ECLI:NL:RBROT:2022:487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/6415 en ROT 21/6416
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om leerlingenvervoer voor een kind met een beperking en de afwijzing daarvan door de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft eiseres, de moeder van een kind met een beperking, een verzoek ingediend voor leerlingenvervoer voor haar zoon voor het schooljaar 2020/2021. De gemeente Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet voldaan zou zijn aan de voorwaarden voor aangepast vervoer. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 25 januari 2022 behandeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het schooljaar inmiddels voorbij was. Echter, de voorzieningenrechter heeft ambtshalve besloten om voor een periode van vier weken leerlingenvervoer toe te kennen, omdat de situatie van de ouders onwenselijk was. De voorzieningenrechter heeft de ouders aangespoord om een nieuwe aanvraag in te dienen voor het schooljaar 2021/2022 en hen gewezen op hun verantwoordelijkheden in het vinden van een oplossing voor het vervoer van hun zoon.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/6415 en ROT 21/6416
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. A. el Idrissi),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Procesverloop

In het besluit van 29 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor leerlingenvervoer voor haar zoon [naam 1] afgewezen.
In het besluit van 14 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/6415. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/6416.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 januari 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, [naam 2] (de vader van [naam 1]) en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft op 25 september 2020 een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor haar zoon voor het schooljaar 2020/2021. Haar zoon was op dat moment 6 jaar oud en hij was – en is – leerling van [naam school] in [plaatsnaam]. Dit is een school voor speciaal basisonderwijs. Eiseres heeft in haar aanvraag aangegeven dat haar zoon vanwege een beperking niet naar school kan fietsen, dat hij niet met het openbaar vervoer naar school kan gaan en ook niet met eigen vervoer. Dit betekent dat eiseres heeft gevraagd om aangepast vervoer (collectief vervoer/taxivervoer) voor haar zoon.
Waar gaat het in deze zaak om?
2. Verweerder heeft de aanvraag voor aangepast vervoer afgewezen, omdat er niet wordt voldaan aan de voorwaarden en er ook geen sprake is van een bijzonder geval. Eiseres is het niet eens met deze beslissing van verweerder.
Is er sprake van spoedeisend belang?
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanvraag van eiseres ziet op het schooljaar 2020/2021. Dit betekent dat het bij het beroep en het daarmee samenhangende verzoek om voorlopige voorziening ook alleen maar kan gaan over het schooljaar 2020/2021. Dat schooljaar is inmiddels voorbij. De vraag of de zoon van eiseres in aanmerking komt voor aangepast vervoer voor het huidige schooljaar, kan alleen worden beoordeeld als daarvoor een aanvraag is ingediend en daarover een procedure is gestart bij de voorzieningenrechter. Dat is op dit moment niet het geval. Eiseres heeft daarom geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter heeft echter ook naar de inhoud van de zaak gekeken en nagedacht over de uitkomst van de beroepszaak. Zij is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter nu een oordeel geven in de beroepszaak. Zij ziet daarom aanleiding om een inhoudelijk oordeel te geven over het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep [1] .
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6. Zoals gezegd, gaat het in deze zaak alleen maar om de vraag of de zoon van eiseres voor het schooljaar 2020/2021 in aanmerking komt voor aangepast leerlingenvervoer.
7. Partijen zijn het erover eens dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor aangepast leerlingenvervoer. De belangrijkste voorwaarde is dat de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde (voor de zoon) toegankelijke school meer dan 6 kilometer bedraagt [2] . Partijen verschillen wel van mening over de vraag welke school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is, maar de door eiseres genoemde school en de door verweerder genoemde school liggen beide op een afstand van minder dan 6 kilometer van de woning. De zoon van eiseres komt daarom in principe niet voor aangepast leerlingenvervoer in aanmerking.
8. Verweerder kan echter in bijzondere gevallen afwijken van de regels [3] . Partijen verschillen van mening over de vraag of er sprake is van een bijzonder geval.
8.1
Volgens eiseres is er sprake van een bijzonder geval, omdat zij en de vader van [naam 1] niet in staat zijn om hem naar school te brengen en op te halen. Eiseres, die in het oosten van Rotterdam woont, doet daarbij een beroep op haar medische situatie. De vader, die in het centrum van Rotterdam woont, doet daarbij ook een beroep op zijn medische situatie en op het feit dat hij vanaf 3 januari 2022 begint met een nieuwe baan waardoor hij door zijn werktijden niet meer in staat is om hun zoon naar school te brengen en op te halen.
8.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat [naam 1] gedurende het hele schooljaar 2020/2021 door zijn vader is gebracht en opgehaald. De vader draaide toen nachtdiensten en als hij thuis kwam dan sliep hij een paar uurtjes, bracht dan zijn zoon naar school, vervolgens sliep hij weer een paar uurtjes en haalde dan zijn zoon weer op van school. Volgens de vader kon hij dit niet meer volhouden. Hij heeft nu een andere baan waarbij hij overdag werkt.
De voorzieningenrechter overweegt dat er voor het schooljaar 2020/2021 geen sprake is van een bijzonder geval. Gedurende dit hele schooljaar heeft de vader [naam 1] naar school gebracht en opgehaald. De problemen met het vervoer zijn pas ontstaan vanaf het moment dat de vader een nieuwe baan heeft en dan ook pas vanaf 10 januari 2022, de eerste schooldag in 2022.
9. Verweerder heeft daarom de aanvraag om aangepast vervoer voor het schooljaar 2020/2021 kunnen afwijzen.
Hoe nu verder?
