ECLI:NL:RBROT:2022:4821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
KTN-9564003_16062022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de handhaving van een concurrentiebeding tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Your Parcel Partner B.V. (YPP) en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Het geschil betreft de vraag of YPP [gedaagde] kan houden aan een concurrentiebeding dat in zijn arbeidsovereenkomst is opgenomen. [gedaagde] was sinds 27 december 2011 in dienst bij YPP en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 augustus 2021. Na zijn vertrek is hij in dienst getreden bij een concurrent van YPP, wat aanleiding gaf tot de vordering van YPP om boetes te verhalen op [gedaagde] wegens overtreding van het concurrentiebeding. YPP vorderde een boete van € 24.500,- en een bedrag van € 500,- per dag voor elke dag dat de overtreding voortduurde. [gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat YPP geen rechtvaardig belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, aangezien zijn nieuwe functie bij de concurrent geen schade toebracht aan YPP.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding in dit geval onbillijk is en dat YPP geen voldoende belang heeft bij handhaving ervan. De rechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding de vrijheid van arbeidskeuze van [gedaagde] onterecht beperkt, zonder dat YPP aannemelijk heeft gemaakt dat haar bedrijfsdebiet door de indiensttreding van [gedaagde] bij de concurrent daadwerkelijk is aangetast. De vorderingen van YPP zijn afgewezen en het concurrentiebeding is vernietigd. YPP is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9564003 CV EXPL 21-5102
uitspraak: 10 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Your Parcel Partner B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravendeel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Kranendonk,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M. van de Wetering.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘YPP’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 22 december 2022, met producties;
de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
het tussenvonnis van 6 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] is op 27 december 2011 in dienst getreden bij YPP in de functie van pakketbezorger. Na drie jaarcontracten is de arbeidsovereenkomst per 27 december 2014 voor onbepaalde tijd verlengd en is de functie van [gedaagde] vanaf dat moment koerier/chauffeur. In de arbeidsovereenkomst tussen YPP en [gedaagde] is in artikel 10 een concurrentiebeding opgenomen dat luidt als volgt:
“Het is de werknemer zonder schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om gedurende de arbeidsovereenkomst, alsmede gedurende binnen een tijdvak van 2 jaren na beëindiging van de dienstbetrekking, binnen een straal van 50 km rond de vestigingsplaats van de werkgever, tegen vergoeding of om niet, voor derden of voor eigen rekening, direct of indirect, soortgelijke werkzaamheden en/of diensten te verrichten c.q. aan te bieden als de werkgever in zijn pakket van werkzaamheden en/of diensten heeft opgenomen of bij zodanige werkzaamheden of diensten op enigerlei wijze betrokken te zijn. In afwijking van het bepaalde in artikel 650 lid 3 boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, kan de boete genoemd in artikel 13 middellijk, dan wel onmiddellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever.”
2.3
In het boetebeding van artikel 13 staat:
“Indien werknemer de verboden van deze overeenkomst overtreedt, verbeurt hij een direct opeisbare boete ten bedrage van € 5.000,- per overtreding en € 500 per dag dat deze overtreding voortduurt […]”
2.4
[gedaagde] heeft zijn arbeidsovereenkomst bij YPP opgezegd tegen 1 augustus 2021. [gedaagde] was op dat moment arbeidsongeschikt en had nog geen andere baan.
2.5
Op 6 september 2021 is [gedaagde] in dienst getreden bij [naam bedrijf] in de functie van chauffeur.
2.6
Bij brief en e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft (de gemachtigde van) YPP jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op verbeurde boetes wegens het overtreden van het concurrentiebeding.

