ECLI:NL:RBROT:2022:4634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
10/028929-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging zware mishandeling

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 februari 2022, waarbij de verdachte de aangeefster, een ambulant woonbegeleider van het Leger des Heils, in zijn woning heeft vastgehouden. De verdachte heeft de voordeur op slot gedaan en de aangeefster meerdere keren geduwd, wat leidde tot een dreigende situatie. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar in het gezicht heeft geslagen, wat door getuigen en medische professionals is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de vrijheid van de aangeefster heeft beperkt en dat hij de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/028929-22
Datum uitspraak: 23 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Krimpen aan den IJssel, HvB,
raadsvrouw mr. B. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk (abusievelijk staat op de schriftelijke vordering 4 maanden), met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting en de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met de aangeefster voor de duur van 2 jaren en de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster. Zijn doel was niet om haar van haar vrijheid te beroven, maar om haar naar hem te laten luisteren. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster. Het is niet te bewijzen dat de verdachte de aangeefster tegen haar hoofd heeft geslagen en het letsel is niet zodanig dat dit potentieel tot zwaar lichamelijk letsel leidt.
4.1.2.
Beoordeling
Op 1 februari 2022 is de aangeefster in haar functie als ambulant woonbegeleider werkzaam bij het Leger des Heils op huisbezoek gegaan bij de verdachte. Zij heeft hem daar een eerder opgesteld bezwaarschrift laten ondertekenen. De verdachte wilde vervolgens dat de aangeefster hem zou helpen met brieven van de deurwaarder.
De aangeefster gaf aan daar op dat moment geen tijd voor te hebben en wilde de woning verlaten. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte toen de deur op slot deed en zei: “Ik ga jou niet laten gaan”. Daarna ging hij voor de deur staan en duwde de aangeefster meerdere malen. Toen ze op het bed viel, belandde de verdachte boven op haar en heeft hij haar meermalen in het gezicht geslagen. De verdachte heeft bekend dat hij de deur op slot heeft gedraaid, dat hij voor de deur is gaan staan en dat hij de aangeefster meerdere malen heeft geduwd. Door het op slot draaien van de deur, voor de deur te gaan staan en de aangeefster te duwen, heeft de verdachte een dreigende situatie doen ontstaan waaraan de aangeefster zich op dat moment niet kon onttrekken. De rechtbank stelt vast dat de verdachte door aldus te handelen aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.
Twee getuigen hoorden hard geschreeuw en zijn naar de woning van de verdachte gelopen. Zij zagen de aangeefster overstuur en emotioneel uit de woning komen. De verbalisanten die direct daarna ter plaatse kwamen, zagen dat de aangeefster aan de rechterzijde van haar gezicht een verdikking had tussen haar slaap en haar oog. Verder heeft de huisarts op 2 februari 2022 een zwelling en een bloeduitstorting waargenomen bij de rechter oogkas van de aangeefster. De rechtbank ziet hierin voldoende ondersteuning voor de verklaring van de aangeefster dat de verdachte haar meermalen in haar gezicht heeft gestompt terwijl hij boven op haar op het bed lag. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat de aangeefster onder deze omstandigheden door de stompen in haar gezicht zwaar lichamelijk letsel zou oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daar komt bij dat zich in het gezicht kwetsbare vitale lichaamsdelen bevinden. Het met een gebalde vuist met kracht in het gezicht stompen terwijl de verdachte boven op de aangeefster ligt, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties, waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet. Dat het letsel van de aangeefster niet zodanig was dat dit als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken, doet daar niet aan af.
4.1.3.
