ECLI:NL:RBROT:2022:470

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
631306 / HA RK 21-1472
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-plaatsvervanger mr. A.C. Hendriks in zorgmachtigingszaak

Op 13 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak waarbij de advocaat van betrokkene, mr. H. van der Wal, een wrakingsverzoek heeft ingediend tegen rechter-plaatsvervanger mr. A.C. Hendriks. Dit verzoek volgde op een eerdere zitting op 31 december 2021, waar betrokkene haar vertrouwen in haar advocaat had opgezegd en aangaf zichzelf te willen verdedigen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet is ingediend door een partij zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De wrakingskamer concludeerde dat de advocaat het verzoek deed voor zichzelf en niet namens betrokkene, die ter zitting verklaarde geen problemen te hebben met de rechter en dat het een luisterend oor was. De rechtbank heeft de advocaat daarom niet-ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek. De beslissing is mondeling gegeven door de rechters P.C. Santema, M. Fiege en J. van den Bos, en schriftelijk uitgewerkt op 21 januari 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 631306 / HA RK 21-1472
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 13 januari 2022
op het verzoek, gedaan in de zaak van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
betrokkene,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Hendriks, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij deze rechtbank is in behandeling het verzoek van de officier van justitie van 16 december 2021 strekkende tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op zorgmachtiging voor betrokkene. Deze procedure draagt als kenmerk C/10/630445 / FA RK 21-9408.
1.2.
Ter zitting van 31 december 2021 is voornoemd verzoek behandeld door de rechter. Bij gelegenheid van die behandeling heeft mr. H. van der Wal (hierna: de advocaat) wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
1.4.
Betrokkene, de advocaat, de rechter, alsmede de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.5.
Ter zitting van 13 januari 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: betrokkene, de advocaat en de rechter, vergezeld van diens griffier [naam griffier] . De officier van justitie is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
1.6.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de door griffier [naam griffier] ter zitting van 31 december 2021 gemaakte aantekeningen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek is gedaan door een partij als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
2.3.
In het proces-verbaal van de zitting van 31 december 2021 is ter zake van het wrakingsverzoek het volgende gerelateerd:
“Aan het begin van de mondelinge behandeling geeft betrokkene te kennen niet langer vertrouwen te hebben in haar advocaat. De advocaat interrumpeert hierop met de mededeling dat dit haar voor het eerst ter ore komt. De rechtbank biedt de betrokkene en haar advocaat de mogelijkheid dit punt onder vier [ogen] te bespreken. De advocaat neemt nadrukkelijk afstand van dit voorstel. Betrokkene geeft aan geen advocaat nodig te hebben en in staat is zichzelf te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft betrokkene gevraagd naar haar wensen omtrent het behouden van haar advocaat en daarbij opgemerkt dat zij er
verstandig aan doet zich te laten bijstaan door een advocaat. Betrokkene verklaart niet
langer mr. Van der Wal als haar advocaat te wensen. De advocaat verwijt de rechtbank door middel van suggestieve vragen sturing te geven aan de zitting. De advocaat verklaart daarop mr. A.C. Hendriks te wraken.”
2.4.
In de door de rechter en diens griffier aan de wrakingskamer ter beschikking gestelde aantekeningen, die door de griffier tijdens de zitting van 31 december 2021 zijn gemaakt, is ter zake van het wrakingsverzoek het volgende gerelateerd:
“R = Rechter mr. A.C. Hendriks
B = betrokkene
Ad = advocaat mr. H. van der Wal
[…]
R, u gelooft niet meer in artsen?
B, geloof ook niet in deze advocaat. Iedereen kan lezen over mijn leven behalve ik.
Ad, mevrouw denkt dat ze gediscrimineerd wordt omdat ze geen Nederlandse nationaliteit heeft.
B, zie niet dat ze aan mijn kant staat, kan mijzelf wel verdedigen.
R, U spreekt perfect Nederlands.
B, ik heb geen school gehad maar toch goed Nederlands.
R, nog even over de vertegenwoordiging door uw advocaat. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een advocaat voor u is.
Ad, Dat is niet eerder aan mij aangegeven. Mevrouw zou hier half elf zijn maar zij was hier tien over half elf, dat was een beetje tekort om inhoudelijk te bespreken. Hoor nu pas dat er geen vertrouwen is.
R, wilt u samen even naar de gang om dit punt te bespreken?
Ad, nee, ik weet wat ze vindt.
R, belangrijk punt wel.
Ad, ik ben hier om te kijken of ze ermee instemt. Zo werkt het wel als ze er geen vertrouwen in heeft. Dan houd ik mijn mond voor de rest, dat vraagt de rechter dan zelf.
R, probeer zelf te inventariseren naar mogelijkheden. Hoor nu voor eerst dat ze niet aan haar kant staat. Dat heb ik gehoord.
B, ik heb een brief in mijn hand geduwd gekregen en er wordt gezegd dat iedereen… heb meerdere keren geprobeerd te bellen. Problemen uitgelegd en geprobeerd te overtuigen, maar niet gelukt.
R, Advocaat zegt ‘ik hoor pas voor het eerst dat u haar niet zit zitten’.
B, ken de advocaat van eerder toen ik in de BAVO.
R, Dat is meestal een teken dat u elkaar al beter kent. Advocaat wil blijven zitten maar dat kan alleen als u ermee instemt. Het is wel verstandig om een advocaat te hebben.
B, als alles wordt bekeken en gerespecteerd en men eerlijk en duidelijk vooraf aan mij overlegt, dan vertrouw ik haar en ga ik mee. Heb gebeld en mijn familie heeft eerder toestemming gegeven voor ZM. Wil van ZM af.
Ad, dat is niet waar. Haar partner en haar middelste zoon willen dat ze ZM krijgt. Ze begrijpt dat niet, ze is daar boos over. Ze begrijpt niet hoe dat bedoelt wordt.
R, vindt u het goed dat de advocaat blijft?
Ad, u stuurt meneer de rechter!
B, Nee, een andere advocaat.
R, Oké een andere advocaat.
Ad, dan wraak ik u.
R, dat mag. Dan sluiten we deze zaak we gaan het hierbij laten.”
2.5.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft betrokkene desgevraagd verklaard – voor zover in dit verband van belang – dat zij het wrakingsverzoek niet heeft ingediend, dat zij geen problemen heeft met de rechter en dat het een rechter is die een luisterend oor heeft.
2.6.
Op grond van het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat, voor zover de advocaat op het moment van het doen van het wrakingsverzoek nog optrad als advocaat namens betrokkene - daar is verschil van inzicht over -, zij het wrakingsverzoek deed voor haarzelf en niet namens betrokkene, zoals uit de gronden van het wrakingsverzoek blijkt en ook blijkt uit hetgeen betrokkene ter zitting van de wrakingskamer heeft bevestigd.
2.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking niet is ingediend door een partij als bedoeld in artikel 36 Rv. Om die reden dient de advocaat niet-ontvankelijk te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de advocaat niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. A.C. Hendriks.
Deze beslissing is op 13 januari 2022 mondeling gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. drs. J. van den Bos, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en op 21 januari 2022 schriftelijk uitgewerkt en bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter door mr. drs. J. van den Bos samen met de griffier getekend.