Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 10 januari 2020, met producties 1 tot en met 22;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 18;
- de brief van de rechtbank van 5 augustus 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de door Muehlhan genomen akte in het geding brengen producties, aankondiging getuigen-deskundigen, reactie in hoofdlijnen op conclusie van antwoord, vermeerdering/wijziging eis, met producties 23 tot en met 35;
- de nieuwe producties 30 tot en met 34 van Muehlhan;
- de akte houdende producties van Van der Ende, met producties 19 tot en met 21;
- de akte houdende producties van Van der Ende, met producties 22 tot en met 24;
- de akte overlegging producties van Van der Ende daaronder begrepen het depot van productie 19 in digitale vorm, met producties 19, 35 en 36;
- de spreekaantekeningen van Muehlhan;
- de spreekaantekeningen van Van der Ende;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 juni 2021.
2..De feiten
2. Het werk
- offerteaanvraag P-5251/IOF1705300 van 23 januari 2017,
- processen en afspraken conform het vigerende Projectmanagementplan en Integraal Veiligheidsplan,
- Offerte Muehlhan met nummer 170.128 d.d. 14 maart 2017.
- de UAV GC 2005, inclusief de "ProRail aanvullingen en/of wijzigingen op de UAV GV 2005"(versie 006),
- de regelgeving, voorschriften, normen en andere documenten waarnaar wordt verwezen in de Vraagspecificatie en zoals deze luiden op de dag van uitnodiging tot inschrijving, tenzij in de Vraagspecificatie anders is bepaald.
3. Toepasselijke voorwaarden
5. Aanvang van het werk; tijdstip van oplevering; uitvoeringsduur; werkplan
7. Wijziging van kosten en prijzen
- Prijzen zijn vast voor de duur van het werk.
- Afwijkingen in de montage en demontage tijd zijn niet verrekenbaar.
- Overwerk is niet verrekenbaar.
- Stagnatie-uren zijn alleen verrekenbaar indien deze ook door ProRail worden erkend, tenzij deze een gevolg zijn van verwijtbare feiten onzerzijds.
- Bij verwijtbare stagnerende voortgang zullen eventuele stagnatiekosten onzerzijds in mindering worden gebracht op uw aanneemsom.
- Meerwerk is alleen verrekenbaar wanneer dit voor aanvang van het meerwerk is bevestigd door Opdrachtgever middels een bestelbon.
- Indien het gebruik van ademluchtbescherming verplicht wordt gesteld vanuit de Opdrachtgevers zijde, wordt het gebruik hiervan, evenals het hiermee gepaard gaande meerwerk in goed overleg met de Opdrachtgever in rekening gebracht
- Indien er tekortkomingen zoals kwaliteits-, planning-, milieu- en veiligheidsissues worden geconstateerd, zullen de hiermee samengaande gevolgen, waaronder boetes inclusief bijkomende directe kosten, 1 op 1 worden doorgezet naar Onderaannemer.
9. Hulpwerkzaamheden
11. Technische vereisten
- Vlakke, verharde en voldoende draagkrachtige ondergrond is afhankelijk van de locatie, u dient op de hoogte te zijn van de lokale situatie(s).
- Beperkingen voor wat betreft belastingen van de ondergrond / perrons zoals opgeven door ProRail in de contractstukken zijn bindend, wijzigingen vanuit ProRail ten aanzien van deze belastbaarheid zijn verrekenbaar.
14. Betalingstermijn
3..Het geschil
- i) de hoofdsom van € 1.616.856,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen, althans de datum van verzuim, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;
- ii) de interne kosten van € 80.842,83, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen, althans de datum van verzuim, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- iii) de buitengerechtelijke incassokosten, primair conform artikel 5.6 AVVSB zijnde de declaraties van de met de inning van de vordering belaste advoca(a)t(en), subsidiair conform BIK over € 1.616.856,50, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen, althans de datum van verzuim, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- iv) de kosten van de deskundigen van Qperts quality experts B.V., te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen, althans de datum van verzuim, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;
- v) de kosten van het conservatoire beslag en de kosten van dit geding.
- de grondslag van de overeenkomst tussen Muelhan en Van der Ende is de offerte van Muehlhan van 14 maart 2017;
- omdat de start van de renovatie van het station aanstaande was en zodoende ook een start met de steigerbouw door Muehlhan moest worden gemaakt maar de offerte van Muehlhan formeel nog niet geaccepteerd was, is door Van der Ende op 16 augustus 2017 een intentieverklaring afgegeven aan Muehlhan;
- uiteindelijk is door partijen op 21 november 2017 een definitieve overeenkomst gesloten;
- op 5 december 2018, kort voor de geplande oplevering, zijn tussen Muehlhan en Van der Ende aanvullende afspraken gemaakt, het zogenaamde ‘addendum’; dit addendum bevat een aantal financiële voorwaarden;
- ten onrechte heeft Van der Ende Muehlhan vervolgens aansprakelijk gehouden voor het niet halen van de in artikel 2 van de overeenkomst genoemde opleveringsdatum van 15 december 2018; Muehlhan is op geen enkele manier tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst;
- voor door haar verrichte werkzaamheden heeft Muehlhan aan Van der Ende drie facturen verzonden, van 18 juli 2018, 22 januari 2019 en 21 februari 2019, ten bedrage van in totaal € 372.943,--, die Van der Ende, hoewel zij tot betaling hiervan is gehouden, onbetaald heeft gelaten; € 317.009,-- van dit bedrag is door Van der Ende als verschuldigd erkend;
- Van der Ende beroept zich op verrekening met diverse tegenvorderingen die zij zou hebben op Muehlhan, maar dat verweer van Van der Ende kan niet slagen;
- van toepassing zijn de AVVSB, de algemene voorwaarden van de brancheorganisatievereniging van steiger- en hoogwerkbetonkistingbedrijven VSB;
- aangezien Van der Ende in gebreke is gebleven met betaling van genoemd bedrag van € 1.616.856,50, is Muehlhan op grond van de artikelen 5.5 en 5.6 AVVSB gerechtigd de volgende kosten in rekening te brengen: de door de opdrachtnemer te maken interne kosten, die uitkomen € 80.842,83, en de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, waaronder begrepen de kosten van de met inning belaste advocaat, waarbij diens declaratie bindend is.
