ECLI:NL:RBROT:2022:4843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
C/10/623872 / HA ZA 21-744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door advocatenkantoor Libertas Corporate Defense Lawyers B.V. tegen gedaagde met betrekking tot werkzaamheden verricht voor meerdere partijen

In deze zaak vordert Libertas Corporate Defense Lawyers B.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 43.491,16 van de gedaagde, die een onderneming drijft in de verkoop en exploitatie van speelautomaten. Libertas heeft werkzaamheden verricht voor de gedaagde en enkele aan haar gelieerde partijen, maar de gedaagde betwist de aansprakelijkheid voor de facturen die betrekking hebben op werkzaamheden voor een derde partij, [naam bedrijf 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat Libertas niet voldoende heeft aangetoond dat de gedaagde ook opdrachtgever was voor de werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3]. De rechtbank heeft de vordering van Libertas tot betaling van de facturen voor de werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3] afgewezen, maar de vordering tot betaling voor de werkzaamheden verricht voor de gedaagde en aan haar gelieerde partijen is toewijsbaar. Libertas zal in de gelegenheid worden gesteld om aan te geven welk deel van de facturen ziet op de werkzaamheden voor de gedaagde en haar gelieerde partijen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623872 / HA ZA 21-744
Vonnis van 15 juni 2022
in de zaak van
LIBERTAS CORPORATE DEFENSE LAWYERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C. Dursun te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Libertas en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2021, met producties 1 tot en met 16;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
  • de brief van de rechtbank van 15 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging aanvullende productie van Libertas, met productie 17;
  • de mondelinge behandeling op 17 februari 2022, waarvan proces-verbaal is opgemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. Dursun;
  • de spreekaantekeningen van mr. N.J. Koning, kantoorgenoot van mr. Van der Mark;
  • de brief van 8 maart 2022 van mr. Dursun met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de akte van Libertas.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Libertas is een advocatenkantoor dat zaken behandelt op het gebied van het sanctierecht.
2.2.
[naam gedaagde] drijft een onderneming op het gebied van verkoop en exploitatie van speelautomaten. [naam 1] (hierna te noemen: ‘ [naam 1] ’) is via [naam bedrijf 1] enig bestuurder en aandeelhouder van [naam gedaagde] .
2.3.
[naam 2] (hierna te noemen: ‘ [naam 2] ’) is enig bestuurder en, via [naam bedrijf 2] , enig aandeelhouder van [naam bedrijf 3] (hierna te noemen: ‘ [naam bedrijf 3] ’). Op 30 maart 2021 is het faillissement van [naam bedrijf 3] uitgesproken.
2.4.
Het Openbaar Ministerie deed op 28 augustus 2018 doorzoekingen bij [naam gedaagde] , [naam 1] en [naam 2] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Naar aanleiding van deze doorzoekingen vond op dezelfde dag een gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 3] , advocaat bij Libertas (hierna te noemen: ‘ [naam 3] ’).
2.5.
Na dit gesprek zond Libertas op 28 augustus 2018 een opdrachtbevestiging aan [naam gedaagde] ter attentie van [naam 1] . [naam 1] heeft deze opdrachtbevestiging namens [naam gedaagde] ondertekend.
2.6.
Op 29 augustus 2018 vond een tweede gesprek plaats, op het kantoor van DVDW Advocaten, waarbij aanwezig waren [naam 1] , [naam 2] en advocaten van Libertas.
2.7.
De facturen voor de door Libertas verrichte werkzaamheden zijn, volgens afspraak tussen Libertas, [naam 1] en [naam 2] , geadresseerd en toegezonden aan [naam bedrijf 3] . Tot en met maart 2020 zijn alle facturen door [naam bedrijf 3] betaald. In april 2020 is [naam bedrijf 3] opgehouden te betalen. Het openstaande bedrag van de facturen bedraagt € 43.491,16.
