ECLI:NL:RBROT:2022:4770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/10/638799 / KG ZA 22-419(voorlopige voorziening) C10/638801 / FA RK 22-3601 (beroep)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen oplegging van huisverbod ongegrond verklaard; verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging van een huisverbod aan eiser door de burgemeester van Rotterdam. Het huisverbod was opgelegd op 19 mei 2022 en verlengd tot 16 juni 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op de zitting heeft eiser zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit tot het opleggen van het huisverbod voldoende gemotiveerd was en dat er op het moment van oplegging sprake was van gevaar voor de veiligheid van de personen die met eiser in de woning woonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen en dat hij in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/638799 / KG ZA 22-419(voorlopige voorziening)
C10/638801 / FA RK 22-3601 (beroep)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van 30 mei 2022 op het beroep in de zaak tussen
[naam eiser], eiser,
wonende te [adres eiser],
gemachtigde mr. S.C. van Paridon,
en
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigden mr. S, Duinhouwer, mr. W. Breure en mr. Ö. Akarca,
in welke zaken belanghebbenden zijn:
[naam echtgenoot], de echtgenote van eiser,
vertegenwoordigd door mr. A.F.M. den Hollander;
[naam zoon 1], de zoon van eiser,
geboren op [geboortedatum zoon 1] 2005;
[naam zoon 2], de zoon van eiser,
geboren op [geboortedatum zoon 2] 2008;
hierna: achterblijvers,
allen wonende te [adres].

1..Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 19 mei 2022 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan eiser.
1.2.
Bij besluit van 26 mei heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 16 juni 2022.
1.3.
Bij brief van 24 mei 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit tot oplegging van het huisverbod (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft eiser zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022.
Aanwezig waren:
  • verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Duinhouwer, mr. W. Breure en mr. Ö. Akarca;
  • mr. den Hollander;
  • [naam 1], [naam 2] en [naam 3], de meerderjarige dochters van eiser en achterblijfster.
Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Achterblijfster is ook niet verschenen.

2..Beslissing

2.1.
De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

3..Overwegingen

Weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
3.1.
Bij het bestreden besluit van 19 mei 2022 heeft verweerder aan eiser een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van eiser in de woning (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3.2.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit van 19 mei 2022 te vernietigen, dan wel het locatieverbod ten aanzien van de woning te vernietigen en verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Het beroep richt zich niet tegen het besluit van 26 mei 2022 tot verlenging van het huisverbod.
3.3.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingetrokken. De rechtbank zal daarom niet meer op dit verzoek beslissen.
Beroep
3.4.
Mr. Van Paridon heeft de rechtbank te kennen gegeven dat het beroep afgedaan mag worden op de stukken en dat hij geen behoefte heeft aan een nadere mondelinge behandeling van het beroep. De rechtbank zal daarom met inachtneming van artikel 8:67 Awb mondeling uitspraak doen.
3.5.
Eiser voert aan dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.
3.6.
Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) moet een besluit berusten op een deugdelijke motivering.
3.7.
Op grond van artikel 2, vierde lid, van de Wet tijdelijk huisverbod bevat het huisverbod in ieder geval een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het geldt, de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van het huisverbod en de namen van de personen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende is gemotiveerd waarom het huisverbod is opgelegd. In het besluit staat duidelijk omschreven welke feiten en omstandigheden aanleiding hebben gegeven voor het huisverbod. Het gaat dan met name om de gebeurtenissen die op 19 mei 2022 hebben plaatsgevonden. In de motivering is vooral de versie van achterblijfster en getuigen opgenomen. De stelling van eiser dat alleen de versie van achterblijfster is overgenomen, is onvoldoende om als motiveringsgebrek te gelden. Die versie gaf immers de onderbouwing van het huisverbod. Eiser was niet bereikbaar en is daarom niet gehoord bij de oplegging van het huisverbod. Daar komt bij dat eiser eerder heeft aangegeven het eens te zijn met het huisverbod. Dat is de reden dat zijn verhaal niet in de motivering is meegenomen. De motivering is voldoende om het besluit te dragen. De beroepsgrond van eiser faalt.
3.9.
Eiser voert aan dat er geen gevaar bestond op het moment dat gedaagde het bestreden besluit nam.
3.10.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
De rechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen.
3.11.
Eiser betwist alles wat er gebeurd is. Hij geeft slechts toe dat er ruzie of spanning was en dat hij een kleine duw heeft gegeven. De rechtbank stelt voorop dat de bewijsregels voor een tijdelijk huisverbod anders zijn dan in het strafrecht. Het is voldoende dat het aannemelijk is dat de feiten en omstandigheden een ernstig en onmiddellijk gevaar opleveren.
3.12.
In dit geval is het meer dan voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van gevaar. De verhalen van eiser en achterblijfster staan haaks tegenover elkaar, maar in het dossier bevindt zich niet alleen de verklaring van achterblijfster, maar ook de verklaringen van de politie die ter plaatse het letsel heeft gezien, foto’s van het letsel, een getuige die de mishandeling en bedreiging heeft gezien, de verklaring van de dochter die vlak na het incident in de woning aanwezig was en letsel en ook paniek van haar moeder heeft waargenomen. Bovendien is sprake geweest van een ambulance die achterblijfster heeft meegenomen en een melding van de arts bij Veilig Thuis. Kortom, het is voldoende aannemelijk dat er gevaar was en verweerder was dus bevoegd om een huisverbod op te leggen.
3.13.
Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit mocht doen. Het gevaar ging op grond van wat we nu weten met name uit van eiser. Verder is het belang van achterblijvers inclusief de minderjarige kinderen, voor rust en veiligheid groter dan het belang van eiser om in de woning te kunnen. De beroepsgrond faalt.
3.14.
Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
Aldus gedaan door mr. B. Krijnen, rechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. A.F.H. Domenie, griffier, ondertekend.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: