ECLI:NL:RBROT:2022:4613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
10/996589-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen medeplegen van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en witwassen tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het meermalen medeplegen van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 11 maart 2019, samen met anderen, opzettelijk accijnsgoederen, te weten sigaretten, voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken. De verdachte heeft op verschillende data, waaronder 11 november 2017 en 22 juni 2018, aanzienlijke hoeveelheden onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door de herkomst van de illegale inkomsten uit de verkoop van deze sigaretten te verhullen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder merkvervalsing, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 332 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en heeft de straf dienovereenkomstig verminderd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996589-18
Datum uitspraak: 4 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het (overige) onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 182 dagen met aftrek van voorarrest en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Geldigheid dagvaarding

Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 4 nietig dient te worden verklaard, nu de beschuldiging onvoldoende feitelijk is, zodat niet duidelijk is waar de verdachte zich tegen moet verdedigen.
Beoordeling geldigheid dagvaarding
Bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding gaat het om de vraag of het gemaakte verwijt voor de verdachte te begrijpen is. De tekst van de tenlastelegging heeft in combinatie met het onderliggende dossier voldoende duidelijk gemaakt waartegen de verdachte zich heeft moeten verdedigen: het witwassen van de inkomsten van de verkoop van illegale sigaretten in de ten laste gelegde periode. Dat onder de omstandigheden van het gepleegde feit daaraan door de officier van justitie geen concreet bedrag kan worden gekoppeld, doet aan de geldigheid van de dagvaarding niet af. Het verweer wordt daarom verworpen.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak feit 3
Onder feit 3 wordt de verdachte, kort gezegd, beschuldigd van merkvervalsing. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijsoverweging feit 1
Onder feit 1 wordt de verdachte beschuldigd van het op meerdere momenten voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten.
4 februari 2018
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 4 februari 2018 onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte op enig moment beschikkingsmacht heeft gehad over deze partij sigaretten. Het door de officier aangehaalde telefoongesprek biedt daar onvoldoende bewijs voor omdat de sigaretten zijn aangetroffen in een vrachtwagen en niet duidelijk is waar de sigaretten vandaan kwamen.
5 februari 2019
De rechtbank is, met de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 5 februari 2019 onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
11 november 2017 en op 11 februari 2019
De verdachte heeft bekend dat hij op 11 november 2017 en op 11 februari 2019 onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad, zodat deze onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde zonder nadere bespreking bewezen zullen worden verklaard.
22 juni 2018
De verdachte heeft bekend dat hij op 22 juni 2018 drie dozen à 5.000 sigaretten per doos voorhanden heeft gehad ofwel 15.000 sigaretten. De officier van justitie stelt dat uit het dossier volgt dat deze drie dozen niet 5.000 onveraccijnsde sigaretten per stuk bevatte, maar 10.000. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet onomstotelijk volgt dat de inhoud van de betreffende dozen 10.000 onveraccijnsde sigaretten per doos betrof en in het dossier wordt dit ook niet nader onderbouwd. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigd bewijs dat de verdachte méér dan 15.000 sigaretten voorhanden heeft gehad op deze dag.
18, 21 en 23 februari 2019
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten op 18, 21 en 23 februari 2019. De verdediging heeft ter onderbouwing van haar standpunt aangevoerd dat verdachte de belastende tapgesprekken die in het strafdossier zitten heeft gevoerd namens “[naam 1]”. Die verklaring strookt niet met de inhoud van de tapgesprekken, waaruit op geen enkele manier volgt dat verdachte namens een ander zou handelen en vindt ook overigens geen steun in het strafdossier. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook op 18, 21 en 23 februari 2019 onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad.
5.3.
Bewijsoverweging feit 2
Onder feit 2 wordt de verdachte beschuldigd van het op 12 maart 2019 voorhanden hebben van verschillende hoeveelheden onveraccijnsde sigaretten, namelijk 150.300, 84.160, 28 en 600.
De partij van 28 onveraccijnsde sigaretten
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat de 28 sigaretten aan zijn neef toebehoorden, niet wordt weerlegd door de inhoud van het strafdossier, zodat hij daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