2.8.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 27 juli 2021 verlof verleend aan Libertas voor het leggen van conservatoire beslagen ten laste van [naam gedaagde] . Libertas heeft op 27 juli 2021 conservatoir beslag laten leggen op de aan [naam gedaagde] in eigendom toebehorende onroerende zaken, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan de [adres 1] en [adres 2].

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Libertas vordert, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Libertas van:
I. EUR 43.491,16, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, te rekenen vanaf de 15e dag vanaf de dag van facturatie van de individuele factuur (vervaldatum) zoals omschreven in alinea 24 e.v. van de dagvaarding, althans de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
II. De buitengerechtelijke incassokosten, primair ten bedrage van EUR 6.523,67, subsidiair ten bedrage van EUR 1.209,92 en meer subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
III. De proces- en eventuele (na)kosten van het geding, inclusief de kosten van het conservatoir beslag ad EUR 2.062,37, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en voor het geval voldoening van de proces- en (na)kosten en/of de beslagkosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat bedoelde termijn is verstreken tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer in conventie en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Libertas, zulks bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en onder veroordeling van Libertas in de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] .
in reconventie
3.3.
[naam eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, Libertas te veroordelen om binnen 3 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis zorg te doen dragen voor opheffing van de op 27 juli 2021 gelegde beslagen op de panden staande en gelegen aan de [adres 1] en de [adres 2] , zulks op straffe van een ten gunste van [naam eiseres] te verbeuren dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte daarvan, dat Libertas daarmee in gebreke zou blijven en met veroordeling van Libertas in de kosten van de reconventie.
3.4.
Libertas voert verweer in reconventie en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam eiseres] in haar vorderingen, dan wel afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres] , met veroordeling van [naam eiseres] in de kosten van de procedure in reconventie.
3.5.
Op de stellingen en weren van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Niet in geschil is dat Libertas werkzaamheden heeft verricht voor [naam gedaagde] , [naam 1] en enkele aan [naam gedaagde] gelieerde partijen. Daarnaast heeft Libertas werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en enkele aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen. Volgens Libertas is [naam gedaagde] enig opdrachtgever voor deze werkzaamheden. Libertas spreekt [naam gedaagde] daarom aan voor het volledige openstaande bedrag van de facturen voor die werkzaamheden. Subsidiair stelt Libertas dat [naam bedrijf 3] is toegetreden tot de formele rechtsverhouding die wordt gevormd door de opdrachtbevestiging, waardoor [naam gedaagde] en [naam bedrijf 3] hoofdelijk verbonden zijn tegenover Libertas. Meer subsidiair stelt Libertas dat [naam gedaagde] bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij de facturen zou voldoen wanneer [naam bedrijf 3] niet tot betaling zou overgaan.
Is [naam gedaagde] enig opdrachtgever voor de werkzaamheden van Libertas?
4.2.
In haar conclusie van antwoord heeft [naam gedaagde] erkend dat [naam 1] opdracht heeft gegeven aan Libertas om werkzaamheden te verrichten voor [naam gedaagde] , [naam 1] zelf en de aan [naam gedaagde] gelieerde partijen. Anderzijds heeft [naam gedaagde] betwist dat zij een dergelijke opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden ten behoeve van [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen. Gelet op eerstgenoemde erkenning staat in elk geval vast dat [naam gedaagde] opdrachtgever is van de werkzaamheden die Libertas ten behoeve van [naam gedaagde] , [naam 1] en de aan [naam gedaagde] gelieerde partijen heeft verricht. Ter zitting heeft de advocaat van [naam gedaagde] weliswaar bepleit dat ook de werkzaamheden voor [naam 1] en de aan [naam gedaagde] gelieerde (rechts)personen buiten de opdracht van [naam gedaagde] vallen, doch dat strookt niet met hetgeen is gesteld in de conclusie van antwoord en ontbeert een deugdelijke onderbouwing.
4.3.
