5.2.1.De verklaring van de verdachte
De verdachte zegt niet te hebben geweten dat de aangetroffen rugtas pakketten cocaïne bevatte en hij heeft ter terechtzitting onder meer verklaard - kort samengevat - :
- dat hij in Lille (Frankrijk) is benaderd om een tas te vervoeren van Rotterdam naar Breda;
- dat hij daarvoor € 700,00 zou ontvangen;
- dat hij van tevoren in Lille en ter plaatse in Rotterdam niet heeft gevraagd naar de inhoud van de (rug)tas;
- dat hij dacht dat de rugtas gestolen mobiele telefoons of gestolen juwelen zou bevatten.
5.2.3.Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aantoonbaar wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over de feitelijke gang van zaken in zijn verklaringen bij de rechter-commissaris, de politie en op de terechtzitting.
Zo heeft de verdachte bij de politie verklaard dat:
- hij dacht dat het om een eerlijke opdracht ging;
- hij na aankomst in Nederland heeft overnacht met een vriend in een woning in Breda;
- ‘ men’ hem in Breda een auto heeft gegeven om de rugtas mee te vervoeren;
- hij van ‘die mensen’ zijn mobiele telefoon en zijn bagage heeft moeten afgeven;
- hij de rugtas kreeg bij de Mac Donalds in Breda en dat hij toen een grijs/blauwe Renault Clio moest volgen met twee personen erin, naar het afleveradres en dat die Renault Clio
op de vlucht is geslagen toen de politie kwam.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat:
- hij dacht dat het om het vervoeren van gestolen mobiele telefoons of gestolen juwelen
ging;
- hij in zijn eentje heeft overnacht in Rotterdam;
- de auto waarin hij reed van zijn vrouw is;
- hij alleen contact met zijn vriend heeft gehad over de opdracht om de tas te vervoeren en
hij geen andere mensen heeft gezien;
- zijn mobiele telefoon in Frankrijk was gestolen, hij een mobiele telefoon van zijn vriend
kreeg, zijn bagage in de andere rugtas zat;
- een Renault Clio hem niets zegt, dat iemand anders het afleveradres had ingevoerd en dat
hij gebeld zou worden wanneer hij in Breda was.
De feiten en omstandigheden waarover de verdachte heeft verklaard zijn dermate vaag en onduidelijk dat deze niet kunnen worden geverifieerd. De lezing van de verdachte wordt bovendien niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De verklaringen van de verdachte kunnen derhalve niet dienen ter waarheidsvinding en de rechtbank schuift deze dan ook terzijde.
De rechtbank stelt aan de hand van de uiterlijke verschijningsvorm vast dat de verdachte in een auto met (valse) kentekenplaten, vanuit Frankrijk naar Rotterdam is gereden, dat hij vanuit Rotterdam in de auto over de A16 naar het zuiden in de richting van de grens is gereden terwijl op de passagiersstoel een rugtas stond met daarin naar later bleek ongeveer vijf kilogram cocaïne.
Mede gelet op de verklaring van de verdachte zoals hiervoor samengevat, is de rechtbank van oordeel dat uit vorenstaande feiten en omstandigheden blijkt - en zij heeft daartoe ook de overtuiging gekregen - dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij verdovende middelen zou uitvoeren en daarmee heeft hij met (minst genomen) voorwaardelijk opzet gehandeld bij het uitvoeren van de cocaïne.
De rechtbank verwerpt de verweren.