ECLI:NL:RBROT:2022:4901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
FT RK 22-164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid na overlijden van de bestuurder

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure betreffende DEURWAARDERSKANTOOR VAN DEN BERGH & PARTNERS B.V. De procedure is gestart op verzoek van ORANGETREE B.V., die een vordering op de verweerster heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de middellijk bestuurder van de verweerster op 2 april 2022 is overleden, en dat de erven van deze bestuurder hebben verzocht om aanhouding van de behandeling. De rechtbank heeft de behandeling meerdere keren aangehouden om de erven in de gelegenheid te stellen hun standpunten te verduidelijken en aanvullende stukken in te dienen.

Tijdens de zittingen is gebleken dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een opeisbare vordering van verzoekster op verweerster bestaat, die niet voldoende is betwist. Ook is er summierlijk gebleken van een steunvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot faillietverklaring toewijsbaar is, ondanks de argumenten van de belanghebbenden dat er onvoldoende belang zou zijn bij een faillissement, omdat de activiteiten van de verweerster reeds waren gestaakt.

De rechtbank heeft vervolgens DEURWAARDERSKANTOOR VAN DEN BERGH & PARTNERS B.V. in staat van faillissement verklaard en mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris. Mr. E. van Gruijthuijsen is aangesteld als curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 7 juni 2022
VONNIS op het op 21 april 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORANGETREE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
te dezer zake woonplaats kiezende te Rotterdam,
aan de Oostmaaslaan 59-71 (3063 AN),
verzoekster,
advocaat: mr. J.E. de la Croix,
verschenen.
strekkende tot faillietverklaring van:
DEURWAARDERSKANTOOR VAN DEN BERGH & PARTNERS B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
aan de Eendrachtsweg 36 (3012 LC),
tevens handelend onder de naam:
Sociaal Vangnet,
verweerster,
niet verschenen.

1.De procedure

Voorafgaand aan de behandeling in raadkamer op 10 mei 2022 heeft de rechtbank op 28 april 2022 en 9 mei 2022 aanvullende stukken ontvangen van de erven van de middellijk bestuurder van verweerster. Daaruit blijkt dat de bestuurder op 2 april 2022 is overleden en dat de erven verzoeken om aanhouding van de behandeling.
Ter zitting van 10 mei 2022 is in raadkamer gehoord:
  • mr. J.E. de la Croix, advocaat van verzoekster;
  • van de zijde van verweerster is niemand verschenen.
De behandeling is aangehouden tot 24 mei 2022, teneinde verzoekster in de gelegenheid te stellen de erven van de middellijk bestuurder van verweerder per brief op te roepen voor de voortzetting van de behandeling.
Voorafgaand aan de behandeling heeft mr. P.M. Boiten, advocaat van de erven, aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Ter zitting van 24 mei 2022 zijn in raadkamer gehoord:
  • mr. J.E. de la Croix, advocaat van verzoekster;
  • [naam] , bestuurder van verzoekster;
  • mr. P.M. Boiten, advocaat van de erven van de middellijk bestuurder van verweerster.
De behandeling is aangehouden tot 31 mei 2022, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen voorafgaand aan die behandeling onderling nadere standpunten uit te wisselen.
Voorafgaand aan de behandeling in raadkamer hebben mr. J.E. de la Croix en mr. P.M. Boiten bij e-mailberichten van 30 mei 2022 aan de rechtbank aanvullende stukken toegezonden.
Ter zitting van 31 mei 2022 is in raadkamer gehoord:
  • mr. J.E. de la Croix, advocaat van verzoekster;
  • van de zijde van verweerster is niemand verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De beoordeling

Voorafgaand stelt de rechtbank vast dat namens de erven van de middellijk bestuurder van verweerster hun gemachtigde advocaat ter zitting van 24 mei 2022 is verschenen (en dat daarmee de erven zijn verschenen). Nu niet is gebleken dat de erven de bevoegdheid hebben om de verwerende rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen, stelt de rechtbank vast dat zij aanwezig zijn geweest als belanghebbenden. Nu de middellijk bestuurder van de verwerende rechtspersoon is overleden, zal de rechtspersoon slechts vertegenwoordigd kunnen worden door de door de algemene vergadering van aandeelhouders te benoemen (tijdelijke) (indirecte) bestuurder.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat er een opeisbare vordering van verzoekster op verweerster bestaat, welke niet, althans onvoldoende, is betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vorderingsrecht van verzoekster summierlijk is gebleken.
Voorts heeft verzoekster voldoende gemotiveerd gesteld dat er sprake is van een steunvordering, welke niet is betwist. Aldus is van het bestaan van deze steunvordering summierlijk gebleken.
Door de belanghebbenden is naar voren gebracht dat er onvoldoende belang zou bestaan bij een faillissement nu de activiteiten reeds waren gestaakt en er geen voor vereffening vatbaar vermogen zou zijn. Nu over het vermogen van verweerster onvoldoende informatie bekend is geworden, is het aan een curator naar dat vermogen onderzoek te gaan doen. De stelling dat de vereffenaar van de (beneficiair aanvaarde) nalatenschap van de middellijke bestuurder ook het eventuele vermogen van verweerster zal vereffenen is rechtens onjuist nu het twee afzonderlijke vermogens betreft.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat namens verweerster niemand rechtsgeldig is verschenen en dat verzoekster persisteert in haar verzoek tot faillietverklaring.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart DEURWAARDERSKANTOOR VAN DEN BERGH & PARTNERS B.V., voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. E. van Gruijthuijsen, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022 te 10:00 uur. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.