Uit de opdrachtbevestiging kan niet worden opgemaakt dat de door [naam gedaagde] verstrekte opdracht ook ziet op werkzaamheden voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen. Ter zitting is gebleken dat noch tijdens de eerste bespreking tussen partijen (op 28 augustus 2018) noch tijdens de tweede bespreking (op 29 augustus 2018) noch daarna de omvang van de opdracht uitdrukkelijk aan de orde is gesteld. Er is eenvoudigweg niet over gesproken. Dat [naam gedaagde] ook had te gelden als opdrachtgever voor de werkzaamheden voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen is dus niet met zoveel woorden afgesproken. Dat de overeenkomst tussen partijen desalniettemin zo moet worden uitgelegd, zou dan ook moeten blijken uit wederzijdse verklaringen en gedragingen, waaraan Libertas in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs die betekenis mocht toekennen, rekening houdend met hetgeen partijen in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf).
4.4.
Libertas wijst hiertoe op een aantal verklaringen en gedragingen.
4.4.1.
Volgens Libertas blijkt uit de “voortdurende werkwijze” dat [naam gedaagde] ook opdrachtgever was voor de werkzaamheden ten behoeve van [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen. Libertas onderbouwt die stelling echter niet. Dat Libertas haar instructies van [naam 1] én [naam 2] ontving, zoals Libertas stelt (in punt 11 van de dagvaarding) lijkt er eerder op te duiden dat sprake is geweest van twee opdrachtgevers. Voor het overige heeft Libertas niet duidelijk gemaakt wat zij bedoelt met de “voortdurende werkwijze” waaruit zou blijken dat [naam gedaagde] als de enige opdrachtgever heeft te gelden. Libertas heeft geen e-mails of andere correspondentie overgelegd waaruit blijkt dat [naam gedaagde] opdrachten namens [naam bedrijf 3] gaf en heeft ook niet aangeboden dat te doen. Deze stelling zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
4.4.2.
Libertas voert verder aan dat uit de stelling van [naam gedaagde] in haar conclusie van antwoord dat zij zich er tot 13 april 2021 niet van bewust was dat [naam bedrijf 3] een betalingsachterstand had laten ontstaan, blijkt dat is afgesproken dat Libertas [naam gedaagde] moest factureren via [naam bedrijf 3] . Dat standpunt volgt de rechtbank niet. Kennelijk bedoelt Libertas dat uit het feit dat [naam gedaagde] eerder geïnformeerd had willen worden over de betalingsachterstand, blijkt dat [naam gedaagde] zich verantwoordelijk voelde voor die betalingsachterstand. Maar dat [naam gedaagde] zich verantwoordelijk voelde voor een deel van de betalingsachterstand, te weten de betalingsachterstand voor zover die betrekking had op werkzaamheden voor [naam gedaagde] , [naam 1] en de aan [naam gedaagde] gelieerde partijen, is logisch. [naam gedaagde] was immers opdrachtgever voor die werkzaamheden. Waar het om gaat is of [naam gedaagde] aansprakelijkheid voor de facturen heeft aanvaard, óók voor zover die facturen betrekking hebben op werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen. Dat kan uit die opmerking niet worden afgeleid.
4.4.3.
