ECLI:NL:RBROT:2022:4661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
10/651016-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring openlijk geweld met verwerping noodweer

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld. De zaak betreft een confrontatie die op 16 januari 2020 in Rotterdam plaatsvond, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met twee aangevers. De rechtbank heeft de verklaringen van twee getuigen, die de geweldshandelingen hebben waargenomen, als betrouwbaar beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte de confrontatie zelf hebben opgezocht, wat de noodweersituatie uitsloot. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen de aangevers, waarbij hij hen heeft geslagen en geschopt, en een stok heeft gebruikt. Gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte en het tijdsverloop sinds het feit, werd er een taakstraf van 80 uren opgelegd, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, dat geen eerdere geweldsdelicten vertoonde, en concludeerde dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/651016-20
Datum uitspraak: 13 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. H.J.D. de Boer, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van de verdachte tot
  • een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
  • een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Vaststaat dat op 16 januari 2020 in Rotterdam een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] enerzijds en in ieder geval de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] anderzijds. Over de aanleiding en het verloop van de confrontatie en het geweld dat daarbij zou zijn gebruikt is door hen wisselend verklaard. Daarnaast bevinden zich in het dossier de verklaringen van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2]. Zij wonen in de flat waar de confrontatie heeft plaatsgevonden en zij kennen de verdachte en de aangevers, die daar ook wonen of hebben gewoond. Beide getuigen hebben verklaard over de geweldshandelingen die zij hebben gezien. Niet alleen komen deze verklaringen met elkaar over een, maar zij sluiten ook op essentiële punten aan bij de verklaringen van de aangevers. Een en ander brengt mee dat de rechtbank anders dan de verdediging geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaringen van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en zij gaat dan ook uit van de juistheid daarvan. Dit betekent dat de rechtbank gelet op de inhoud van die verklaringen komt tot een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld, met de geweldshandelingen zoals ten laste gelegd.

5..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 januari 2020 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg,
voor een portiek gelegen aan de [straatnaam]
en in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam aangever 1] en [naam aangever 2],
welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht):
- slaan/stompen/ tegen/op het hoofd en/of in het gezicht,
althans het lichaam, van die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] en
- schoppen/trappen tegen het lichaam van die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] en
- slaan met een stok tegen het lichaam van die [naam aangever 1] en [naam aangever 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. Daartoe is betoogd dat het de aangevers zijn geweest die tot tweemaal toe de confrontatie hebben gezocht met de verdachte en de medeverdachte en dat de verdachte de tweede keer genoodzaakt was zich te verdedigen tegen een aanval van beide aangevers.
Beoordeling
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat op twee momenten buiten de flat waar de verdachte woont een confrontatie is geweest, waarbij de aangevers, de verdachte en de medeverdachte betrokken zijn geweest, dat na de eerste keer de verdachte met de medeverdachte naar diens woning is gegaan, dat zij kort daarna weer naar beneden zijn gekomen, dat zij toen een stok of stokken bij zich hadden en dat vervolgens voor de tweede keer een confrontatie heeft plaatsgevonden.
Nog daargelaten dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte, zoals zij hebben verklaard, de eerste keer zijn aangevallen door de aangevers, is deze confrontatie in ieder geval geëindigd op het moment dat de verdachte en de medeverdachte het flatgebouw zijn ingegaan. Voor het vervolgens, in het bezit van stokken, weer opzoeken van de aangevers is geen duidelijke verklaring gekomen. Wat daarvan verder ook zij, het gevolg was een tweede confrontatie. De verdachte en de medeverdachte hebben deze dus zelf opgezocht. Dat zich toen een noodweersituatie zou hebben voorgedaan is, alleen al gelet op de verklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2], niet aannemelijk geworden. Het daarop gerichte verweer wordt dan ook verworpen.
Er zijn verder geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen de aangevers, door ze te schoppen en te slaan, waarbij ook een stok is gebruikt. Met dit onaanvaardbare agressieve gedrag heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben gehad voor de lichamelijke integriteit van de aangevers en hun geestelijk welzijn. Daarnaast roept dit soort geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving op, omdat de vechtpartij op straat in een woonwijk plaatsvond.
De rechtbank heeft een strafblad van 26 april 2022 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hiervan zal echter worden afgezien, gelet op het tijdsverloop en het strafblad. Ook is rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte. Aan hem zal een taakstraf worden opgelegd. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen. Het voorarrest van de verdachte is op 20 januari 2020 geschorst en hij heeft zich al meer dan twee jaar aan de daarbij gestelde voorwaarden gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
74 (vierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
37 (zevenendertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te gemeente Rotterdam,
op of aan de openbare weg,
in en/of voor een portiek gelegen aan de [straatnaam],
in elk geval op of aan een openbare weg en/of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2],
welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht):
- slaan/stompen/stampen/trappen tegen/op het hoofd en/of in het gezicht,
althans het lichaam, van die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] en/of
- schoppen/trappen tegen het lichaam van die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] en/of
- slaan met een (of meer) stok(ken)/stoelpo(o)t(en)/tafelpo(o)t(en),
althans een hard (slag)voorwerp, tegen het lichaam van die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2].