In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een eiseres en een gedaagde met betrekking tot renovatiewerkzaamheden aan de woning van de eiseres. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Romeijn, vorderde een schadevergoeding van € 14.845,00 inclusief btw, alsook buitengerechtelijke kosten en kosten van deskundigenonderzoek, omdat de gedaagde, die onder de naam [naam bedrijf] opereert, volgens haar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk. De gedaagde betwistte echter dat er een overeenkomst met de eiseres tot stand was gekomen en stelde dat hij nooit werkzaamheden had uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat er een overeenkomst van aanneming van werk was gesloten met de gedaagde. De rechter concludeerde dat de eiseres haar vordering niet kon onderbouwen, aangezien de feiten en omstandigheden eerder leken te wijzen op een overeenkomst tussen de eiseres en een derde partij, [persoon A], die geen gemachtigde was van de gedaagde. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 50,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.