Libertas stelt dat ook uit het feit dat [naam gedaagde] en [naam bedrijf 3] de ontvangen facturen met omschrijvingen nimmer althans niet tijdig hebben betwist, blijkt dat [naam gedaagde] altijd als integrale (en dus kennelijk: als enige) opdrachtgever is blijven fungeren. De rechtbank begrijpt deze stelling zo dat [naam gedaagde] had moeten protesteren tegen het feit dat op de facturen ook werkzaamheden voor [naam bedrijf 3] in rekening werden gebracht als zij vond dat die werkzaamheden niet onder de opdracht vielen. Maar uit niets blijkt dat het voor [naam gedaagde] duidelijk was of had moeten zijn dat Libertas haar als de enige opdrachtgever beschouwde en als enige aansprakelijk achtte voor de facturen. [naam gedaagde] stelt dat zij ervan is uitgegaan dat [naam bedrijf 3] een zelfstandige opdracht had gegeven aan Libertas. In dat geval behoefde [naam gedaagde] er niet op bedacht te zijn dat Libertas haar zou aanspreken voor de betaling van de aan [naam bedrijf 3] gerichte facturen voor zover die betrekking hadden op werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen, en was er voor haar dus geen reden om tegen die facturen te protesteren. Uit het feit dat [naam gedaagde] niet heeft geprotesteerd tegen de facturen kan dan ook zonder nadere toelichting, die Libertas niet heeft gegeven, niet worden afgeleid dat [naam gedaagde] aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de werkzaamheden die zijn verricht voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen.
4.4.4.
Volgens Libertas heeft [naam 1] (namens [naam gedaagde] ) de verschuldigdheid van de volledige factuurbedragen in een bespreking van 7 juni 2021 erkend. Libertas wijst in dat kader op een door [naam 3] aan [naam 1] verzonden e-mail van 9 juni 2021 (productie 8 bij dagvaarding) waarin staat dat [naam 1] in de bespreking van 7 juni 2021 heeft voorgesteld het openstaande bedrag (€ 43.491,16) direct te voldoen, op voorwaarde dat er tot aan de zitting geen facturen meer betaald behoefden te worden. [naam gedaagde] betwist gemotiveerd dat zij hiermee de verschuldigdheid van de volledige factuurbedragen heeft erkend. Volgens [naam gedaagde] is slechts een toezegging tot volledige betaling gedaan omdat Libertas anders weigerde de rechtsbijstand voort te zetten. Die stelling wordt ondersteund door de inhoud van de e-mail van 9 juni 2021. Daarin schrijft [naam 3] dat in het gesprek van 7 juni 2021 aan [naam gedaagde] is medegedeeld dat het per ommegaande voldoen van de nog openstaande declaraties een voorwaarde van Libertas was om de bijstand voort te kunnen zetten. [naam gedaagde] heeft haar toezegging tot betaling dus niet geheel uit vrije wil gedaan, maar om zich zeker te stellen van voortzetting van de rechtsbijstand van Libertas. Een erkenning van de verschuldigdheid van het openstaande bedrag kan daarin dan ook niet gelezen worden.
4.4.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat uit de door Libertas aangevoerde verklaringen en gedragingen niet kan worden afgeleid dat [naam gedaagde] de opdrachtgever was van de werkzaamheden die Libertas heeft verricht ten behoeve van [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen, terwijl evenmin is komen vast te staan dat [naam gedaagde] aansprakelijkheid heeft aanvaard voor betaling van de betreffende facturen.
Is [naam bedrijf 3] op enig moment mede-opdrachtgever geworden waardoor [naam gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is geworden voor de verplichtingen van [naam bedrijf 3] ?
4.5.
Subsidiair stelt Libertas dat [naam bedrijf 3] (uiteindelijk) is toegetreden tot de formele rechtsverhouding die wordt gevormd door de opdrachtbevestiging en dat [naam gedaagde] en [naam bedrijf 3] daardoor hoofdelijk zijn verbonden jegens Libertas. Zij verwijst daarbij naar artikel 7:407 lid 1 BW. Kennelijk bedoelt Libertas dat [naam bedrijf 3] op enig moment mede-opdrachtgever is geworden naast [naam gedaagde] zodat [naam gedaagde] (ingevolge artikel 7:407 lid 1 BW) hoofdelijk aansprakelijk is geworden voor de verplichtingen van [naam bedrijf 3] . Deze stelling wordt door [naam gedaagde] betwist. [naam gedaagde] betwist dat sprake is van één opdracht met twee opdrachtgevers. Volgens [naam gedaagde] heeft [naam bedrijf 3] een zelfstandige opdracht aan Libertas gegeven.
