ECLI:NL:RBROT:2022:4796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
10/750342-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mensensmokkel van 18 personen, waaronder minderjarigen, met schending van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, werd ervan beschuldigd op 3 augustus 2019 in Hoek van Holland 18 personen, waaronder minderjarigen, met de Afghaanse of Indiase nationaliteit te hebben gesmokkeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig kon aantonen dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze personen in zijn voertuig. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende feiten, waaronder de onlogische reisroute van de verdachte en de instructies die hij via zijn telefoon ontving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 5 jaar geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 36 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, maar sprak hem vrij van het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen, waaronder het voertuig en een telefoon, verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750342-19
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] [postcode verdachte] ( [land verdachte] ),
gemachtigd raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Al Mansouri heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het medeplegen van mensensmokkel van 18 personen met de Afghaanse of Indiase nationaliteit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen (voertuig met kenteken [kentekennummer] en telefoon).

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de vreemdelingen die zich in zijn voertuig bevonden.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten
Op 3 augustus 2019 was het personeel van de Koninklijke Marechaussee bezig met hun controletaak op de grensdoorlaatpost in Hoek van Holland, gemeente Rotterdam. De controle richtte zich op de voertuigen die met de ferry van Stena Line wilden uitreizen naar Groot-Brittannië. Omstreeks 20:45 uur kregen zij de melding dat er een bakwagen aangemeld stond met kenteken [kentekennummer] . Dit voertuig stond bekend als een voertuig waar eerder mee gesmokkeld was. Omstreeks 20:46 uur zagen zij de bakwagen aan komen rijden.
Er zat één persoon als bestuurder in het voertuig, die desgevraagd zijn paspoort overhandigde. De bestuurder was [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] (hierna: de verdachte). Op verzoek van de Marechaussee opende de verdachte de laadklep van zijn bakwagen. Daarbij werd gezien dat de verdachte trillende handen had.
Op dat moment was er in de laadruimte van de bakwagen slechts een aantal goederen zichtbaar, waaronder enkele houten kasten, houten planken en een versleten bank. Bij het tikken op de achterwand van de laadruimte was een hol geluid te horen. Na het opmeten van de bakwagen bleek er 110 centimeter verschil te zitten tussen de binnenkant van de laadruimte en de buitenkant van de bakwagen. Er werd vervolgens een verborgen ruimte aangetroffen in de bakwagen waarin zich 18 personen bevonden, waaronder een aantal minderjarigen. De aangetroffen personen bleken de Afghaanse of Indiase nationaliteit te hebben.
Op 2 augustus 2019 ontving de Marechaussee een dringend e-mailbericht over een boeking bij Stena Line van Hoek van Holland naar Harwich. Het ging om de boeking op naam van de verdachte en het Britse kenteken [kentekennummer] . Als e-mailadres voor de boeking werd gebruikt: [e-mailadres] . Dit e-mailadres is volgens Stena Line eerder gebruikt bij boekingen waarbij vreemdelingen zijn aangetroffen in een voertuig.
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 1 augustus 2019 zijn reis is begonnen in Dover, daarna de overtocht heeft gemaakt naar Calais en vervolgens naar Antwerpen is gereden, waar hij op 1 augustus 2019 in de avond is aangekomen. Van 1 op 2 augustus 2019 heeft de verdachte in de vrachtwagen overnacht. Vervolgens heeft hij van 2 op 3 augustus 2019 in een hotel overnacht.
Een van de vreemdelingen heeft verklaard dat ze op 3 augustus 2019 in Brussel in het voertuig zijn gestapt. Dit zou rond 4 uur of half 5 zijn geweest. Het was hun bedoeling om naar Groot-Brittannië te gaan.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn voertuig. Uit de verklaring van de verdachte kan voorts worden afgeleid dat het niet mogelijk is om zonder hulp van de chauffeur in de vrachtwagen te klimmen. De verdachte zegt daarover: “
niemand kon er ook in komen want er zit een schakelaar op het dashboard en alleen zo kun je in de vrachtauto komen”.
Over de toedracht van zijn reis heeft de verdachte als volgt verklaard. Voor deze reis is hij kort voor vertrek benaderd door ‘een vriend van een vriend’ (“ [naam persoon 1] ”). Hij zou meubels in België gaan halen om deze te vervoeren naar Essex, Groot-Brittannië. Hij zou hiervoor 500 pond krijgen. Ook zou er geld voor brandstof en een hotelovernachting op zijn rekening worden gestort.
De persoon waarvan de verdachte deze klus heeft aangenomen heeft hij eenmaal in Londen ontmoet, op de avond voor zijn vertrek. Hij heeft van hem een iPhone meegekregen. De verdachte heeft aan deze persoon zijn bankgegevens gegeven, zodat hij de tickets voor de overtochten kon boeken. De verdachte zou in Antwerpen een zakenpartner van deze persoon ontmoeten, die hij “ [naam persoon 2] ” noemt. De verdachte beschrijft [naam persoon 2] in zijn eerste verhoor als een man van Aziatische afkomst (“uit het Midden-Oosten”), die met een Brits accent met hem sprak. In een ander verhoor heeft de verdachte aangegeven dat [naam persoon 2] geen Engels sprak.
[naam persoon 2] zou de vrachtwagen hebben gevuld met meubels. De verdachte heeft wisselend verklaard over de dag waarop de meubels zich uiteindelijk in de vrachtwagen bevonden (vrijdag 2 augustus 2019 of zaterdag 3 augustus 2019). Ook heeft hij wisselend verklaard over de wijze waarop dit zou zijn gebeurd. In één verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij zijn voertuig ergens moest afleveren zodat [naam persoon 2] de meubels kon laden ( [naam persoon 2] zou geen vrachtwagen kunnen besturen). In een ander verhoor heeft de verdachte verklaard dat [naam persoon 2] de vrachtwagen heeft meegenomen en heeft teruggebracht.
De verdachte heeft verder verklaard dat het voornemen was om op 2 augustus 2019 terug te reizen, maar dat hij bij gebreke van een werkend navigatiesysteem de weg niet kon vinden. In Antwerpen zou hij achtereenvolgens een Prepaid telefoon en een TomTom hebben gekocht om gebruik te kunnen maken van een navigatiesysteem. De verdachte zou zijn persoonlijke iPhone in Engeland hebben achtergelaten.
De verdachte is op zaterdag 3 augustus 2019 richting Rotterdam gereden, nadat hij kort daarvoor van [naam persoon 1] had vernomen dat het initiële plan om terug te reizen via Calais was gewijzigd.
Onderzoek aan in beslag genomen telefoons
De Iphone die de verdachte tijdens zijn aanhouding bij zich had is onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat de verdachte op 3 augustus 2019 36 keer telefonisch contact heeft gehad met het Britse nummer [telefoonnummer] . Daarnaast zijn er in de telefoon berichten aangetroffen die uitgewisseld zijn met hetzelfde telefoonnummer. Zo is er op zaterdag 3 augustus 2019 om 15:33 uur door telefoonnummer [telefoonnummer] naar de verdachte een adres gestuurd met daarbij de tekst:
“that’s the second adress where they will pack them in”.
Er werden door telefoonnummer [telefoonnummer] nog een aantal adressen gestuurd en verder is er op 3 augustus 2019 de volgende tekst gestuurd:
“When they ask whereby came from say ROTHERHAM AND YOU DID A REMOVAL JOB and you are going to essex”.
Naast de Iphone zijn er nog twee telefoons onder de verdachte in beslag genomen, namelijk een Wiko telefoon en een Nokia. Opvallend is dat er in de Wiko telefoon maar 2 nummers (Brits en Spaans) zijn opgeslagen en in de Nokia telefoon – waarover de verdachte heeft verklaard dat dit zijn eigen telefoon is die hij gebruikt als zijn eigen iPhone bij een pandjeshuis ligt – maar één nummer.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de vreemdelingen in het door hem bestuurde voertuig ongeloofwaardig. De rechtbank acht het om te beginnen onaannemelijk dat enkel om in België oude meubels op te halen een dergelijke dure reis wordt gemaakt. De vermoedelijke kosten stonden niet in verhouding tot de waarde van de vervoerde meubels. De door de verdachte afgelegde route – heen met de ferry vanaf Dover naar Calais en terug vanaf Hoek van Holland naar Harwich – is niet logisch. De vrachtwagen was kennelijk niet voorzien van een goed werkend navigatiesysteem, hetgeen ertoe heeft geleid dat de verdachte in allerijl voor een navigatiesysteem moest zorgen en de reis een dag langer heeft geduurd dan voorzien.
Ook de wijze waarop de verdachte de klus heeft aangenomen en uitgevoerd roept de nodige vragen op. Niet goed valt in te zien waarom de verdachte een iPhone zou krijgen voor deze klus en waarom hij zijn bankgegevens ter beschikking zou stellen aan een voor hem onbekend persoon. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de reis, zijn opdracht en zijn gangen in Antwerpen zijn voorts niet goed te volgen en op punten aantoonbaar inconsistent en/of onjuist. Mede gelet op de verklaring van de verdachte is het hoogst onwaarschijnlijk dat de vreemdelingen buiten medeweten van de verdachte in de vrachtauto zijn ingeklommen.
Verder blijkt uit de berichten die in de iPhone telefoon van de verdachte zijn aangetroffen naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte werd geïnstrueerd om naar verschillende adressen toe te gaan om daar personen op te halen en dat hij – indien er vragen gesteld zouden worden – maar moest zeggen dat hij een verhuisklus deed, hetgeen hij uiteindelijk ook bij de politie heeft verklaard. De inhoud van de berichten die gestuurd zijn in combinatie met het feit dat de verdachte op 3 augustus 2019 36 keer contact heeft gehad met hetzelfde Britse nummer, maakt het zeer onaannemelijk dat het daadwerkelijk om een verhuisklus ging. De verdachte heeft verklaard de laatste berichten in de conversatie niet te hebben gelezen, maar hij heeft wel op de berichten gereageerd door te sturen “
Call”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen op verschillende adressen in België zijn ingestapt op 3 augustus 2019, dat de verdachte dat wist en dat het zijn bedoeling was de vreemdelingen ongemerkt en illegaal naar Groot-Brittannië te vervoeren.
Uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen, wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd.
Tot 2005 was in artikel 197a Sr enkel strafbaar gesteld het behulpzaam zijn (uit winstbejag) bij toegang tot of verblijf (…). Doel en strekking van deze bepaling was het tegengaan van mensensmokkel. Dit doel en deze strekking waren voor de Hoge Raad mede (naast normaal spraakgebruik) reden om onder “verblijf” in Nederland te verstaan: “elk zich ophouden” in Nederland, waaronder volgens de Hoge Raad ook viel het louter vervoeren van personen door Nederland (zie Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537).
Bij de wetswijziging in 2005 is “winstbejag” uit lid 1 geschrapt en is in lid 1 “doorreis” toegevoegd. Behulpzaam zijn bij verblijf (uit winstbejag) is opgenomen in een afzonderlijk lid van artikel 197a Sr, (thans) lid 2. In de Memorie van Toelichting bij de genoemde wetswijziging wordt over het begrip “doorreis” onder meer vermeld: “Het huidige eerste lid kent het begrip doorreis niet. Doorreis is synoniem voor transit of doortocht (…). Transit zit tussen binnenkomst en verblijf in. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.” Het louter vervoeren van personen moet naar het oordeel van de rechtbank in dat verband derhalve worden gezien als het behulpzaam zijn bij doorreis.
Nu behulpzaam zijn bij doorreis als aparte handeling strafbaar is gesteld, is er aanleiding om het begrip “verblijf” minder ruim uit te leggen dan de Hoge Raad in 2003 deed en het begrip “doorreis” niet (meer) te laten samenvallen met het begrip “verblijf”. Doel en strekking van artikel 197a Sr - het tegengaan van mensensmokkel - verlangen immers - door de aparte strafbaarstelling van het behulpzaam zijn bij doorreis - niet meer dat het enkele vervoeren moet worden aangemerkt als behulpzaam zijn bij verblijf.
Daaruit volgt dat de rechtbank in zaken waarbij het alleen gaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich op 3 augustus 2019 schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op 3 augustus 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
anderen, te weten 18 personen met de
Afghaanse en/of Indiase nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of België en/of genoemde personen daartoe gelegenheid heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in een geprepareerde ruimte in het laadruim van een
voertuig met kenteken [kentekennummer] te vervoeren door België en/of Nederland
richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Goot-Brittannië te
nemen en
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland
naar Groot-Brittannië
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar
/totNederland en/of Groot-Brittannië en/of België gefaciliteerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) dat die toegang of die doorreis
wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep als
chauffeur.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de smokkel van achttien personen met Afghaanse of Indiase nationaliteit, door hen in een verborgen ruimte van zijn voertuig vanuit België naar Nederland te vervoeren met de bedoeling om vervolgens door de reizen naar Groot-Brittannië. Onder de gesmokkelden bevonden zich ook enkele minderjarigen.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in een illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelswijze van de verdachte ondermijnt het beleid. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Overige persoonlijke omstandigheden
Uit het dossier en de toelichting van de raadsman ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte kan worden omschreven als een kwetsbare verdachte. Hij kampt niet alleen met diverse lichamelijke problemen van zekere ernst, maar ook met geestelijke problemen, waaronder een alcoholverslaving en depressieve klachten
.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt voorts in strafverzwarende zin in aanmerking dat zich onder de vreemdelingen kinderen bevonden, dat er sprake is van medeplegen en dat het feit is begaan in uitoefening van het beroep van de verdachte als vrachtwagenchauffeur. De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met hiervoor genoemde lichamelijke en fysieke gesteldheid van de verdachte.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 augustus 2019 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen de inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ongeveer 2 jaar en 7 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 7 maanden. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, zal deze overschrijding gecompenseerd worden door vermindering van de op te leggen straf.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 42 maanden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen (voertuig met kenteken [kentekennummer] en Iphone) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de trekker terug gegeven moet worden aan de rechthebbende en refereerde zich ten aanzien van de container aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Het voertuig met kenteken [kentekennummer] betreft, zoals te zien op de foto’s in het dossier, een bakwagen. Er is dan ook geen sprake van een trekker en een oplegger met container zoals het geval is bij een vrachtwagencombinatie. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het betoog van de raadsman.
De in beslag genomen goederen (het voertuig met kenteken [kentekennummer] en de Iphone) zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van deze goederen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: het voertuig met kenteken [kentekennummer] en de
iPhone.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op of omstreeks 03 augustus 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten 18, althans één of meer, personen met de
Afghaanse en/of Indische nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of België en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of België en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in een geprepareerde ruimte in het laadruim van een
voertuig met kenteken [kentekennummer] te vervoeren door België en/of Nederland
richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Goot-Brittannië te
nemen en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland
naar Groot-Brittannië
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië en/of België georganiseerd en/of
gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als
chauffeur.