Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres stelt dat zij op grond van artikel 2.1.9, eerste lid van de Huisvestingsverordening in samenhang gelezen met artikel 2.1.9, vijfde lid, onder a, van de Huisvestingsverordening (“leefbaarheid”), danwel op grond van artikel 2.1.9, vijfde lid, onder c, van de Huisvestingsverordening (“einde duurzame relatie”), in aanmerking dient te komen voor een voorrangsverklaring. Verder stelt eiseres dat verweerder in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld door de belangen van haar en haar dochter onvoldoende mee te wegen bij het nemen van het bestreden besluit. Verder beroept eiseres zich op de hardheidsclausule. Volgens eiseres is sprake van onbillijkheden van overwegende aard die moeten leiden tot een ander oordeel van verweerder, aangezien er dakloosheid dreigt voor haarzelf en haar dochter. Dat sprake is van inwoning zoals het college aangeeft in de beslissing op bezwaar, doet daar volgens eiseres niet aan af. De situatie bij haar moeder en stiefvader is immers onveilig en de situatie bij haar grootouders is niet langer haalbaar.
Beslissing
mr. D. van Dijk-Goedhart, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
26 januari 2022.
Rechtsmiddel
Bijlage: juridisch kader
Artikel 2.1.1 Toegang tot de voorrangsregeling
a. De woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.2 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling.
b. De aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking.
c. De woningzoekende in staat worden geacht het huisvestingsprobleem zelf op te lossen.
d. De aanvrager op grond van zijn/haar aantal woonduurpunten in staat worden geacht zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Dit is het geval als het aantal woonduurpunten gelijk of groter is dan het gemiddeld aantal punten dat vereist is om voor een meergezinswoning zonder lift in aanmerking te komen.
e. De aanvrager heeft in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend.