In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Handel- en Exploitatiemaatschappij “Markmonde” B.V. (eiseres) en een gedaagde huurder. De procedure betreft de oplevering van een huurwoning en de herstelkosten die de verhuurder vordert na het beëindigen van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst tussen Markmonde en de gedaagde is op 1 september 2020 beëindigd, na een voorinspectie op 12 augustus 2020. Markmonde heeft de gedaagde gesommeerd om herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar de gedaagde heeft dit nagelaten. Markmonde heeft vervolgens een aannemer ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren en vordert de kosten hiervan van de gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de woning niet in de verwachte staat heeft opgeleverd. De rechter heeft artikel 7:224 lid 2 BW toegepast, dat bepaalt dat de huurder de woning in dezelfde staat moet opleveren als deze is aanvaard, tenzij er een beschrijving is gemaakt. Aangezien er geen beschrijving was, wordt de gedaagde verondersteld de woning in de staat te hebben ontvangen zoals deze was bij de eindinspectie. De rechter heeft de vordering van Markmonde voor een deel toegewezen, met uitzondering van enkele herstelpunten die als normale slijtage werden beschouwd. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.121,79 aan hoofdsom en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.