10. De voorzieningenrechter is deze uitspraak begonnen met de vaststelling dat deze procedure alleen maar ziet op het schooljaar 2020/2021. Zij vraagt zich echter af of dit voor eiseres wel duidelijk is geweest. In het primaire besluit is de aanvraag afgewezen, maar daarbij heeft verweerder niet vermeld dat het besluit alleen ziet op het schooljaar 2020/2021. Eiseres heeft in oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij werd tijdens de bezwaarprocedure niet bijgestaan door een gemachtigde. De bezwaarprocedure heeft vervolgens heel lang geduurd en zelfs zó lang dat er inmiddels een nieuw schooljaar is gestart. Eiseres heeft al die tijd de besluitvorming van verweerder afgewacht. Het bestreden besluit is pas op 14 december 2021 genomen en ook daarin staat niet vermeld dat het besluit alleen maar ziet op het schooljaar 2020/2021. Eiseres heeft uiteindelijk pas eind 2021 contact gelegd met het juridisch loket en zij wordt nu bijgestaan door een professioneel gemachtigde.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ouders door deze gang van zaken klem zijn komen te zitten. Zij vindt het aannemelijk dat het de ouders van [naam 1] tijdens de zitting pas voor het eerst duidelijk is geworden dat zij een nieuwe aanvraag moeten indienen voor het schooljaar 2021/2022. Zij moeten hiervoor ook nog allerlei gegevens aanleveren. In de tussentijd zit [naam 1], een 7-jarig, kwetsbaar jongetje, thuis omdat zijn ouders op dit moment geen mogelijkheden zien om hem naar school te brengen en op te halen, iets wat de voorzieningenrechter op het eerste gezicht niet onaannemelijk voorkomt. De voorzieningenrechter vindt dit een onwenselijke situatie. Zij ziet daarom aanleiding om ambtshalve (uit zichzelf) een voorlopige voorziening te treffen [4] . Omdat het een voorlopige voorziening is die ambtshalve wordt getroffen, kan de voorzieningenrechter in dat geval wél een voorziening treffen die ziet op een toekomstige periode.
Opdracht aan partijen
12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun zoon [5] . Zij moeten dus hun best doen om zelf een oplossing te vinden en, als dat niet lukt, om dat met bewijsstukken de onderbouwen.
De voorzieningenrechter geeft de ouders daarbij het volgende in overweging:
  • Zij moeten zo spoedig mogelijk een aanvraag leerlingenvervoer indienen voor het schooljaar 2021/2022;
  • Eiseres heeft kort voor de zitting een brief overgelegd van het IJsselland ziekenhuis, waarin staat dat zij gediagnosticeerd is met het hypermobiliteitssyndroom. Deze informatie dateert echter uit 2019. Het ligt op de weg van eiseres om met recentere informatie te komen over haar medische situatie en of haar medische situatie haar belemmert om haar zoon naar school te brengen en op te halen. Deze informatie moet bovendien van een medisch deskundige komen (dus bijvoorbeeld van de behandelend specialist uit het ziekenhuis en/of van de huisarts, niet van de adjunct-directeur van de school);
  • Uit de arbeidsovereenkomst van de vader blijkt dat hij een arbeidsduur heeft van 24 uur per week, waarbij de mogelijkheid bestaat om de werktijden in samenspraak met de werkgever flexibel in te delen. De vader moet met zijn werkgever onder-zoeken in hoeverre het mogelijk is om pas vanaf 9 uur te beginnen, zodat hij zijn zoon zelf naar school kan brengen;
  • De ouders moeten contact te leggen met de leerplichtambtenaar. De leerplicht-ambtenaar heeft namelijk ook als taak om samen met de school en de ouders te zoeken naar oplossingen voor problemen met de leerplicht;
  • De ouders moeten contact leggen met het wijkteam. Samen met het wijkteam zou ook kunnen worden gekeken naar de mogelijkheid voor eiseres om een scootmobiel (of ander alternatief vervoermiddel) aan te vragen, als zij vanwege haar medische situatie niet in staat is om lopend langere afstanden af te leggen;
  • De ouders moeten ook uitleggen welke mensen zij in hun sociale netwerk hebben (bijvoorbeeld familie, vrienden, ouders van mede-leerlingen) en waarom die niet in staat zouden zijn om hen te helpen bij het vervoer;
  • De ouders moeten bovenstaande punten zoveel mogelijk onderbouwen met bewijsstukken.
De voorzieningenrechter verwacht van verweerder dat hij de ouders zal helpen met het leggen van bepaalde contacten, zoals met het wijkteam en de leerplichtambtenaar, en met het voortvarend behandelen van – en beslissen op – een nieuwe aanvraag voor het lopende schooljaar.
Daarbij moet het belang van [naam 1] bij partijen voorop staan.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond en het verzoek van eiseres om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. De voorzieningenrechter treft ambtshalve de voorziening dat verweerder aan eiseres een vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van aangepast vervoer (collectief vervoer/taxi- vervoer) voor de zoon voor de duur van 4 weken. Deze 4 weken gaan in vanaf de eerste dag dat de zoon ook daadwerkelijk naar school wordt vervoerd. Hierbij wordt uitgegaan van het vervoer van de zoon naar [naam school] omdat hij deze school al bezoekt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- treft ambtshalve de voorziening dat verweerder aan eiseres met onmiddellijke ingang een vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van aangepast vervoer (collectief vervoer/taxi-vervoer) voor de zoon naar [naam school] voor de duur van 4 weken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit kan op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 10 en 12 van de Verordening leerlingenvervoer 2015 Rotterdam.
3.Dit kan op grond van artikel 24 van de Verordening leerlingenvervoer 2015 Rotterdam.
4.Dit kan op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Dit staat in artikel 2, tweede lid, van de Verordening leerlingenvervoer Rotterdam 2015.