3..Het geschil in conventie

3.1
YPP vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan YPP van:
een boete van € 24.500,- voor het overtreden van het concurrentiebeding berekend tot en met 22 november 2021, te vermeerderen met een boete van € 500,- per dag met ingang van 23 november 2021 tot het moment dat het dienstverband bij [naam bedrijf] is geëindigd;
de wettelijke rente over de onder sub a toegewezen vordering, vanaf de dag der dagvaarding, en voor de nadien te verbeuren boetes, vanaf het moment dat de boete verschuldigd wordt;
de proceskosten alsmede het nasalaris.
3.2
YPP stelt dat [gedaagde] het overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden door na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst bij YPP in dienst te treden bij concurrent [naam bedrijf] waar dezelfde klanten op dezelfde markt worden bediend. Hierdoor is [gedaagde] de overeengekomen boetes verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft betwist dat YPP een te rechtvaardigen belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding en voert aan dat het belang van [gedaagde] om in dienst te blijven bij [naam bedrijf] groter is dan het belang van YPP tot handhaving van het concurrentiebeding. Daarnaast is door YPP geen enkel bewijs overgelegd dat het bedrijfsdebiet is aangetast door het vertrek van [gedaagde] naar [naam bedrijf] . Het dienstverband van [gedaagde] bij [naam bedrijf] heeft dan ook geen gevolg voor YPP. De gevorderde boetes staan niet in verhouding met de belangen van YPP, zodat de boetes, voor zover [gedaagde] schadeplichtig is jegens YPP, moeten worden gematigd tot nihil.

