ECLI:NL:RBROT:2022:4760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
10/323578-21 / TUL VV: 10/235456-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en van zware mishandeling; Bewezenverklaring medeplegen poging zware mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 november 2021, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een vechtpartij met twee mannen, de aangevers. Tijdens deze vechtpartij is een van de aangevers, [naam slachtoffer 1], ernstig gewond geraakt door meerdere messteken en trappen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Wel was er voldoende bewijs voor de poging tot zware mishandeling, aangezien de verdachte actief deelnam aan het geweld door het slachtoffer te trappen en te slaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat deze niet voldoende verband hielden met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/323578-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/235456-20
Datum uitspraak: 15 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/235456-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Inleiding
De rechtbank is bij de beoordeling uitgegaan van de volgende feiten.
Op 13 november 2021 hebben de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte] en een onbekend gebleven man (hierna: medeverdachte/man 2) voor de deur van een woning aan de [adres delict] te Rotterdam ruzie gekregen met twee mannen, de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (hierna: respectievelijk aangever [naam slachtoffer 1] en aangever [naam slachtoffer 2] ). Deze ruzie is ontaard in een vechtpartij. Aangever [naam slachtoffer 1] is daarbij geschopt, geslagen en meermalen gestoken met een mes, met onder meer een klaplong tot gevolg.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben aangever [naam slachtoffer 1] met kracht gestoken in onder andere zijn rug, billen en gezicht en trappende bewegingen gemaakt naar zijn hoofd. Er was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Hiermee heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de dood van aangever [naam slachtoffer 1] .
4.2.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever [naam slachtoffer 1] heeft gehad. Ook ten aanzien van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is onvoldoende bewijs, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte een mes vast heeft gehad en aangever [naam slachtoffer 1] heeft gestoken of dat hij een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad ten aanzien van het steken met een mes door medeverdachte [naam medeverdachte] . Ten aanzien van het meer subsidiaire feit heeft de verdediging aangevoerd dat het schoppen in het gezicht of tegen het hoofd van aangever [naam slachtoffer 1] niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling. Tot slot is ook daarbij geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.2.4.
Beoordeling
Poging doodslag
Uit het dossier volgt dat het medeverdachte [naam medeverdachte] is geweest die aangever [naam slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken met een (klein) mes. De rechtbank stelt vast dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte een steekwapen heeft gehad noch dat hij wetenschap heeft gehad van het steekwapen dat medeverdachte [naam medeverdachte] bij zich had en heeft gebruikt tegen aangever [naam slachtoffer 1] . Dit betekent dat de voor een poging doodslag benodigde opzet – ook in voorwaardelijke zin – niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat ook niet is komen vast te staan dat het door de verdachte bij aangever [naam slachtoffer 1] toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, zodat ook de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte wel kan worden aangemerkt als medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft aangever [naam slachtoffer 1] meerdere keren met een geschoeide voet op zijn hoofd getrapt. Ook heeft hij hem in zijn gezicht getrapt en op zijn bovenlichaam. Daarnaast heeft hij aangever [naam slachtoffer 1] op zijn hoofd geslagen. De rechtbank is van oordeel dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Aangever [naam slachtoffer 1] werd immers door een medeverdachte aan zijn benen vastgehouden op de grond, terwijl de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] vervolgens geweld gebruikten tegen aangever [naam slachtoffer 1] .
Het tijdens een worsteling slaan en trappen op iemands gezicht, hoofd en bovenlichaam is een gedraging die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte opzet heeft gehad om de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank acht een poging tot zware mishandeling bewezen.
Zoals hiervoor reeds overwogen kan opzet van de verdachte op het steken met het mes niet worden vastgesteld. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.5.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van poging tot doodslag en van zware mishandeling. Bewezen is een poging tot zware mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 november 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [naam slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht en de voeten en de
benen van die op de grond liggende [naam slachtoffer 1] heeft vastgehouden en vastgeklemd,
waardoor die [naam slachtoffer 1] niet kon opstaan en- meerdere keren met geschoeide voet tegen het gezicht, het hoofd en de rug heeft getrapt, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en- meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1, meer subsidiair
medeplegen poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
In de vroege ochtend van 13 november 2021 heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd om slachtoffer [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Een gemoedelijk gesprek is uitgelopen op een vechtpartij waarbij over en weer geweld is gebruikt. De verdachte en zijn mededaders hebben slachtoffer [naam slachtoffer 1] onder meer trappen tegen het hoofd en lichaam gegeven.
