ECLI:NL:RBROT:2022:4731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
KTN-9652446_02062022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Resorz B.V. over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. [eiseres] had een overeenkomst gesloten met Resorz voor een renovatieproject, waarvoor hij een aanbetaling had gedaan. Door vertraging in de werkzaamheden hebben partijen besloten om de samenwerking te beëindigen. [eiseres] vorderde een bedrag van € 12.000,- van Resorz, dat volgens hem was afgesproken als compensatie voor de beëindiging van de werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een afspraak was gemaakt over de betaling van dit bedrag door Resorz, en heeft deze vordering toegewezen.

Daarnaast was er een vraag over de persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde], de directeur van Resorz. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk was voor de betaling van de vordering, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist of had moeten weten dat Resorz haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De vordering tegen [gedaagde] werd dan ook afgewezen.

Verder heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten toegewezen aan [eiseres] voor de zaak tegen Resorz, terwijl [eiseres] in de zaak tegen [gedaagde] in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9652446 \ CV EXPL 22-353
datum uitspraak: 2 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. A.S.J. Graventein-van Etten,
tegen

1..Resorz B.V.,

vestigingsplaats: Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur [gedaagde],
en

2..[gedaagde],

woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’, ‘Resorz’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, gedateerd op 18 januari 2021, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van de kantonrechter van 10 februari 2022;
  • het herstelexploot van 17 februari 2022;
  • het herstelexploot van 24 februari 2022;
  • de aantekeningen mondeling verweer van 10 maart 2022;
  • de brief van de rechtbank van 15 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 4 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiseres] en zijn gemachtigde. Van de zijde van gedaagden is niemand verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] en Resorz hebben op 15 augustus 2021 een overeenkomst gesloten voor een ‘renewal project’ voor de woning van [eiseres] aan het [adres]. De kosten voor het hele project zouden € 50.450,- inclusief btw bedragen. Binnen 6 tot 8 weken zou het project worden opgeleverd door Resorz. [eiseres] heeft een aanbetaling verricht. Wegens vertraging van de werkzaamheden hebben partijen op 16 oktober 2021 besloten om uit elkaar te gaan.
2.2.
[gedaagde] is de algemeen directeur, enig aandeelhouder van Resorz.
2.3.
Op 29 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan Resorz en [gedaagde] een brief gestuurd waarin zij gesommeerd worden € 12.000,- uiterlijk op 7 december 2021 te voldoen.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • Resorz en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen € 12.000,- binnen 3 dagen na vonnis;
  • Resorz en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen de buitengerechtelijke kosten;
  • Resorz en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert zijn eis op het volgende. Op 16 oktober 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] namens Resorz een overleg gehad over het beëindigen van de werkzaamheden van Resorz. Partijen hebben afgesproken dat Resorz haar werkzaamheden zou beëindigen en dat Resorz aan [eiseres] binnen 2 maanden een bedrag van € 12.000,- zou betalen. Dit bedrag is niet voldaan. Omdat [gedaagde] wist dat Resorz de afspraak niet na zou kunnen komen, is [gedaagde] ook persoonlijk aansprakelijk voor betaling van de vordering.
3.3.
Resorz en [gedaagde] zijn het niet eens met de eis en voeren het volgende aan. Tussen [eiseres] en Resorz zou de afspraak zijn gemaakt dat er een bedrag van € 1.255,- betaald zou worden. [gedaagde] heeft namens Resorz een aantal dagen na 16 oktober 2021 een voorstel gedaan om dat bedrag in termijnen te betalen. [eiseres] wilde daarmee niet akkoord gaan.

4..De beoordelingAfgesproken bedrag: € 12.000,-

4.1.
[eiseres] heeft zijn stelling dat hij met [gedaagde] heeft afgesproken dat Resorz hem € 12.000,- zou betalen uitgebreid onderbouwd. [eiseres] heeft in de procedure een geluidsopname overgelegd van een gesprek tussen [eiseres] en [gedaagde] van 16 oktober 2021. Een transcript van de relevante onderdelen uit deze geluidsopname wordt hieronder opgenomen:
Tijdscode 23:22 en verder:
[eiseres]: “I prefer to have it just clean, cut, done (...) I’d rather go 12 done and dusted and we part ways (…)”.[gedaagde]: “Can I suggest a payment plan then for the 12k? (...)”
Resorz heeft betwist dat er een bedrag van € 12.000,- is afgesproken, maar zij heeft dat niet gemotiveerd. De kantonrechter stelt daarom vast dat [eiseres] met [gedaagde] heeft afgesproken dat Resorz hem € 12.000,- zou betalen.
4.2.
De vordering ter hoogte van € 12.000,- ten aanzien van Resorz zal dan ook worden toegewezen. De betalingstermijn zal op 14 dagen vanaf de datum van dit vonnis worden gesteld.
Geen bestuurdersaansprakelijkheid
4.3.
Indien een bestuurder van een vennootschap ten opzichte van een derde zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, geldt dat de bestuurder jegens die derde aansprakelijk is voor de uit zijn verwijtbaar handelen voortvloeiende schade. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als de bestuurder verplichtingen is aangegaan namens de vennootschap waarvan hij wist of had behoren te weten dat de vennootschap deze verplichtingen niet zou kunnen nakomen.
4.4.
Om de vraag te beantwoorden of [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk is voor de betaling van de schuld, moet eerst vast komen te staan wat er precies is afgesproken over de betalingstermijn. Volgens de kantonrechter is de geluidsopname onvoldoende duidelijk om vast te stellen dat er sprake was van een maximale afbetalingstermijn van twee maanden voor de afgesproken € 12.000,-. Een transcript van de relevante onderdelen uit de geluidsopname wordt hieronder opgenomen:
Tijdscode 23:57 en verder:
[eiseres]: “What are you thinking?”[gedaagde]: “I have to see how financials are running at the moment (…)”[eiseres]: “(…) When would you be able to come back to me with a payment plan?[gedaagde]: “(…) Let me calculate on Monday (…) and then I’ll come back to you”[eiseres]: “But within a couple of months we’re talking?”[gedaagde]: “Yeah of course”(partijen lachen)[eiseres]: “Two months then we’re saying maximum.”[gedaagde]: “Yeah, yeah (…).”
Op dit moment in het gesprek gaat het over het moment waarop [gedaagde] het ‘
payment plan’ naar [eiseres] gaat sturen. Er wordt onderling wat gelachen. [eiseres] heeft de verklaring van [gedaagde] (“
Yeah, yeah” naar aanleiding van [eiseres] uitspraak “
Two months then we’re saying maximum”) opgevat als een bindende afspraak om het gehele bedrag binnen twee maanden te betalen, maar had onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet deze betekenis aan deze uitspraak mogen ontlenen, zonder dat te verifiëren.
4.5.
Volgens de kantonrechter staat dus niet vast dat tijdens het gesprek op 16 oktober 2021 is afgesproken dat de € 12.000,- binnen twee maanden betaald zou worden. [gedaagde] heeft een aantal dagen na 16 oktober 2021 een ‘
payment plan’ gestuurd aan [eiseres], maar dat is niet nagekomen omdat [eiseres] daar niet mee akkoord is gegaan. Het staat niet vast (dat [gedaagde] wist of behoorde te weten) dat Resorz haar verplichting tot het betalen van de € 12.000,- niet zou kunnen nakomen, waardoor ook niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een ernstig verwijt aan de zijde van [gedaagde].
4.6.
De vordering ter hoogte van € 12.000,- ten aanzien van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft geen specifiek bedrag gevorderd, maar heeft ter zitting verduidelijkt dat als buitengerechtelijke incassokosten het bedrag conform het Besluit wordt gevorderd. Dat bedrag is € 895,- en zal worden toegewezen ten aanzien van Resorz.
Proceskosten
4.8.
In de zaak van [eiseres] tegen Resorz krijgt Resorz voor het grootste deel ongelijk en zij moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 127,47 aan dagvaardingskosten inclusief btw, € 244,- aan griffierecht en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 311,-). Dit is totaal € 993,47. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Inzake de gevorderde rente over de proceskosten zal worden beslist zoals hierna vermeld.
4.9.
In de zaak van [eiseres] tegen [gedaagde] krijgt [eiseres] voor het grootste deel ongelijk en hij moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Resorz om aan [eiseres] binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis te betalen een bedrag van € 12.000,-;
5.2.
veroordeelt Resorz om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 895,- aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt Resorz tot betaling van de proceskosten aan [eiseres], aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 993,47 en, indien Resorz niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan tot betaling van de nakosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en, indien daarna betekening heeft plaatsgevonden, begroot op € 68,- aan betekeningskosten. Deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de zaak tegen [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op nihil;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. van den Wildenberg en in het openbaar uitgesproken door mr. G.A.F.M. Wouters.
48996/24134