ECLI:NL:RBROT:2022:4761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
10/042826-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk vervoeren van cocaïne met verborgen ruimte in auto

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van cocaïne. De verdachte, een Fransman, werd op 18 februari 2022 aangehouden op de A-16, waar in een verborgen ruimte van zijn auto een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne werd aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte de cocaïne met een buitenlandse bestemming vervoerde.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne in zijn auto en dat er geen ononderbroken keten van bewijs was. De rechtbank erkende dat er een schakel in de bewijsvoering ontbrak, maar oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op. Tevens werd de auto van de verdachte, die was gebruikt voor het vervoer van de drugs, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/042826-22
Datum uitspraak: 15 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] , [geboorteland verdachte] , op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Krimpen aan den IJssel,
gemachtigd raadsman mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.W.J. Kerckhoffs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest
  • onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte in beslag genomen auto.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne wettig en overtuigend te bewijzen. De verdachte is een Fransman die met zijn auto met een Frans kenteken op de A-16, een populaire route voor Franse drugskoeriers, is aangehouden terwijl in een verborgen ruimte in zijn auto cocaïne is aangetroffen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde omdat geen sprake is van wetenschap en beschikkingsmacht ten aanzien van de cocaïne in de auto en uit het dossier niet blijkt dat de verdachte onderweg was naar het buitenland. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd dat de kennisgeving van inbeslagneming van de pakketten in de auto ontbreekt in het dossier en er dus geen sprake is van een ononderbroken keten waaruit te herleiden is dat het de inbeslaggenomen pakketten zijn die getest en positief bevonden zijn op de aanwezigheid van cocaïne. Daarnaast is aangevoerd dat geen sprake is van opzet van de verdachte op het vervoeren van cocaïne.
4.1.3.
Beoordeling
Over het primair ten laste gelegde: was sprake van ‘bestemming buitenland’?
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden kan naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend worden vastgesteld dat op de dag van de aanhouding de auto van de verdachte zich aanvankelijk in Rotterdam bevond, dat de verdachte vervolgens in die auto op de A-16 richting Breda/Antwerpen reed, en dat hij is aangehouden op de A-16 ter hoogte van Dordrecht. Dat de verdachte op de A-16 reed en woonachtig is in Frankrijk acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdovende middelen een buitenlandse bestemming hadden. Ook de verklaring van de verdachte biedt daartoe onvoldoende concrete aanknopingspunten. Dit betekent dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Over het subsidiair ten laste gelegde: is de keten van bewijs doorbroken?
Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat er een schakel ontbreekt tussen de inbeslaggenomen en onderzochte pakketten. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat – voor zover de verdediging dit heeft bedoeld aan te voeren – het resultaat van de doorzoeking van de auto van de verdachte voor het bewijs kan worden gebruikt, en dat uit de inhoud van de gebezigde processen-verbaal (zie bijlage II) genoegzaam kan worden opgemaakt dat de pakketten die bij de aanhouding zijn aangetroffen en inbeslaggenomen dezelfde zijn als de onderzochte pakketten, welke pakketten cocaïne bevatten. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het goednummer van de onderzochte pakketten (dat bestaat onder meer uit het nummer van het proces-verbaal waarin de inbeslagneming is beschreven), op de data van de inbeslagneming en het eerste onderzoek van de pakketten (beide vonden plaats op dezelfde dag), en op de beschrijving van de pakketten (het bruto gewicht, het aantal en het verpakkingsmateriaal komen steeds overeen).
Over het subsidiair ten laste gelegde: was sprake van opzet op het vervoeren van cocaïne?
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en gelet op het voorgaande staat vast dat in de auto van de verdachte in een verborgen ruimte elf pakketten met cocaïne zijn aangetroffen. De verdachte heeft hierover het volgende verklaard. Hij dacht dat hij de opdracht had gekregen om een hoeveelheid cannabis te vervoeren. Hij heeft de pakketten niet zelf in de auto verborgen, maar heeft zijn auto daartoe ergens achtergelaten. Hij is vervolgens gaan rijden omdat hij de opdracht daartoe had gekregen en hij daarvoor € 1.500,- zou ontvangen. Hij wist niet of en, zo ja, waar de verdovende middelen zich op dat moment in de auto bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte kunnen en moeten beseffen dat zich in de auto mogelijk harddrugs bevonden gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden en de forse geldelijke beloning. Toch is hij gaan rijden, zonder nader onderzoek te doen naar wat hij precies vervoerde. Door zo te handelen heeft de verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich schuldig zou maken aan het vervoeren van een behoorlijke hoeveelheid harddrugs en heeft hij dus voorwaardelijk opzet daarop gehad.
4.1.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 februari 2022 in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoer van een behoorlijke hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer 12 kilo. Dit is een ernstig feit. Harddrugs zoals cocaïne bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte van verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan een bijdrage heeft geleverd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om vanwege de op de zitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de door de verdachte al ondergane voorlopige hechtenis. De ernst van het door hem begane strafbare feit staat dit echter niet toe. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaart.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen auto (een zwarte Citroen C4 Cactus) te onttrekken aan het verkeer, omdat het strafbare feit met behulp van de auto, die verborgen ruimte onder de achterbank had, is begaan.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft hierover geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de in beslag genomen auto onttrekken aan het verkeer. De auto is daarvoor vatbaar, nu het bewezen feit daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit van een auto met een verborgen ruimte in strijd is met het algemeen belang. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de politie heeft beschreven dat de ruimte zodanig professioneel is ingebouwd dat deze geen ander doel kan dienen dan het onttrekken aan het ambtelijk toezicht van voorwerpen die zich in de afgeschermde ruimte zouden bevinden. Dat betekent dat het ongecontroleerde bezit van de auto afbreuk zou kunnen doen aan een effectieve voorkoming en bestrijding van het vervoer van verboden goederen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: Citroen C4 met het Franse kenteken [kentekennummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12719 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft
verdachte opzettelijk die cocaïne in een auto vervoerd met de bestemming Frankrijk
en/of België
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 12719 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.