Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het procesverloop en de processtukken
- de spoedverzoeken van verzoeker, gedateerd 19 december 2021, 22 december 2021, en 24 december 2021;
- het aangevuld verzoek tot wraking, gedateerd 3 januari 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. drs. E.B.J. van Elden, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gegrond op uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter tijdens een zitting op 25 november 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 3 december 2021, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer overwoog dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek, zoals vereist door artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht, ruimschoots was overschreden. De verzoeker had aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege zijn dagelijkse werkzaamheden en het feit dat hij geen professionele procespartij was. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeker, gezien zijn eerdere ervaring met wrakingsprocedures, had moeten begrijpen dat hij het verzoek eerder had moeten indienen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek en wees alle verzoeken om nader onderzoek af, omdat het wrakingsverzoek niet inhoudelijk kon worden beoordeeld door de te late indiening.