4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
De feiten
Op 3 augustus 2019 was het personeel van de Koninklijke Marechaussee bezig met hun controletaak op de grensdoorlaatpost in Hoek van Holland, gemeente Rotterdam. De controle richtte zich op de voertuigen die met de ferry van Stena Line wilden uitreizen naar Groot-Brittannië. Omstreeks 20:45 uur kregen zij de melding dat er een bakwagen aangemeld stond met kenteken [kentekennummer] . Dit voertuig stond bekend als een voertuig waar eerder mee gesmokkeld was. Omstreeks 20:46 uur zagen zij de bakwagen aan komen rijden.
Er zat één persoon als bestuurder in het voertuig, die desgevraagd zijn paspoort overhandigde. De bestuurder was [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] (hierna: de verdachte). Op verzoek van de Marechaussee opende de verdachte de laadklep van zijn bakwagen. Daarbij werd gezien dat de verdachte trillende handen had.
Op dat moment was er in de laadruimte van de bakwagen slechts een aantal goederen zichtbaar, waaronder enkele houten kasten, houten planken en een versleten bank. Bij het tikken op de achterwand van de laadruimte was een hol geluid te horen. Na het opmeten van de bakwagen bleek er 110 centimeter verschil te zitten tussen de binnenkant van de laadruimte en de buitenkant van de bakwagen. Er werd vervolgens een verborgen ruimte aangetroffen in de bakwagen waarin zich 18 personen bevonden, waaronder een aantal minderjarigen. De aangetroffen personen bleken de Afghaanse of Indiase nationaliteit te hebben.
Op 2 augustus 2019 ontving de Marechaussee een dringend e-mailbericht over een boeking bij Stena Line van Hoek van Holland naar Harwich. Het ging om de boeking op naam van de verdachte en het Britse kenteken [kentekennummer] . Als e-mailadres voor de boeking werd gebruikt: [e-mailadres] . Dit e-mailadres is volgens Stena Line eerder gebruikt bij boekingen waarbij vreemdelingen zijn aangetroffen in een voertuig.
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 1 augustus 2019 zijn reis is begonnen in Dover, daarna de overtocht heeft gemaakt naar Calais en vervolgens naar Antwerpen is gereden, waar hij op 1 augustus 2019 in de avond is aangekomen. Van 1 op 2 augustus 2019 heeft de verdachte in de vrachtwagen overnacht. Vervolgens heeft hij van 2 op 3 augustus 2019 in een hotel overnacht.
Een van de vreemdelingen heeft verklaard dat ze op 3 augustus 2019 in Brussel in het voertuig zijn gestapt. Dit zou rond 4 uur of half 5 zijn geweest. Het was hun bedoeling om naar Groot-Brittannië te gaan.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn voertuig. Uit de verklaring van de verdachte kan voorts worden afgeleid dat het niet mogelijk is om zonder hulp van de chauffeur in de vrachtwagen te klimmen. De verdachte zegt daarover: “
niemand kon er ook in komen want er zit een schakelaar op het dashboard en alleen zo kun je in de vrachtauto komen”.
Over de toedracht van zijn reis heeft de verdachte als volgt verklaard. Voor deze reis is hij kort voor vertrek benaderd door ‘een vriend van een vriend’ (“ [naam persoon 1] ”). Hij zou meubels in België gaan halen om deze te vervoeren naar Essex, Groot-Brittannië. Hij zou hiervoor 500 pond krijgen. Ook zou er geld voor brandstof en een hotelovernachting op zijn rekening worden gestort.
De persoon waarvan de verdachte deze klus heeft aangenomen heeft hij eenmaal in Londen ontmoet, op de avond voor zijn vertrek. Hij heeft van hem een iPhone meegekregen. De verdachte heeft aan deze persoon zijn bankgegevens gegeven, zodat hij de tickets voor de overtochten kon boeken. De verdachte zou in Antwerpen een zakenpartner van deze persoon ontmoeten, die hij “ [naam persoon 2] ” noemt. De verdachte beschrijft [naam persoon 2] in zijn eerste verhoor als een man van Aziatische afkomst (“uit het Midden-Oosten”), die met een Brits accent met hem sprak. In een ander verhoor heeft de verdachte aangegeven dat [naam persoon 2] geen Engels sprak.
[naam persoon 2] zou de vrachtwagen hebben gevuld met meubels. De verdachte heeft wisselend verklaard over de dag waarop de meubels zich uiteindelijk in de vrachtwagen bevonden (vrijdag 2 augustus 2019 of zaterdag 3 augustus 2019). Ook heeft hij wisselend verklaard over de wijze waarop dit zou zijn gebeurd. In één verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij zijn voertuig ergens moest afleveren zodat [naam persoon 2] de meubels kon laden ( [naam persoon 2] zou geen vrachtwagen kunnen besturen). In een ander verhoor heeft de verdachte verklaard dat [naam persoon 2] de vrachtwagen heeft meegenomen en heeft teruggebracht.
De verdachte heeft verder verklaard dat het voornemen was om op 2 augustus 2019 terug te reizen, maar dat hij bij gebreke van een werkend navigatiesysteem de weg niet kon vinden. In Antwerpen zou hij achtereenvolgens een Prepaid telefoon en een TomTom hebben gekocht om gebruik te kunnen maken van een navigatiesysteem. De verdachte zou zijn persoonlijke iPhone in Engeland hebben achtergelaten.
De verdachte is op zaterdag 3 augustus 2019 richting Rotterdam gereden, nadat hij kort daarvoor van [naam persoon 1] had vernomen dat het initiële plan om terug te reizen via Calais was gewijzigd.
Onderzoek aan in beslag genomen telefoons
De Iphone die de verdachte tijdens zijn aanhouding bij zich had is onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat de verdachte op 3 augustus 2019 36 keer telefonisch contact heeft gehad met het Britse nummer [telefoonnummer] . Daarnaast zijn er in de telefoon berichten aangetroffen die uitgewisseld zijn met hetzelfde telefoonnummer. Zo is er op zaterdag 3 augustus 2019 om 15:33 uur door telefoonnummer [telefoonnummer] naar de verdachte een adres gestuurd met daarbij de tekst:
“that’s the second adress where they will pack them in”.
Er werden door telefoonnummer [telefoonnummer] nog een aantal adressen gestuurd en verder is er op 3 augustus 2019 de volgende tekst gestuurd:
“When they ask whereby came from say ROTHERHAM AND YOU DID A REMOVAL JOB and you are going to essex”.
Naast de Iphone zijn er nog twee telefoons onder de verdachte in beslag genomen, namelijk een Wiko telefoon en een Nokia. Opvallend is dat er in de Wiko telefoon maar 2 nummers (Brits en Spaans) zijn opgeslagen en in de Nokia telefoon – waarover de verdachte heeft verklaard dat dit zijn eigen telefoon is die hij gebruikt als zijn eigen iPhone bij een pandjeshuis ligt – maar één nummer.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de vreemdelingen in het door hem bestuurde voertuig ongeloofwaardig. De rechtbank acht het om te beginnen onaannemelijk dat enkel om in België oude meubels op te halen een dergelijke dure reis wordt gemaakt. De vermoedelijke kosten stonden niet in verhouding tot de waarde van de vervoerde meubels. De door de verdachte afgelegde route – heen met de ferry vanaf Dover naar Calais en terug vanaf Hoek van Holland naar Harwich – is niet logisch. De vrachtwagen was kennelijk niet voorzien van een goed werkend navigatiesysteem, hetgeen ertoe heeft geleid dat de verdachte in allerijl voor een navigatiesysteem moest zorgen en de reis een dag langer heeft geduurd dan voorzien.
Ook de wijze waarop de verdachte de klus heeft aangenomen en uitgevoerd roept de nodige vragen op. Niet goed valt in te zien waarom de verdachte een iPhone zou krijgen voor deze klus en waarom hij zijn bankgegevens ter beschikking zou stellen aan een voor hem onbekend persoon. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de reis, zijn opdracht en zijn gangen in Antwerpen zijn voorts niet goed te volgen en op punten aantoonbaar inconsistent en/of onjuist. Mede gelet op de verklaring van de verdachte is het hoogst onwaarschijnlijk dat de vreemdelingen buiten medeweten van de verdachte in de vrachtauto zijn ingeklommen.
Verder blijkt uit de berichten die in de iPhone telefoon van de verdachte zijn aangetroffen naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte werd geïnstrueerd om naar verschillende adressen toe te gaan om daar personen op te halen en dat hij – indien er vragen gesteld zouden worden – maar moest zeggen dat hij een verhuisklus deed, hetgeen hij uiteindelijk ook bij de politie heeft verklaard. De inhoud van de berichten die gestuurd zijn in combinatie met het feit dat de verdachte op 3 augustus 2019 36 keer contact heeft gehad met hetzelfde Britse nummer, maakt het zeer onaannemelijk dat het daadwerkelijk om een verhuisklus ging. De verdachte heeft verklaard de laatste berichten in de conversatie niet te hebben gelezen, maar hij heeft wel op de berichten gereageerd door te sturen “
Call”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen op verschillende adressen in België zijn ingestapt op 3 augustus 2019, dat de verdachte dat wist en dat het zijn bedoeling was de vreemdelingen ongemerkt en illegaal naar Groot-Brittannië te vervoeren.
Uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen, wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd.
Tot 2005 was in artikel 197a Sr enkel strafbaar gesteld het behulpzaam zijn (uit winstbejag) bij toegang tot of verblijf (…). Doel en strekking van deze bepaling was het tegengaan van mensensmokkel. Dit doel en deze strekking waren voor de Hoge Raad mede (naast normaal spraakgebruik) reden om onder “verblijf” in Nederland te verstaan: “elk zich ophouden” in Nederland, waaronder volgens de Hoge Raad ook viel het louter vervoeren van personen door Nederland (zie Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537). Bij de wetswijziging in 2005 is “winstbejag” uit lid 1 geschrapt en is in lid 1 “doorreis” toegevoegd. Behulpzaam zijn bij verblijf (uit winstbejag) is opgenomen in een afzonderlijk lid van artikel 197a Sr, (thans) lid 2. In de Memorie van Toelichting bij de genoemde wetswijziging wordt over het begrip “doorreis” onder meer vermeld: “Het huidige eerste lid kent het begrip doorreis niet. Doorreis is synoniem voor transit of doortocht (…). Transit zit tussen binnenkomst en verblijf in. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.” Het louter vervoeren van personen moet naar het oordeel van de rechtbank in dat verband derhalve worden gezien als het behulpzaam zijn bij doorreis.
Nu behulpzaam zijn bij doorreis als aparte handeling strafbaar is gesteld, is er aanleiding om het begrip “verblijf” minder ruim uit te leggen dan de Hoge Raad in 2003 deed en het begrip “doorreis” niet (meer) te laten samenvallen met het begrip “verblijf”. Doel en strekking van artikel 197a Sr - het tegengaan van mensensmokkel - verlangen immers - door de aparte strafbaarstelling van het behulpzaam zijn bij doorreis - niet meer dat het enkele vervoeren moet worden aangemerkt als behulpzaam zijn bij verblijf.
Daaruit volgt dat de rechtbank in zaken waarbij het alleen gaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.