na een e-mail van 21 april 2017 van [naam 6] (van HSL) aan [naam 3], er telefonisch contact is geweest tussen [naam 6] en [naam 3], waarbij de toestemming is verkregen. Hieruit volgt echter niet wanneer [naam 6] die toestemming zou hebben gegeven. Op grond van artikel 235 lid 2 Faillissementswet (hierna: Fw) kunnen na de aanvang van de surseance overgenomen vorderingen of schulden niet worden verrekend. Op 3 juli 2017 is HSL in surseance van betaling gegaan. Indien de toestemming door HSL – en daarmee de schuldoverdracht – dus na 3 juli 2017 is gegeven dan kan de overgenomen schuld, op grond van artikel 235 lid 2 Fw, niet worden verrekend.
Bovendien heeft [naam 6] namens HSL weersproken dat HSL toestemming heeft gegeven voor de schuldoverneming, zoals blijkt uit zijn e-mail van 3 augustus 2017 aan de bewindvoerder [naam 2] (zie 2.9), waaruit voorts blijkt dat HSL destijds niet bekend was met een vordering van Spoorijzer op HSL van een vergelijkbare grootte als de vordering van HSL op TCWM.
4.8.
TCWM is op de discrepanties die uit het vorenstaande blijken in deze procedure niet (meer) inhoudelijk ingegaan. Voor zover TCWM een beroep heeft bedoeld te doen op verrekening vanwege schuldovername van de schulden van TCWM door Spoorijzer, heeft daarom TCWM niet aan haar stelplicht voldaan, en wordt dit verweer verworpen.
Cessie ter incasso
4.9.
TCWM voert in haar verzetdagvaarding het volgende aan. Spoorijzer heeft een vordering op HSL ter hoogte van € 27.143,02 in hoofdsom en zij heeft deze vordering bij wijze van cessie ter incasso overgedragen aan TCWM. TCWM heeft deze vordering op HSL vervolgens verrekend met haar schuld aan HSL uit hoofde van de drie facturen (2.5). Deze verrekening heeft op grond van de wet terugwerkende kracht waardoor de vorderingen over en weer tot een beloop van € 18.953,08 teniet zijn gegaan en waardoor TCWM ook geen wettelijke rente over de vordering van HSL verschuldigd is.
4.10.
Ingevolge artikel 3:94 lid 1 BW dient een rechtsgeldige cessie aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur.
4.11.
Volgens de “Koopovereenkomst tevens akte van lastgeving, cessie en verrekening” is deze op 17 januari 2022 opgesteld. Diezelfde dag is hij per e-mail aan HSL gestuurd. (Zie 2.14). De levering van de vordering – en dus de overdracht – heeft hierdoor krachtens artikel 3:94 lid 1 BW (pas) op 17 januari 2022 plaatsgevonden. Dit is na de faillietverklaring van HSL op 19 oktober 2017.
Echter, deze na de faillietverklaring van HSL door TCWM van Spoorijzer overgenomen vorderingen kunnen op grond van artikel 54 lid 2 Fw niet worden verrekend. Het beroep van TCWM op verrekening vanwege de cessie ter incasso wordt daarom verworpen.
Rekening-courant
4.12.
TCWM voert tot slot, voor het eerst in haar pleitnota, het argument aan dat partijen waren overeengekomen dat de facturen van HSL, weergegeven onder 2.5, zouden worden verrekend binnen de rekening-courantverhouding die (al) bestond tussen de bedrijven die onder de Boomgroep vallen enerzijds en HSL anderzijds. Ter onderbouwing van dit verweer heeft TCWM in diezelfde pleitnota een aantal e-mails verwerkt waaruit zou moeten blijken dat het vaste handelspraktijk was, dat de Boomgroep en HSL over en weer openstaande posten doorlopend verrekenden.
4.13.
Voor een rekening-courant verhouding is in artikel 6:140 BW onder meer vastgelegd dat via de toepasselijke rekening
van rechtswege wordt verrekend, dat op ieder tijdstip alleen het saldo is verschuldigd, dat de partij die de rekening bijhoudt jaarlijks het saldo aan de wederpartij meedeelt met opgave van de niet eerder medegedeelde posten waaruit het is samengesteld en dat indien de wederpartij niet binnen redelijke tijd tegen dat saldo protesteert, dit geldt als tussen partijen vastgesteld.
4.14.
Uit de door TCWM in haar pleitnota verwerkte e-mails volgt niet dat er een overeenkomst tussen HSL enerzijds en de bedrijven binnen De Boomgroep anderzijds bestaat dat
van rechtswege doorlopendwordt verrekend. Zo schrijft in één van de bedoelde e-mails (van 24 april 2017) de financieel manager van De Boomgroep ([naam 4]) aan [naam 3], voor zover relevant, het volgende bericht:
TS aan HSL
Facturen akkoord.
Spoorijzer aan HSL
(…)
Kortom, wij hebben de volgende getallen:
Saldo TS: EUR 1.185,35 te betalen
Saldo Spoorijzer EUR 15.000 te ontvangen
Saldo TCWM EUR 15.650 te betalen
Bedragen zijn excl. BTW.
In feite kunnen we Spoorijzer en TCWM verrekenen.”
Dat de financieel manager van De Boomgroep ([naam 4]) in deze e-mail aan [naam 3] schrijft dat
kanworden verrekend, en dat zijn voorstel niet een allesomvattende verrekening inhoudt, weerspreekt het bestaan van een rekening-courantverhouding waarin van rechtswege doorlopend wordt verrekend tussen De Boomgroep en HSL en waarbij één saldo wordt bijgehouden.