De partij van 600 onveraccijnsde sigaretten
De verdachte heeft bekend dat hij 600 sigaretten voorhanden heeft gehad, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging zonder nadere bespreking bewezen zal worden verklaard.
De partij van 150.300 onveraccijnsde sigaretten
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte feitelijk heeft kunnen beschikken over de partij van 150.300 onveraccijnsde sigaretten. De verdachte heeft op 11 maart 2019 sms’jes gestuurd waarin wordt gesproken over de levering op 12 maart 2019 van twee partijen van elk 30. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn bus op 12 maart 2019 heeft uitgeleend aan [naam 2] en dat hij wist dat [naam 2] met de bus onveraccijnsde sigaretten ging vervoeren. Vervolgens is op 12 maart 2019 in de bus een partij van om en nabij 30 dozen aangetroffen waarin deze partij van 150.300 sigaretten zat. Tot slot zijn er tapgesprekken waaruit blijkt dat de betreffende partij sigaretten bestemd was voor de verdachte. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam 2] en de verdachte heeft daarom samen met een ander opzettelijk 150.300 onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad.
De partij van 84.160 onveraccijnsde sigaretten
In de woning van de werknemer/vriendin van de verdachte, [naam 3], zijn onveraccijnsde sigaretten aangetroffen. Ter discussie staat hoeveel onveraccijnsde sigaretten er zijn aangetroffen. De rechtbank stelt op basis van beslaglijst vast dat het 61.620 onveraccijnsde sigaretten betrof. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte al deze aangetroffen onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad of, zoals de verdediging stelt, enkel de onveraccijnsde sigaretten van het merk Marlboro White sigaretten à 25.000 stuks. De rechtbank begrijpt de verklaring van [naam 3] bij de rechter-commissaris zo dat zij de sigaretten die in haar woning zijn aangetroffen ‘gezamenlijk’ (voor haarzelf en de verdachte) bewaarde. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander 61.620 onveraccijnsde sigaretten aanwezig heeft gehad.
5.4.
Bewijsoverweging feit 4
De verdediging heeft vrijspraak van witwassen bepleit, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt het volgende. Niet ter discussie staat dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij in zijn supermarkten onveraccijnsde sigaretten heeft verkocht, die zowel met pin als contant betaald zijn. De verdachte heeft hierover verder voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij de contante geldbedragen in een aparte kluis onder de kassa bewaarde en dat hij ook de pinbetalingen uit de kassa haalde en contant in deze kluis deed. Daargelaten dat er ook in dat geval ten aanzien van de pinbetalingen sprake zou zijn van het omzetten van giraal naar chartaal geld (en dus van witwassen) is van het bestaan van deze kluis op geen enkele wijze gebleken. Dit volgt niet uit de camerabeelden en ook getuige [naam getuige] heeft hierover niets verklaard toen hem vragen werden gesteld over de verkoop van de sigaretten. De rechtbank acht die verklaring van de verdachte daarom ongeloofwaardig.
Het geld dat is verdiend met de verkoop van illegale sigaretten is opgegaan in de reguliere kas- en bankstromen van de winkels. Dat die illegale inkomsten vervolgens niet meer te onderscheiden waren van de reguliere inkomsten van de winkels volgt ook uit de verklaringen van de boekhouder. Aldus heeft de verdachte de herkomst van deze gelden gedurende de ten laste gelegde periode verhuld. Gelet op de duur van die periode is er sprake van gewoontewitwassen.
Het beroep van de verdediging op de kwalificatie-uitsluitingsgrond voor wat betreft het enkel voorhanden hebben van geld afkomstig uit eigen misdrijf, behoeft geen nadere bespreking nu er sprake is geweest van een verhullingshandeling.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 11 maart 2019, te Den Haag en Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), , meermalen, telkens opzettelijk accijnsgoederen, te weten sigaretten, bestaande uit:
  • 5000 sigaretten op 11 november 2017 en
  • 15sigaretten op 22 juni 2018 en
  • 20.000 sigaretten op 11 februari 2019 en
  • 90.000 sigaretten op 18 februari 2019 en
  • 100.000 sigaretten op 21 februari 2019 en
  • 75.000 sigaretten op 23 februari 2019
voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken;
2.
hij op 12 maart 2019, te Den Haag tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk accijnsgoederen, te weten
212.52sigaretten (te weten 150.000 sigaretten en 300 sigaretten en
61.62sigaretten en 600 sigaretten, voorhanden heeft/ gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken;
4.
hij op meer tijdstippen in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 12 maart 2019, te Den Haag, van geldbedragen de werkelijke aard en/of herkomst heeft verhuld, , terwijl hij wist, dat deze geldbedragen geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt en dat feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn bedrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..

medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd;

2.
medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd;

4..

gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn bedrijf.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De verdachte is bij de opsporende instanties in beeld gekomen bij een langer lopend onderzoek naar grootschalige handel in onveraccijnsde sigaretten. Hoewel zijn aandeel ziet op het voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden onveraccijnsde sigaretten, is zijn rol in het geheel groter geweest. Blijkens de tapgesprekken en observaties is hij ook enige tijd betrokken geweest bij de illegale verkoop en aflevering van onveraccijnsde sigaretten. Ook heeft de verdachte de opbrengsten die hij verdiende met de verkoop van illegale sigaretten in zijn supermarkten witgewassen.
Door deze handel in onveraccijnsde sigaretten raakt de reguliere markt voor sigaretten in de Europese Unie verstoord. Op deze manier wordt aan bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Daarnaast leidt het ertoe dat de het innen van de accijns wordt ontdoken, wat ten koste gaat van de algemene middelen. Bovendien is hiermee het met de accijnsheffing tevens beoogde doel, het terugdringen van roken vanwege de enorme gezondheidsrisico’s, ondermijnd. Witwassen vormt een inbreuk op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
De verdachte heeft zich aan deze nadelige effecten kennelijk niets gelegen laten liggen en alleen zijn eigen winstbejag voor ogen gehad. Dat rekent de rechtbank hem aan en daarop kan, gelet op de ernst van de feiten, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf. De rechtbank ziet, mede gelet op de omstandigheid dat aan de verdachte al eerder bestuurlijke boetes zijn opgelegd voor het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en dat de verdachte daarmee toch is doorgegaan, aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank stelt tot slot vast dat er sprake is van een overschrijding de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 332 (driehonderdtweeëndertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 150 (honderdvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht, zodat na deze aftrek geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 11 maart 2019, te Den Haag en/of Boxtel en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één (of meer) accijnsgoed(eren), te weten 1.823.200 sigaretten (par. 8.1.18 OPV) en/of een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten (par. 8.1.18 OPV en AMB-133), althans (een) (grote hoeveelheid/hoeveelheden) sigaretten, 775.000 sigaretten, bestaande uit:
  • 5000 sigaretten op 11 november 2017 (DOC-034); en/of
  • 450.000 sigaretten op 4 februari 2018 (AMB-016); en/of
  • 30.000 sigaretten op 22 juni 2018 (AMB-025); en/of
  • 5.000 sigaretten op 5 februari 2019 (OBS-007); en/of
  • 20.000 sigaretten op 11 februari 2019 (OBS-009 + AMB-079); en/of
  • 90.000 sigaretten op 18 februari 2019 (OBS 006 + AMB-081); en/of
  • 100.000 sigaretten op 21 februari 2019 (AMB-081); en/of
  • 75.000 sigaretten op 23 februari 2019 (AMB-081)
voorhanden heeft/hebben gehad, dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing is/zijn betrokken;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2019, te Den Haag en/of Boxtel en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk één (of meer) accijnsgoed(eren), te weten 235.088 sigaretten (te weten 150.000 sigaretten en/of 300 sigaretten en/of 84.160 sigaretten en/of 28 sigaretten en/of 600 sigaretten, althans (een) (grote hoeveelheid) sigaretten, voorhanden heeft/hebben gehad, dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing is/zijn betrokken;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 12 maart 2019, te Den Haag en/of Boxtel en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk valse, vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, althans waren die
zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, te weten een (grote) hoeveelheid (pakjes)) sigaretten, althans (een) tabaksgoed(eren), voorzien van het merk/de handelsna(a)m(en) Marlboro Gold en/of Marlboro Red, althans Marlboro, heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verkocht en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, althans in voorraad gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, van het plegen van dit misdrijf zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 12 maart 2019, te Den Haag en/of Boxtel en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (grote) girale en/of contante geldbedragen (AMB-113 en AMB-133) althans (van) één of meer voorwerp(en) en/of één of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden heeft, en/of heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of die/dat feit(en) heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van zijn/hun beroep of bedrijf.