2.4.In de door de rechter en diens griffier aan de wrakingskamer ter beschikking gestelde aantekeningen, die door de griffier tijdens de zitting van 31 december 2021 zijn gemaakt, is ter zake van het wrakingsverzoek het volgende gerelateerd:
“R = Rechter mr. A.C. Hendriks
B = betrokkene
Ad = advocaat mr. H. van der Wal
R, u gelooft niet meer in artsen?
B, geloof ook niet in deze advocaat. Iedereen kan lezen over mijn leven behalve ik.
Ad, mevrouw denkt dat ze gediscrimineerd wordt omdat ze geen Nederlandse nationaliteit heeft.
B, zie niet dat ze aan mijn kant staat, kan mijzelf wel verdedigen.
R, U spreekt perfect Nederlands.
B, ik heb geen school gehad maar toch goed Nederlands.
R, nog even over de vertegenwoordiging door uw advocaat. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een advocaat voor u is.
Ad, Dat is niet eerder aan mij aangegeven. Mevrouw zou hier half elf zijn maar zij was hier tien over half elf, dat was een beetje tekort om inhoudelijk te bespreken. Hoor nu pas dat er geen vertrouwen is.
R, wilt u samen even naar de gang om dit punt te bespreken?
Ad, nee, ik weet wat ze vindt.
Ad, ik ben hier om te kijken of ze ermee instemt. Zo werkt het wel als ze er geen vertrouwen in heeft. Dan houd ik mijn mond voor de rest, dat vraagt de rechter dan zelf.
R, probeer zelf te inventariseren naar mogelijkheden. Hoor nu voor eerst dat ze niet aan haar kant staat. Dat heb ik gehoord.
B, ik heb een brief in mijn hand geduwd gekregen en er wordt gezegd dat iedereen… heb meerdere keren geprobeerd te bellen. Problemen uitgelegd en geprobeerd te overtuigen, maar niet gelukt.
R, Advocaat zegt ‘ik hoor pas voor het eerst dat u haar niet zit zitten’.
B, ken de advocaat van eerder toen ik in de BAVO.
R, Dat is meestal een teken dat u elkaar al beter kent. Advocaat wil blijven zitten maar dat kan alleen als u ermee instemt. Het is wel verstandig om een advocaat te hebben.
B, als alles wordt bekeken en gerespecteerd en men eerlijk en duidelijk vooraf aan mij overlegt, dan vertrouw ik haar en ga ik mee. Heb gebeld en mijn familie heeft eerder toestemming gegeven voor ZM. Wil van ZM af.
Ad, dat is niet waar. Haar partner en haar middelste zoon willen dat ze ZM krijgt. Ze begrijpt dat niet, ze is daar boos over. Ze begrijpt niet hoe dat bedoelt wordt.
R, vindt u het goed dat de advocaat blijft?
Ad, u stuurt meneer de rechter!
B, Nee, een andere advocaat.
R, Oké een andere advocaat.
R, dat mag. Dan sluiten we deze zaak we gaan het hierbij laten.”