4.1.2.Beoordeling
Rechtmatigheid doorzoeking
Op 24 september 2019 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming zal verrichten op het adres [adres verdachte] te Ridderkerk (de woning van de verdachte). De officier van justitie heeft daartoe overgelegd een proces-verbaal van 20 september 2019. Op 27 september 2019 heeft de rechter-commissaris machtiging verleend tot doorzoeken van de woning ter inbeslagneming. Deze doorzoeking heeft vervolgens onder leiding van de rechter-commissaris plaatsgevonden op 8 oktober 2019.
Het enkele feit dat tijd is verstreken tussen de verleende machtiging en de daadwerkelijke doorzoeking, maakt de doorzoeking niet onrechtmatig. Nu voorts niet is gebleken van wijziging in de geschetste omstandigheden die hebben geleid tot de machtiging in de tijd gelegen tussen het verlenen van de machtiging en het doorzoeken van de woning, komt de rechtbank tot het oordeel dat dit evenmin meebrengt dat de doorzoeking onrechtmatig is. Er is dus geen sprake van een vormverzuim.
Verklaring herkomst goederen
Voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is vereist dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Indien het openbaar ministerie feiten en omstandigheden aandraagt die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring echter niet, dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
- Er werd op 25 juni 2019 informatie ontvangen afkomstig van het TCI (Team Criminele Inlichtingen) inhoudende dat onder meer een Colombiaan uit Den Haag gegijzeld was in verband met een mislukte poging tot uithalen van cocaïne op 6 juni 2019 in de Rotterdamse haven. Deze Colombiaan zou in het bezit zijn van een Audi met kenteken [kentekennummer] . Uit onderzoek is gebleken dat met deze Colombiaan mogelijk is bedoeld [naam persoon] .
- Uit de registratie bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is gebleken dat [naam persoon] in de periode van 29 december 2017 tot 22 juni 2019 een Audi A6 All road Quattro, voorzien van kenteken [kentekennummer] , op naam had.
- Op 22 juni 2019 (om 13:43 uur) is deze Audi volgens de registratie van de RDW op naam gesteld van de verdachte.
- Om te achterhalen aan wie de verdachte de betaling heeft verricht voor de Audi werden de bankmutaties van de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner [naam partner verdachte] gevorderd. Uit de verstrekte bankmutaties zijn geen transacties zichtbaar geworden die te maken kunnen hebben met de aankoop van de Audi.
- De dagwaarde van de Audi bleek € 44.000, - te zijn.
- De verdachte bleek niet over de originele autosleutel van de Audi te beschikken.
- De legale inkomstenbronnen van de verdachte en zijn partner bleken niet toereikend te zijn voor een dergelijke uitgave.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is in totaal een contant geldbedrag van € 9.815, - aangetroffen op verschillende plaatsen in dozen in de woning van de verdachte. Dit bedrag bestond uit diverse coupures waaronder een briefje van € 500,- en van € 200,-. Tevens werden een Audemars Piquet horloge ter waarde van
€ 45.000,- en 20 BQ Aquarius mobiele telefoons aangetroffen die doorgaans ongeveer €1.200,- per stuk kosten.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden
van witwassen en onder die omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij
een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft
dat de genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. In aanloop naar de zitting heeft de toenmalige advocaat van de verdachte een aantal stukken overgelegd waaruit volgens de verdediging blijkt dat de Audi contant is betaald met geleend geld van de broer van de verdachte en het horloge contant is betaalde met een op 20 januari 2017 uitgekeerd bedrag van de verzekering dat vervolgens in contanten is opgenomen. Het in de woning aangetroffen contante geld betreft volgens de verdediging gespaard geld dat steeds beetje bij beetje overbleef na het al dan niet in contanten betalen van boodschappen/ huishoudelijke uitgaven.
Naar aanleiding deze stukken met toelichting heeft de politie nog een nader onderzoek gedaan naar de huishoudelijke uitgaven. Hieruit blijkt op basis van de legale inkomstenbronnen, het uit de bankgegevens gedestilleerde uitgavenpatroon en berekeningen van het Nibud ten aanzien van de kosten voor voeding voor een gezin van vier personen of meer, dat het niet haalbaar is om een geldbedrag van bijna € 10.000, - over te houden.
