ECLI:NL:RBROT:2022:4662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
10/331026-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en gedeeltelijke veroordeling in strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling van politieagenten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2022, is de verdachte vrijgesproken van meerdere beschuldigingen, waaronder het zonder noodzaak bellen van 112, wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee verbalisanten, en bedreiging van deze verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat uit het dossier niet kon worden vastgesteld dat er geen noodzaak was voor het bellen van 112, en dat de korte duur van de beperking van de bewegingsvrijheid van de verbalisanten niet voldeed aan de criteria voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook kon niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat er sprake was van een strafbare bedreiging. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de mishandeling van een van de verbalisanten, omdat hij deze met een ijzeren staaf had geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verbalisant, gezien de verwarde toestand van de verdachte, andere keuzes had moeten maken die de escalatie hadden kunnen voorkomen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van de meeste feiten was vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychotische stoornis en een verstandelijke beperking, en adviseerde een combinatie van begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/331026-21
Datum uitspraak: 13 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reeds opgelegd ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte alsmede de dadelijk uitvoerbaarheid daarvan;
  • toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Vaststaat dat de verbalisanten [naam agent 1] en [naam agent 2] op 7 december 2021 naar de woning van de verdachte zijn gegaan, omdat hij meerdere malen met het alarmnummer 112 had gebeld. De verdachte zou zich bedreigd voelen door overlast gevende jongeren. Over wat vervolgens in de woning is voorgevallen, hebben de verbalisanten een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. De daarin beschreven feiten en omstandigheden heeft de verdachte in grote lijnen erkend. Bij de beoordeling van de aan hem verweten verdenkingen zal, voor zover van belang, genoemd proces-verbaal als uitgangspunt worden genomen.
Feit 1
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte
zonder noodzaakveelvuldig het alarmnummer 112 heeft gebeld. In het dossier bevindt zich een overzicht van het aantal keren dat het nummer is gebeld. Dat daarvoor geen noodzaak zou zijn geweest, kan echter uit geen enkel bewijsmiddel worden opgemaakt. De verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
Feit 2
Vaststaat dat de verdachte op enig moment de voordeur op slot heeft gedaan en de sleutels in zijn zak heeft gestopt, omdat hij zijn telefoon terug wilde. Ook staat echter vast dat hij na daartoe een paar keer te zijn gemaand door de verbalisanten de sleutels heeft gegeven. In aanmerking genomen dat tussen beide momenten niet meer dan een minuut kan hebben gezeten, is sprake geweest van een zodanig korte duur van de beperking van bewegingsvrijheid dat niet kan worden gesproken van een wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte wordt daarom ook van dit feit vrijgesproken.
Feit 3
Voor een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling is vereist dat komt vast te staan dat de aangever in redelijkheid hiervoor ook bevreesd heeft kunnen zijn. Dit kan in deze zaak echter niet worden vastgesteld. Vaststaat dat de verdachte na het overhandigen van de sleutels, naar zijn slaapkamer is gegaan en de deur heeft dichtgedaan. Vervolgens heeft verbalisant [naam agent 1] om niet in het proces-verbaal opgehelderde redenen, die deur opengetrapt. Hij zag toen de verdachte met een ijzeren staaf in zijn handen staan. Hierop heeft hij zijn vuurwapen gepakt, waarop de verdachte zijn handen in de lucht deed. Gedurende deze tijd bevond verbalisant [naam agent 2] zich achter verbalisant [naam agent 1] . Vervolgens heeft verbalisant [naam agent 1] zijn vuurwapen geborgen en met een wapenstok de verdachte geslagen. Deze omstandigheden maken dat niet met de versie mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een strafbare bedreiging van (een van) de verbalisanten. Ook van deze verdenking wordt de verdachte vrijgesproken.
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging wordt geoordeeld dat de verdachte verbalisant [naam agent 1] met een ijzeren staaf heeft geslagen. Dit levert een bewezenverklaring van de hem verweten mishandeling op. Wel zal de verdachte worden vrijgesproken van het bestandsdeel ‘gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’. Geoordeeld wordt namelijk dat genoemde verbalisant, gelet op de hulpvraag van de verdachte en zijn wetenschap over de verwarde toestand van de verdachte, andere keuzes had moeten maken bij de bejegening; keuzes die de escalatie en de fysieke confrontatie met de verdachte hadden kunnen voorkomen. Niet kan daarom worden gezegd dat met de wijze van zijn optreden is voldaan aan de daaraan te stellen eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Feit 5
Uit het proces-verbaal van de verbalisanten is op te maken dat zij de verdachte onder controle hebben moeten brengen om hem te kunnen aanhouden en dat hij zich daartegen heeft verzet. Niet is echter gerelateerd of, en zo ja, op welk moment de verdachte is duidelijk gemaakt waarvan hij werd verdacht en dat hij daarom zou worden aangehouden, Ook de verdachte heeft hieraan geen herinnering. Een en ander betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de verbalisanten werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De verdachte wordt daarom eveneens van dit feit vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 4
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 4 ten laste gelegde mishandeling heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 7 december 2021, te Dordrecht, [naam agent 1] , heeft mishandeld door die [naam agent 1] met een ijzeren staaf/ te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een politieagent mishandeld door hem met een ijzeren staaf tegen het lichaam te slaan. Met dit handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die agent.