Conclusie
De onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 1 februari 2022 te Rotterdam
opzettelijk [naam aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de deur van de woning waarin hij, verdachte, en die [naam aangeefster] zich bevonden op slot te doen en
- daarbij de woorden toe te voegen: "Ik ga jou niet laten gaan" en
- die [naam aangeefster] te belemmeren de woning te verlaten door voor de deur te gaan staan en
- die [naam aangeefster] in de richting van de slaapkamer te drijven en
- die [naam aangeefster] op een bed te duwen en- bovenop die [naam aangeefster] te gaan liggen en
- tegen het gezicht van die [naam aangeefster] te stompen;
2
hij op 1 februari 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met gebalde vuist met kracht tegen het gezicht van die [naam aangeefster] heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;

2..poging tot zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft een ambulant woonbegeleider van het Leger des Heils mishandeld door haar te duwen en meermalen hard tegen het gezicht te stompen. Het slachtoffer heeft hierdoor onder meer zwelling en bloeduitstorting in haar gezicht opgelopen. Tevens heeft de verdachte haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door de voordeur op slot te doen en voor de deur te gaan staan. Door zijn optreden heeft de verdachte pijn, letsel en veel angst bij het slachtoffer teweeggebracht. Dat de verdachte deze strafbare feiten heeft begaan tegen een hulpverlener die het beste met hem voorhad, neemt de rechtbank hem in het bijzonder kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 5 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 mei 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte heeft een brede justitiële achtergrond voor zowel het plegen van openlijke als heimelijke delicten. Wij krijgen de indruk dat hij zijn gewelddadig gedrag naar het slachtoffer toe bagatelliseert door het slachtoffer als agressor neer te zetten.
De criminogene factoren zien wij op het gebied van het delictgedrag, de problemen op het gebied van huisvesting, het psychosociaal functioneren en de houding ten opzichte van het plegen van de delicten. Met betrekking tot onderhavig feit zien wij dat het hebben van geschikte huisvesting, dagbesteding en stabiliteit in zijn financiën niet alleen maar criminogene factoren zijn, maar met de juiste hulp en begeleiding omgezet kunnen worden naar beschermende factoren.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, zou hij verplicht gesteld kunnen worden om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek om inzicht te krijgen in de al dan niet negatieve denkstrategieën. Dit onderzoek zou kunnen bijdragen bij het indiceren van de juiste behandeling en om de reclasseringswerker handvatten aan te bieden bij het inzetten van passende interventies. De verdachte wil de diverse leefgebieden stabiliseren en staat open voor begeleiding c.q. behandeling. Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat op “gemiddeld”.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De reclassering heeft gerapporteerd dat de verdachte op alle leefgebieden ondersteuning nodig heeft. Met de juiste begeleiding kunnen de criminogene factoren worden omgezet in beschermende factoren.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam aangeefster], geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster].
Gelet op de ernst van de feiten, het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten en de criminogene factoren zoals die naar voren komen in uit het reclasseringsrapport, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500, -, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500, -vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en IQ test en zich laat behandelen voor zijn agressie door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de veroordeelde is geaccepteerd als cliënt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam aangeefster], geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster], gedurende 2 jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan
vervangende hechteniswordt toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.500, - (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 1.500, -(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.500, - niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 februari 2022 te Rotterdam
opzettelijk [naam aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de deur van de woning waarin hij, verdachte, en die [naam aangeefster] zich bevonden op slot te doen en/of
- (daarbij) de woorden toe te voegen: "Ik ga jou niet laten gaan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [naam aangeefster] te belemmeren de woning te verlaten door voor de deur te gaan staan en/of
- die [naam aangeefster] in de richting van de slaapkamer te drijven en/of
- die [naam aangeefster] op een bed te duwen en/of
- bovenop die [naam aangeefster] te gaan liggen en/of
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam aangeefster] te stompen en/of te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 februari 2022 te Rotterdam,
een ander, te weten [naam aangeefster], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [naam aangeefster] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het aanvragen en/of vinden en/of regelen van een woning voor hem, verdachte, en/of de politie in te schakelen om een andere verblijfsruimte te regelen, door
- de deur van de woning waarin hij, verdachte, en die [naam aangeefster] zich bevonden op slot te doen en/of
- (daarbij) de woorden toe te voegen: "Ik ga jou niet laten gaan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [naam aangeefster] te belemmeren de woning te verlaten door voor de deur te gaan staan en/of
- die [naam aangeefster] in de richting van de slaapkamer te drijven en/of
- die [naam aangeefster] op een bed te duwen en/of
- bovenop die [naam aangeefster] te gaan liggen en/of
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam aangeefster] te stompen en/of te slaan;
2
hij op of omstreeks 1 februari 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam aangeefster] heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 februari 2022 te Rotterdam
[naam aangeefster] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam aangeefster] te stompen en/of slaan.