Voorts strookt het bestaan van een overeenkomst tot een rekening-courantverhouding niet met de door TCWM na 24 april 2017 verzonden e-mails (zie 2.7, 2.8, 2.10, 2.14), waarin TCWM eerst stelt dat de schuld van TCWM aan HSL is overgenomen door Spoorijzer, en daarna dat Spoorijzer haar vordering op HSL aan TCWM heeft gecedeerd. Het cederen van een vordering of het overnemen van een schuld zou bij het bestaan van een rekening-courantverhouding tussen De Boomgroep en HSL immers helemaal niet meer aan de orde zijn.
TCWM heeft ook geen enkele uitleg of verklaring gegeven waarom zij pas in haar pleitnota het standpunt inneemt dat het vaste handelspraktijk was dat openstaande posten over en weer werden verrekend binnen een rekening-courantverhouding.
Dit laatst ingenomen standpunt van TCWM, omtrent het bestaan van de rekening-courantverhouding, is gelet op het voorgaande onvoldoende onderbouwd en bovendien ongeloofwaardig. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Het beroep op verrekening binnen een tussen de Boomgroep en HSL overeengekomen rekening-courantverhouding wordt verworpen.
4.15.
De conclusie uit het voorgaande is dat het verstekvonnis van 13 oktober 2021 met zaaknummer / rolnummer 625329 / HA ZA 21-818 terecht is gewezen. Vanwege de rekenfout (zie bij de weergave van de vordering van HSL), vanwege het executoriale derdenbeslag dat op 17 december 2021 heeft plaatsgevonden (zie 2.12) en vanwege de kostenveroordeling die aanpassing behoeft, zal uit praktische overwegingen het verstekvonnis in zijn geheel worden vernietigd en zal de rechtbank opnieuw recht doen, zoals nader in het dictum vermeld.
In reconventie
4.16.
TCWM vordert in reconventie dat HSL wordt veroordeeld om € 27.143,02 in hoofdsom aan haar te betalen. Aan deze vordering legt TCWM de volgende facturen ten grondslag:
- factuur 17140135, met factuurdatum 8 maart 2017, voor een bedrag van € 18.150,00,
- factuur 17140237, met factuurdatum 20 april 2017, voor een bedrag van € 2.217,02,
- factuur 17140308, met factuurdatum 31 mei 2017, voor een bedrag van € 1.185,80,
- factuur 17140329, met factuurdatum 16 juni 2017, voor een bedrag van € 1.185,80,
- factuur 17140392, met factuurdatum 14 juli 2017, voor een bedrag van € 1.185,80,
- factuur 17140461, met factuurdatum 1 september 2017, voor een bedrag van € 1.185,80,
- factuur 17140484, met factuurdatum 13 september 2017, voor een bedrag van € 1.185,80,
- factuur 17140517, met factuurdatum 2 oktober 2017, voor een bedrag van € 847,00.
4.17.
Het bestaan en de hoogte van deze vorderingen is door HSL voor het eerst – en dus te laat – betwist tijdens de mondelinge behandeling. Dit leidt op zichzelf echter niet noodzakelijk tot toewijzing van de vordering. Artikel 26 Fw in verbinding met artikel 110 Fw staat namelijk aan toewijzing van de vordering in de weg. In dit verband wordt het volgende overwogen.
4.18.
HSL is op 19 oktober 2017 failliet verklaard. Voornoemde facturen zijn dan ook voor de faillietverklaring ontstane verbintenissen. Ingevolge artikel 26 Fw kan een vordering die betrekking heeft op de betaling uit de boedel van een vóór de faillietverklaring ontstane verbintenis uitsluitend worden ingesteld op een van de in artikel 110 Fw genoemde wijzen. Gesteld noch gebleken is dat TCWM deze vordering op een in artikel 110 Fw bepaalde wijze heeft ingesteld. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.19.
Gelet op de conclusies onder 4.7, 4.14, 4.11 en 4.18 wordt de gevorderde verklaring voor recht – dat de vordering van HSL in conventie tot een beloop van
€ 18.936,50 door verrekening is tenietgegaan – en de vordering tot betaling van € 8.189,94 ook afgewezen.
Nevenvorderingen
4.20.
Nu de hoofdvorderingen van TCWM worden afgewezen, is er geen grond voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten of wettelijke (handels)rente. Ook deze vorderingen zullen dus worden afgewezen.
Slotsom
4.21.
TCWM zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie (in verzet) en in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van HSL worden begroot op:
- dagvaarding € 103,38
- salaris advocaat € 2.523,50 (3,5 punten × tarief € 721,00)
- griffierecht € 952,00
Totaal € 3.578,88

5..De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
vernietigt het verstekvonnis tussen partijen gewezen op 13 oktober 2021 met zaaknummer / rolnummer 625329 / HA ZA 21-818,
en opnieuw recht doende:
5.2.
veroordeelt TCWM om aan HSL een bedrag van € 18.936,50 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 10.285,00 vanaf 10 maart 2017, € 3.630,00 vanaf 22 maart 2017 en € 5.021,50 vanaf 1 april 2017 tot de dag van volledige betaling, te verminderen met de bedragen die door executoriale beslagen reeds zijn en nog worden getroffen, en te vermeerderen met de daarmee gemoeide beslagkosten,
5.3.
veroordeelt TCWM in de buitengerechtelijke kosten van € 964,63, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 vanaf de dag van de dagvaarding (6 september 2021) tot de dag van algehele voldoening,
In reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
In conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt TCWM in de proceskosten, aan de zijde van HSL tot op heden begroot op € 3.578,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt TCWM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat TCWM niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.
3360/638