ECLI:NL:RBROT:2022:4922
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik met stedenbouwkundig motief
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia en de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Vestia vorderde de beëindiging van de huurovereenkomst met de huurders, die sinds 1 juni 2000 een sociale huurwoning huren in het complex Patrimonium’s Hof in Rotterdam-Zuid. Vestia heeft de huurovereenkomst opgezegd op grond van dringend eigen gebruik, omdat er een ingrijpende renovatie van het complex noodzakelijk is. De huurders hebben niet ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst en betwisten de vordering van Vestia, stellende dat de renovatie niet voldoet aan de eisen voor dringend eigen gebruik.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst van rechtswege van kracht is gebleven na de opzegging en dat Vestia aannemelijk moet maken dat zij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De rechter heeft de vordering van Vestia beoordeeld aan de hand van de in de opzegging vermelde gronden, waarbij de renovatieplannen van Vestia zijn beoordeeld op hun stedenbouwkundige motieven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Vestia voldoende heeft aangetoond dat de renovatieplannen bijdragen aan de gemeentelijke woonvisie en dat de woning dringend nodig is voor eigen gebruik.
De kantonrechter heeft uiteindelijk bepaald dat de huurovereenkomst eindigt op 1 augustus 2022, waarbij de huurders de woning uiterlijk op die datum moeten ontruimen. De rechter heeft echter ook overwogen dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is, omdat er geen sprake is van een kennelijk kansloze zaak en de huurders niet voldoende zijn geïnformeerd over hun rechten. Dit vonnis is niet onherroepelijk, wat betekent dat de huurders in principe de mogelijkheid hebben om in hoger beroep te gaan.