Libertas heeft haar stelling dat [naam bedrijf 3] op enig moment is toegetreden tot de overeenkomst tussen Libertas en [naam gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd. Libertas geeft niet aan op welke wijze en wanneer [naam bedrijf 3] (met instemming van [naam gedaagde] ) mede-opdrachtgever is geworden en waar dat uit blijkt. Zij heeft dus niet aan haar stelplicht voldaan, zodat de rechtbank deze stelling passeert.
Heeft [naam gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij de facturen zou voldoen als [naam bedrijf 3] dat niet zou doen?
4.6.
Tot slot heeft Libertas tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat [naam gedaagde] bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij de facturen zou voldoen wanneer [naam bedrijf 3] dat niet zou doen. Libertas heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [naam gedaagde] dit gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt. Libertas stelt dat uit het feit dat [naam 1] op 7 juni 2021 betaling heeft toegezegd, blijkt dat haar vertrouwen gerechtvaardigd was. Dat Libertas erop vertrouwde dat [naam gedaagde] de facturen zou betalen, is echter onvoldoende; waar het om gaat is of [naam gedaagde] dat vertrouwen heeft gewekt. Dat blijkt niet uit de toezegging van [naam 1] (die immers achteraf en niet uit vrije wil is gedaan) en blijkt ook niet uit de overige feiten.
Slotsom
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van Libertas, voor zover die ziet op betaling voor werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 3] , [naam 2] en de aan [naam bedrijf 3] gelieerde partijen, worden afgewezen. De vordering tot betaling door [naam gedaagde] voor de werkzaamheden verricht voor [naam gedaagde] , [naam 1] en de aan [naam gedaagde] gelieerde partijen is wel toewijsbaar. Vastgesteld moet worden welk deel van de facturen ziet op werkzaamheden voor de laatstgenoemden. Libertas zal bij akte in de gelegenheid worden gesteld om duidelijk te maken welk deel van de facturen ziet op werk voor [naam gedaagde] , [naam 1] en de aan [naam gedaagde] gelieerde partijen. [naam gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij antwoordakte te reageren.
4.8.
Omdat [naam gedaagde] dient te betalen voor zichzelf en [naam 1] en alle aan haar gelieerde partijen, is van belang te bepalen wie tot deze laatste groep behoren. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam bedrijf 1] en Point of Sales B.V. daartoe behoren, zodat werkzaamheden voor deze vennootschappen voor rekening komen van [naam gedaagde] . Dan rest nog de vennootschap [naam bedrijf 4] waarvan, naast [naam 1] en [naam 2] , ook de heren [naam 4] en [naam 5] bestuurder en aandeelhouder zijn. Vaststaat dat de heren [naam 4] en [naam 5] geen opdrachtgevers van Libertas zijn, waardoor de kosten die zijn gemaakt voor [naam bedrijf 4] , geacht zullen worden voor 50% ten laste van [naam gedaagde] te komen en voor de overige 50% ten laste van [naam bedrijf 3] .
4.9.
De rechtbank merkt nog op dat [naam gedaagde] niet van Libertas kan verlangen dat nieuwe facturen worden opgesteld. [naam gedaagde] heeft ermee ingestemd dat de facturen aan [naam bedrijf 3] geadresseerd zouden worden en kan daar niet op terugkomen nu [naam bedrijf 3] niet blijkt te betalen.
4.10.
Iedere verdere beslissing in conventie zal worden aangehouden.
in reconventie
4.11.
Nu de vordering in conventie in elk geval ten dele toewijsbaar is, is voor opheffing van de beslagen geen plaats.
4.12.
Iedere verdere beslissing in reconventie zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 juli 2022voor het nemen van een akte door Libertas over hetgeen is vermeld onder 4.7, waarna [naam gedaagde] op een termijn van zes weken aan antwoordakte kan nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
3608/1861/3310/2054