ECLI:NL:RBROT:2022:4805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
9728656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper voor gebreken aan tweedehands auto na verkoop

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een tweedehands auto van gedaagde, problemen ondervonden met het vliegwiel en de koppeling van de auto. Eiser heeft de auto op 3 juni 2021 gekocht voor € 4.450,- en zijn oude auto ingeruild ter waarde van € 1.500,-. Na een week bleek de auto niet deugdelijk te functioneren, waarna eiser gedaagde in de gelegenheid heeft gesteld om de gebreken te herstellen. Gedaagde heeft echter geen actie ondernomen, waardoor eiser genoodzaakt was om de auto door een andere garage te laten repareren. Eiser vordert nu de kosten van de reparatie, alsook rente en buitengerechtelijke kosten van gedaagde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2022 heeft gedaagde betwist dat de gebreken aan de auto voor zijn rekening komen. Gedaagde stelt dat eiser bij de koop is geïnformeerd over de staat van de auto en dat hij akkoord is gegaan met de tekortkomingen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de auto bij aflevering voldeed aan de overeenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde verplicht was om de auto te herstellen en dat hij de kosten daarvan niet bij eiser in rekening mocht brengen.

De kantonrechter heeft eiser in het gelijk gesteld en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.419,29, inclusief rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat aan alle voorwaarden voor vergoeding is voldaan. Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9728656 CV EXPL 22-6730
datum uitspraak: 17 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [naam bedrijf],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
zonder gemachtigde.
Eiser wordt hierna ‘[eiser]’ genoemd. Gedaagde wordt ‘[gedaagde]’ of ‘[naam bedrijf]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord (mondeling en schriftelijk), met bijlagen, en
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 17 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en mr. Oomkes besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 3 juni 2021 een tweedehands auto (hierna: ‘de auto’) gekocht van [naam bedrijf]. Hij heeft € 4.450,- betaald en zijn oude auto ingeruild (waarde € 1.500,-).

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 1.419,29 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.190,-, rente van € 13,30 (berekend tot 28 december 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 215,99.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. Na de aankoop bleek onder andere dat het vliegwiel en de koppeling niet deugdelijk functioneerden. [eiser] heeft [naam bedrijf] in de gelegenheid gesteld om dat te herstellen. Dat heeft [naam bedrijf] niet gedaan. [eiser] heeft de auto door een andere garage laten herstellen. [naam bedrijf] moet die kosten vergoeden.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Er stond ineens een deurwaarder op de stoep. Als hij de auto zelf had hersteld, was het veel goedkoper geweest. Dat had hij best willen doen.