4..De beoordeling
- ten aanzien van factuur 180911: € 119.905,00 (geheel erkend)
- ten aanzien van factuur 181097: € 10.813,41
- ten aanzien van factuur 181101: € 13.441,00
- ten aanzien van factuur S190010: € 141.778,33 (geheel erkend)
- ten aanzien van factuur S190045: € 5.000,00
- ten aanzien van factuur S190127: € 55.212,00
- totaal € 346.149,74.
- ten aanzien van factuur 181097: € 31.748,79
- ten aanzien van factuur 181098: € 25.733,00
- ten aanzien van factuur 181101: € 12.591,20
- ten aanzien van factuur 181102: € 10.429,52
- ten aanzien van factuur 181428: € 129.945,77
- ten aanzien van factuur 181429: € 44.950,55
- ten aanzien van factuur S190044: € 22.930,47
- ten aanzien van factuur S190045: € 18.187,91
- ten aanzien van factuur S190046: € 45.526,65
- ten aanzien van factuur S190127: € 55.934,20
- ten aanzien van factuur S190131: € 190.771,18
- ten aanzien van factuur S190129: € 114.678,96
- ten aanzien van factuur S190375: € 19.428,75
- ten aanzien van factuur S190376: € 163.129,82
- ten aanzien van factuur S190377: € 94.556,48
- ten aanzien van factuur S190378: € 95.301,11
- ten aanzien van factuur S190379: € 8.894,40
- ten aanzien van factuur S190380: € 155.968,00
- totaal € 1.270.706,76.
in haar processtukkenmoeten ingaan op de grondslagen en de individuele omstandigheden waarop zij ieder gevorderd factuurbedrag baseert, zo nodig onder verwijzing naar (specifieke onderdelen van) bepaalde producties zoals de rapportages van Qperts. Voor zover Muehlhan ter onderbouwing van de verschuldigdheid van een bepaald factuurbedrag door Van der Ende volstaan heeft met een verwijzing naar in het geding gebrachte producties, al dan niet in combinatie met een onvoldoende specifieke stellingname in het desbetreffende processtuk, zal dat factuurbedrag dan ook worden afgewezen wegens de niet-naleving door Muehlhan van haar stelplicht.
(€ 159.250,-- + € 38.723,90 + € 52.525,50 + € 139.720,99 + € 83.240,--).
Per abuis noemt Van der Ende hier een bedrag van € 1.773,50;Rechtbank.] Daarnaast heeft Van der Ende ook eigen (voornamelijk coördinerende) werkzaamheden in rekening gebracht die in direct verband stonden met de uitvoering van de herstelwerkzaamheden door ForeyeT. Van der Ende heeft bij factuur d.d. 15 juli 2019 met nummer IV1900060 (prod. 12 Van der Ende) de kosten van ForeyeT en haar eigen kosten bij Muehlhan in rekening gebracht, ten bedrage van in totaal € 2.145,94, inclusief BTW.
aan Muehlhan verwijtbarestagnerende voortgang waarvan de gestelde kosten een gevolg waren, kan de rechtbank uit de stellingen van Van der Ende niet opmaken. Een dergelijk standpunt heeft Van der Ende kennelijk ook zelf niet ingenomen tot na de besprekingen die aan het einde van het werk in december 2018 hebben geleid tot het tot stand komen van het zogenoemde Addendum, waarbij in de visie van Van der Ende “alle aanspraken die Muehlhan meende te hebben- met uitzondering van enkele reguliere meerwerken - waren 'afgedeald'” (zie conclusie van antwoord onder 7). Muehlhan heeft er in de visie van de rechtbank, gelet op het tot en met het tot stand komen van het Addendum door Van den Ende ingenomen standpunten, op mogen vertrouwen dat Van der Ende met Muehlhan van oordeel was dat van aan Muehlhan verwijtbare stagnerende vertraging geen sprake was geweest en dat Van den Ende ter zake daarvan dan ook geen aanspraken op Muehlhan pretendeerde. Als dat anders was geweest had Van den Ende dat behoren te melden.
verwijtbarestagnerende voortgang en hetgeen in dat verband van Van der Ende had mogen worden verwacht. Voor zover Van der Ende in dit verband een vordering op Muehlhan meende te hebben, had het voorts in ieder geval op haar weg gelegen om deze in haar visie ten laste van Muehlhan komende kosten met duidelijke dagstaten en/of specificaties te onderbouwen. Dat heeft zij echter nagelaten. Van der Ende heeft ter zake hiervan dus onvoldoende concrete stellingen ingenomen en zal reeds daarom niet tot bewijslevering worden toegelaten. Reeds vanwege het ontbreken van overgelegde deugdelijke specificaties kan niet worden vastgesteld dat Van der Ende op dit punt een reële tegenvordering heeft op Muehlhan.