De verdachte en zijn mededaders hebben met dit forse geweld op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar ook op zijn vertrouwen in mensen om zich heen en in de maatschappij. Voorts veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust bij het slachtoffer en in de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
GGZ ERW Novadic-Kentron, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2022. Als aanvulling op dit rapport heeft deze instelling een tweede rapport opgesteld, gedateerd 21 maart 2022. Deze rapporten houden onder meer het volgende in. De verdachte is in het verleden meerdere keren veroordeeld voor onder andere winkeldiefstallen, openbare dronkenschap en overlast in de openbare ruimte. Verdiepingsdiagnostiek heeft uitgewezen dat er sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Een juiste aanpak van zijn alcoholprobleem kan leiden tot een reductie van de kans op recidive. De verdachte heeft zelf de wens uitgesproken om te worden geholpen bij het aanpakken van zijn alcoholprobleem. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal evenwel een aanmerkelijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, wiens eis is gebaseerd op bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank net als de officier van justitie aanleiding de verdachte te verbieden contact te hebben met het slachtoffer.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.397,61 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar en heeft tevens oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen of gematigd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 1 meer subsidiair verklaarde feit. De vordering van de benadeelde partij, zowel het materiële als immateriële deel, lijkt immers geheel gebaseerd te zijn op schade voortvloeiend uit de steekwonden die aan het slachtoffer zijn toegebracht. Zoals eerder al overwogen wordt de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 246,34 aan (verplaatste) materiële schade.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar en heeft tevens oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Gelet op artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek is de benadeelde partij geen naaste van benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , zodat zij geen schade kan vorderen.
8.7.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde schade kan niet worden aangemerkt als verplaatste schade en evenmin is er sprake van rechtstreeks schade voortvloeiende uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 390,45 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.150,- aan immateriële schade.
8.8.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering af te wijzen gelet op de gerekwireerde vrijspraak ten aanzien van feit 2.
8.9.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering af te wijzen. Subsidiair verzoekt de verdediging de immateriële schade te matigen en aansluiting te zoeken bij de letsellijst schade geweldsmisdrijven.
8.10.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering is gegrond op feit 2 waarvoor de verdachte is vrijgesproken. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.11.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 21 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan een gedeelte groot twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 oktober 2020.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 168 (honderdachtenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Antes verslavingsreclassering (Marconistraat 2 Rotterdam), zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes forensische verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na indicatie en intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde zal zich laten begeleiden op zijn huidige woonadres (ambulante woonbegeleiding) of verblijven in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Indien hij voor een andere woonvorm wordt geïndiceerd dan dient dit zo spoedig mogelijk een aanvang te nemen na indicatie en intake. Het verblijf duurt dan de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich in dat geval aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] , zolang het openbaar ministerie dit nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit volledige abstinentie betekent. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 2 (twee) weken, van de bij vonnis van 21 september 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- die [naam slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht en/of (vervolgens) de voeten en/of de
benen van die op de grond liggende [naam slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of vastgeklemd,
waardoor die [naam slachtoffer 1] niet kon opstaan en/of
- een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in
de rug, de pols, de benen en/of de billen, althans het lichaam, heeft gestoken en/of
gesneden, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere zwaaiende, stekende en/of snijdende bewegingen met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het hoofd, de nek, de
arm en/of de benen heeft gemaakt, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere keren met geschoeide voet tegen het gezicht, het hoofd en/of de
rug heeft geschopt/getrapt, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde long en/of een beschadigde
duimpees, heeft toegebracht, door een of meerdere keren met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of de pols, althans het lichaam, te steken
en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [naam slachtoffer 1] naar de grond heeft gebracht en/of (vervolgens) de voeten en/of de
benen van die op de grond liggende [naam slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of vastgeklemd,
waardoor die [naam slachtoffer 1] niet kon opstaan en/of
- een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in
de rug, de pols, de benen en/of de billen, althans het lichaam, heeft gestoken en/of
gesneden, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere zwaaiende, stekende en/of snijdende bewegingen met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het hoofd, de nek, de
arm en/of de benen heeft gemaakt, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere keren met geschoeide voet tegen het gezicht, het hoofd en/of de
rug heeft geschopt/getrapt, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat en/of
- een of meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in
de rug en/of de arm, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- een of meerdere zwaaiende, stekende en/of snijdende bewegingen met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van de keel en/of het
bovenlichaam heeft gemaakt en/of
- een of meerdere keren in/op het gezicht en/of het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.