4..De beoordeling

4.1.
Er was een aantal problemen met de auto dat door [naam bedrijf] in de week na de aankoop is opgelost. Daar gaat deze zaak niet over. Het gaat nu alleen nog om het na ruim een week kapot gaan van het vliegwiel en de koppeling, waardoor de auto niet meer van de tweede naar de derde versnelling kon schakelen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij dit raar vindt, omdat het vliegwiel en de koppeling nooit zomaar kapot gaan en er niks met de motor aan de hand was toen hij de auto een maand voor de verkoop van het poetsbedrijf ophaalde. Of dit nu wel of niet klopt, vast staat dat de motor tijdens de proefrit onregelmatig draaide. Daarom heeft [naam bedrijf] in de week na de aankoop een injector vervangen en [eiser] toen laten weten “Maar motor nu alles verder goed”. Er was dus wel iets aan de hand met de motor. [eiser] stelt dat hij dat direct aan [naam bedrijf] heeft gemeld. [gedaagde] verklaart dat zij na de eerste week na de koop nooit meer iets van [eiser] hebben gehoord en er ineens een deurwaarder op de stoep stond. Dat klopt niet. [eiser] verklaart dat hij op 12 juni 2021 met de auto bij [naam bedrijf] is geweest en toen te woord is gestaan door twee medewerkers van [naam bedrijf]. Die hebben toen de problemen met het vliegwiel en de koppeling geconstateerd en tegen hem gezegd dat ze auto wel wilden maken, maar dat dat € 600,- zou kosten en dat [eiser] dat (zelf) moest betalen. Dat is door [gedaagde] niet betwist. Hij voert alleen aan dat hij dat niet zelf heeft gezegd. Dat maakt niet uit. Het is door de werknemers wel namens [naam bedrijf] gezegd. Dat erkent [gedaagde] ook. Hierdoor heeft [gedaagde] onvoldoende betwist dat ruim een week na de aankoop het vliegwiel en de koppeling kapot zijn gegaan. Volgens [gedaagde] komt dat probleem voor eigen rekening en risico van [eiser].
4.2.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] bij de koop is geïnformeerd over de staat van de auto en de tekortkomingen en daarmee akkoord is gegaan. Dat blijkt volgens [gedaagde] uit de bijschrijving op de factuur: ‘Auto is meeneemprijs. Klant is accoord met staat van auto. Auto heeft her en der gebruikerssporen.’ [eiser] erkent dat er over de krassen op de auto is gesproken, maar niet over andere mankementen. [eiser] betwist dat er over andere tekortkomingen is gesproken en/of dat hij daarmee akkoord is gegaan. Dat blijkt ook niet uit de bijschrijving op de factuur. Daar blijkt alleen uit dat [eiser] wist dat er gebruikerssporen op de auto zaten en dat hij daarmee akkoord is gegaan. Als [naam bedrijf] met gebruikerssporen iets anders bedoelde dan de krassen op de auto, dan had [naam bedrijf] dat duidelijker op de factuur moeten vermelden. Uit de whatsapp berichten die partijen aan elkaar hebben gestuurd blijkt ook niet dat (iemand namens) [naam bedrijf] heeft gezegd dat er andere problemen met de auto waren. Gelet daarop en op de prijs van de auto en de kilometerstand (ongeveer 138.000) mocht [eiser] daarom verwachten dat hij veilig aan het verkeer kon deelnemen met de auto. Dat kan niet met een na een week kapot vliegwiel en een kapotte koppeling. Dat betekent dat er in deze procedure vanuit wordt gegaan dat de auto bij aflevering niet voldeed aan de overeenkomst. [1]
4.3.
[naam bedrijf] was verplicht om de auto op verzoek van [eiser] te herstellen. [2] [naam bedrijf] mag daar volgens de wet geen kosten voor bij [eiser] in rekening brengen. [3] [eiser] heeft [naam bedrijf] ook na 12 juni 2021 nog minstens één keer in de gelegenheid gesteld om de auto te herstellen. Dat blijkt uit de leesbevestiging die de gemachtigde van [eiser] heeft ontvangen na het sturen van een e-mail aan [gedaagde] op 14 juli 2021. Uiteindelijk heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling de ontvangst van dat e-mailbericht ook erkend. In die e-mail is namens [eiser] een redelijke termijn aan [gedaagde] gegeven om de auto te herstellen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom mocht [eiser] de auto door een andere garage laten herstellen. [gedaagde] moet de kosten daarvoor aan [eiser] betalen. [4]
4.4.
[eiser] voert aan dat hij de auto heeft laten herstellen door [naam garage] en daarvoor een bedrag van € 1.190,- heeft betaald. Hij onderbouwt dat met de factuur van 3 augustus 2021. [gedaagde] brengt daar alleen tegenin dat ‘iedereen zomaar een factuurtje kan op laten maken.’ Dat is te weinig. [eiser] heeft bovendien ook nog een verklaring van [naam garage] ingediend waarin staat dat zij inderdaad op 3 augustus 2021 de auto van [eiser] hebben hersteld en daarvoor de factuur van € 1.190,- hebben opgemaakt die hij heeft betaald. Uit de factuur blijkt dat het ging om het vliegwiel en de koppeling. Het maakt niet uit dat [gedaagde] de reparatie misschien voor minder geld had kunnen uitvoeren of dat het [gedaagde] in ieder geval minder geld zou hebben gekost als hij de reparatie zelf had uitgevoerd. Die kans heeft hij gehad en niet benut. Daarom moet [gedaagde] nu het factuurbedrag van de andere garage van € 1.190,00 aan [eiser] betalen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.5.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiser] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
proceskosten
4.6.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. [eiser] procedeert met een toevoeging. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [eiser] tot vandaag daarom vast op € 135,88 aan dagvaardingskosten en € 374,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,- tarief). Dit is totaal € 509,88. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na deze uitspraak. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.419,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.190,- vanaf 25 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 509,88 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
703

Voetnoten

1.Artikel 7:17 lid 1 en 2 BW
2.Artikel 7:21 lid 1 onder b BW
3.Artikel 7:21 lid 2 BW
4.Artikel 7:21 lid 6 BW