De rechtbank heeft een strafblad van 9 maart 2022 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Verder is een rapport van Reclassering Nederland van 4 maart 2022 gelezen. Daarin staat onder meer het volgende. Sinds 2020 wordt de verdachte ambulant begeleid door het Leger des Heils en zij zijn van mening dat begeleid wonen het beste past bij de kwetsbaarheid van de verdachte. Naast voortzetting van de begeleiding van het Leger des Heils adviseert de reclassering een ambulante behandeling door het FACT-team en controle op middelengebruik om eventuele interventies voor het softdrugsgebruik te starten. Inzetten op dagbesteding is van belang voor structurering van zijn leven. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling worden bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Ook is gelezen het rapport van psycholoog [naam] van 2 april 2022. Daarin staat dat bij de verdachte sprake is van een psychotische stoornis, een verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis en dat dit ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval was. Het advies is om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig-hoog ingeschat wanneer de verdachte opnieuw psychotisch ontregeld raakt en spanningen oplopen. Als de verdachte de juiste zorg en begeleiding krijgt en hij deze accepteert, zal dit risico tot een acceptabel niveau afnemen. Geadviseerd wordt in een kader van bijzondere voorwaarden een combinatie van een begeleide woonvorm (met voldoende expertise bij mensen met een verstandelijke beperking) en (medicamenteuze) behandeling en begeleiding door een FACT-team op te leggen.
Omdat de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen, neemt de rechtbank die over.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan is gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook is rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de verminderde toerekenbaarheid. Met de officier van de justitie, de psycholoog en de reclassering is de rechtbank overtuigd van de noodzaak van toezichthoudende en hulpverlenende kaders voor de verdachte. Een deel van de voorgenomen straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de verdachte van vier van de vijf feiten wordt vrijgesproken. Verder wordt geen aanleiding gezien om de beslissing dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Niet valt namelijk in te zien dat en in hoeverre aan de daaraan te stellen eisen is voldaan. Ook is niet gebleken van een noodzaak om een langere proeftijd dan de gebruikelijke twee jaar op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 1] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 is vrijgesproken.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde 2] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 990,- aan immateriële schade.
Voor zover de vordering ziet op de feiten 2, 3, en 5 wordt de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van die feiten wordt vrijgesproken. Feit 4 is wel bewezenverklaard, maar ook in zoverre wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard.
Vastgesteld wordt dat het optreden van de benadeelde partij een rol heeft gespeeld bij het door de verdachte gepleegde strafbare feit. Om te kunnen beoordelen hoe die rol zou moeten worden gewogen bij de vraag of, en zo ja, welke schadevergoeding zou moeten toegekend, is nader onderzoek noodzakelijk. Een dergelijk onderzoek zou echter een onevenredige belasting van dit strafgeding betekenen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 15 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Antes te Dordrecht, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling van het FACT-team Fivoor stellen voor zijn psychische en verslavingsproblematiek , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de FACT-team Fivoor verantwoord vindt; Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan controle van het gebruik van drugs door middel van urineonderzoek om het middelengebruik te beheersen;
de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Huis en Haard of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het realiseren van dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen ieder in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 november 2021 tot
en met 7 december 2021, te Dordrecht, althans in Nederland
opzettelijk,
zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een
alarmnummer voor publieke diensten, door (telkens) 112 te bellen en/of waardoor
er politie althans hulpdiensten (naar het adres [adres] ) is/zijn gestuurd;
2.
hij, op of omstreeks 7 december 2021, te Dordrecht,
opzettelijk,
[naam agent 1] en/of [naam agent 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden,
door de (voor)deur van de woning (op het adres [adres] ) op
slot te doen terwijl die [naam agent 1] en/of die [naam agent 2] aldaar aanwezig waren en/of
(daarbij) de sleutel niet af te geven;
3.
hij, op of omstreeks 7 december 2021, te Dordrecht,
[naam agent 1] en/of [naam agent 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (in een kleine/compacte ruimte) een (ijzeren)staaf/pijp/stok te tonen en/of
met die (ijzeren)staaf/pijp/stok in de hand van hem, verdachte op die [naam agent 1] en/of
[naam agent 2] af te stappen en/of met die (ijzeren) staaf/pijp/stok te zwaaien en/of te
slaan (in de richting van die [naam agent 1] en/of Aissaoui) en/of (dreigend) aan die [naam agent 1]
en/of [naam agent 2] op te dringen;
4.
hij, op of omstreeks 7 december 2021, te Dordrecht,
[naam agent 1] , brigadier bij de politie eenheid Rotterdam, gedurende en/of terzake
van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die
[naam agent 1] meermalen althans eenmaal met een (ijzeren)staaf/pijp/stok te slaan;
5.
hij, op of omstreeks 7 december 2021, te Dordrecht,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaar, [naam agent 1] , brigadier bij de politie eenheid Rotterdam
en/of [naam agent 2] Buitengewoon opsporingsambtenaar bij de politie, werkzaam in
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding
en/of ter onder controle brengen van verdachte
door
- meermalen althans eenmaal te schoppen en/of te slaan en/of
- meerdere althans een ke(e)r(en) met een (ijzeren)staaf/pijp/stok te zwaaien en/of
te slaan en/of
- die [naam agent 1] en/of die [naam agent 2] te duwen en/of aan die [naam agent 1] en/of die [naam agent 2]
trekken en/of
- in een andere richting te bewegen dan in de richting waarin die
opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten af of ingescheurde spier(en) en/of (een) overbelasten
spier(en) in de pink en/of (een opgezwollen) hand bij die [naam agent 1] ten gevolge heeft
gehad.