4..Het geschil in reconventie

4.1
[eiser] vordert op grond van het in conventie gestelde om bij vonnis, het in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding primair geheel te schorsen, subsidiair dat het concurrentiebeding zodanig wordt geschorst dat het [eiser] wordt toegestaan om bij [naam bedrijf] in dienst te blijven als chauffeur en meer subsidiair dat YPP vanaf het moment dat [eiser] niet meer werkzaam is voor [naam bedrijf] tot 6 september 2022 een bedrag van € 2.543,12 bruto per vier weken te betalen alsmede te veroordelen in de proceskosten.
4.2
[eiser] stelt dat hij door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van YPP, zodat dit beding moet worden geschorst.
4.3
YPP heeft verweer gevoerd. Daarop wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
5.2
Tussen partijen is in geschil of YPP [gedaagde] aan het concurrentiebeding kan houden. YPP en [naam bedrijf] houden zich allebei bezig met goederenvervoer over de weg. In zoverre zijn beide ondernemingen als concurrenten aan te merken. Dat wordt door [gedaagde] ook niet betwist. Bij de overstap van YPP naar [naam bedrijf] speelt het concurrentiebeding daarom in beginsel een rol.
5.3
De kantonrechter begrijpt het verweer en de reconventionele vordering van [gedaagde] aldus dat hij een beroep doet op artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Op grond van dat artikel kan de kantonrechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever onbillijk wordt benadeeld.
5.4
Vooropgesteld wordt dat een concurrentiebeding een werknemer beperkt in het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze. Een dergelijke beperking is slechts gerechtvaardigd indien daar een groot belang van de werkgever tegenover staat, daartoe dient een afweging te worden gemaakt tussen het recht op vrije arbeidskeuze enerzijds en het belang van de werkgever bij handhaving van het overeengekomen concurrentiebeding anderzijds.
5.5
YPP stelt dat haar belang bij het overeengekomen concurrentiebeding vooral ligt in het waarborgen van de continuïteit van de bedrijfsvoering. De arbeidsmarkt in transport en goederenvervoer is krap en het vinden van vervangend personeel is voor haar daarom problematisch.
5.6
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is anders dan YPP betoogt niet bedoeld om werknemers te binden. Een werkgever die zijn werknemers aan zich wil binden, dient dat te doen door zorg te dragen voor goede, of in elk geval concurrerende arbeidsvoorwaarden, door zijn werknemers de mogelijkheid te bieden zich te ontwikkelen en door hun inspanningen te waarderen. Het enkele feit dat [gedaagde] in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat [gedaagde] bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij YPP heeft ‘meegenomen’ is inherent aan zijn vertrek. Dat [naam bedrijf] profijt heeft van deze kennis en ervaring is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Deze voordelen gelden omgekeerd ook voor YPP zelf, indien zij ervaren krachten in dienst neemt. Dit is dan ook onderdeel van het functioneren van een vrije markteconomie. Het beperken van die vrije markt door het maken van concurrentiebeperkende afspraken, behoort niet tot de belangen waarvoor een werkgever bescherming verdient ten koste van het recht van de werknemer op vrije arbeidskeuze [1] .
5.7
Het concurrentiebeding biedt dus geen bescherming tegen het vertrek van [gedaagde] naar concurrent [naam bedrijf] . Enkel biedt het concurrentiebeding bescherming tegen de door bijkomende omstandigheden optredende aantasting van het bedrijfsdebiet van YPP door de overstap van [gedaagde] . Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer [gedaagde] door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën van YPP, waarvan [naam bedrijf] geen kennis draagt en waarvan de kennisname bij [naam bedrijf] leidt tot een concurrentievoordeel dat zij anders niet zou hebben gehad. Of bijvoorbeeld doordat [gedaagde] zo intensief heeft samengewerkt met bepaalde klanten van YPP dat deze klanten overstappen naar [naam bedrijf] .
5.8
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat YPP door de indiensttreding van [gedaagde] bij [naam bedrijf] in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast. Daarbij is van belang dat [gedaagde] een uitvoerende functie heeft. De kantonrechter acht het gelet daarop niet aannemelijk dat [gedaagde] vanuit de kennis en ervaring die hij bij YPP heeft opgedaan, beschikt over concurrentiegevoelige informatie en ook niet dat [gedaagde] uit hoofde van zijn functie (commercieel) relevante contacten heeft onderhouden met klanten van YPP. YPP heeft verder ook niets aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat het vertrek van [gedaagde] naar een concurrent haar in haar bedrijfsdebiet raakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft YPP enkel aangevoerd dat zij door de overstap van [gedaagde] naar [naam bedrijf] geen chauffeur bij haar klant de Technische Unie kan inzetten. Volgens YPP duurt het vele maanden eer een andere chauffeur kennis en ervaring heeft op die ritten te rijden. De kantonrechter ziet niet in dat dit kennis of ervaring is die (mede) het bedrijfsdebiet van YPP vormt. Het gaat immers niet om kennis of ervaring waarmee [gedaagde] zijn vorige werkgever rechtstreeks concurrentie zou kunnen aandoen en daarmee zichzelf of een nieuwe werkgever een ongerechtvaardigde voorsprong in concurrerend handelen zou kunnen bezorgen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat door [gedaagde] onweersproken is aangevoerd dat niet alleen hij de ritten voor de Technische Unie rijdt. Hier kunnen andere collega’s ook op worden ingedeeld. Het is duidelijk dat het een voordeel voor de klant is als een werkgever een ervaren chauffeur kan inzetten, maar dat is geen concurrentiegevoelige kennis en bovendien kennis die een andere werknemer zich snel eigen kan maken. Er valt dan ook niet in te zien welke voorsprong in de concurrentiestrijd [naam bedrijf] door de indiensttreding van [gedaagde] heeft. Daarbij geldt dat onbetwist vast staat dat [gedaagde] bij [naam bedrijf] ook voor andere klanten rijdt.
5.9
Voor zover YPP al belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding is dit belang niet, of hooguit zeer marginaal, een belang dat door het beding wordt beschermd. Hiertegenover staat het belang van [gedaagde] om onbelemmerd gebruik te kunnen maken van zijn recht op vrijheid van arbeidskeuze; in dit geval het belang om in dienst te kunnen blijven bij [naam bedrijf] . Het te beschermen belang van YPP weegt dan ook niet op tegen het belang van [gedaagde] waardoor naar het oordeel van de kantonrechter handhaving van het concurrentiebeding onbillijke benadeling oplevert van [gedaagde] .
5.1
De vorderingen van YPP in conventie zullen dan ook worden afgewezen en de primaire vordering van [gedaagde] in reconventie tot vernietiging van het overeengekomen concurrentiebeding zal worden toegewezen.
5.11
YPP is zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in conventie vastgesteld op € 996,- aan salaris gemachtigde. Gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, worden de proceskosten in reconventie vastgesteld op nihil.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt YPP in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 996,- aan salaris gemachtigde;
in reconventie:
vernietigt het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 10 van de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst;
veroordeelt YPP in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35789

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 november 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1082