De rechtbank acht de verdachte er niet in geslaagd om het witwasvermoeden te ontzenuwen en licht dit als volgt toe.
Ten aanzien van de Audi overweegt de rechtbank dat de verdachte ter zitting op nadere vragen van de rechtbank heeft verklaard niet meer te weten van wie hij de auto en het horloge heeft gekocht, hij herinnert zich alleen dat het een man met een Spaanse achternaam was, dat hij niet de originele sleutel bij de Audi had gekregen en dat hij deze later nog zou krijgen, maar dat dit niet meer is gebeurd. Ook heeft hij verklaard dat hij de Audi én het horloge samen heeft gekocht van dezelfde persoon voor € 40.000, - en dat hij deze als investering had aangeschaft. Met de auto wilde hij eerst nog met zijn gezin met vakantie gaan en deze daarna met winst verkopen en zo het geleende geld terugbetalen aan zijn broer. De verdachte is uiteindelijk niet meer met de auto met vakantie gegaan, omdat het infotainmentsysteem niet meer in de Audi aanwezig was na uitname door de politie. De terugplaatsing hiervan zou tussen de € 2.000, - en € 3.000, - kosten en dit bedrag wilde hij eerst terug ontvangen van de politie zoals hem was toegezegd, aldus de verdachte.
De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte de Audi en het horloge, die gezamenlijk een waarde van bijna € 90.000, - vertegenwoordigen, heeft gekocht met meer dan 50% korting. Dit ook niet wanneer de verkoper, die de verdachte niet persoonlijk kende, snel geld nodig zou hebben gehad. Bovendien is het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte het verzekeringsgeld dat hij op 21 januari 2017 al had opgenomen van zijn bankrekening, heeft bewaard voor specifiek deze investering. Evenmin valt in te zien waarom hij dan zowel de Audi als het horloge aanschaft als hij daar geen geld voor heeft en waarom hij daar een bedrag van ongeveer € 20.000, - voor leent, terwijl hij zelf nog een behoorlijk bedrag aan contanten in zijn woning had liggen. Opmerkelijk is verder dat de verdachte de Audi niet heeft verkocht in de zomer om zijn broer terug te betalen, nu hij er niet meer mee op vakantie is gegaan. Het ontbreken van het infotainmentsysteem heeft gezien het genoemde reparatiebedrag en afgezet tegen de waarde van de Audi immers nauwelijks invloed op de verkoopprijs. In plaats daarvan heeft hij de auto onder zich gehouden. En tot op heden heeft de verdachte zijn broer nog niets terugbetaald, terwijl zijn broer wel in geldnood verkeert volgens de verdachte. Dat maakt ook dat de verklaring dat de verdachte en zijn partner regelmatig geld overhouden van hun boodschappen/ huishoudelijke uitgaven dat vervolgens opzij wordt gelegd als spaarbedrag hoogst onwaarschijnlijk is. Indien de verdachte en zijn partner immers regelmatig grote bedragen overhouden van de boodschappen, dan had de verdachte na twee jaar zijn broer in ieder geval al een gedeelte van het geleende bedrag kunnen terugbetalen. Ten aanzien van het aangetroffen contante geldbedrag wordt nog overwogen dat nu het geld op diverse plaatsen in de woning in dozen is aangetroffen en het bedrag mede bestond uit hoge coupures zoals briefjes van € 500, - en € 200, - en een stapel van € 50, - biljetten, het hoogst onwaarschijnlijk is dat dit overgebleven boodschappengeld/ huishoudgeld zou betreffen. Ten slotte heeft de verdachte over de herkomst van de 20 aangetroffen telefoons ter zitting verklaard dat hij deze had gekocht maar nog niet betaald en ze inmiddels heeft teruggegeven. Deze verklaring is echter onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Alles overziend, moet worden vastgesteld dat de verklaring die de verdachte heeft afgelegd onvoldoende concreet, hoogst onwaarschijnlijk en niet verifieerbaar is, zodat – bij die stand van zaken- geen andere redelijke aanvaardbare verklaring kan gelden dan dat deze goederen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn.