ECLI:NL:RBROT:2022:457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
10/130705-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor poging tot zware mishandeling van een politieagent en het rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een politieagent en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 april 2021 in Rotterdam met een auto opzettelijk op een politieambtenaar is ingereden, terwijl deze hem een stopteken gaf. De verdachte heeft de politieagent niet geraakt, maar zijn handelen heeft wel geleid tot een ernstige bedreiging van de verkeersveiligheid. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft de poging tot zware mishandeling en het rijden zonder rijbewijs bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan de benadeelde partij, de politieagent, voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/130705-21
Datum uitspraak: 4 januari 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van feit 1 subsidiair veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • ten aanzien van feit 1 subsidiair veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
  • ten aanzien van feit 2 veroordeling van de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 6 weken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
subsidiair
hij op 16 april 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een politieambtenaar, te weten [naam slachtoffer] , opsporingsambtenaar van politie Eenheid Rotterdam, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van diens functie met dat opzet met een personenauto op die [naam slachtoffer] (die zich op dat moment op de rijbaan van de Noordschans bevond en hem, verdachte, een stopteken gaf) is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 16 april 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Noordschans, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..poging tot zware mishandeling

2..overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieagent door op hem in te rijden met een auto. De politieagent kon net op tijd wegspringen, waarna de verdachte is doorgereden. Dat de politieagent geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is niet aan het handelen van verdachte te danken geweest maar enkel aan de snelle reactie van deze agent. Kwalijk is bovendien dat de verdachte dit deed, terwijl de betreffende agent hem een stopteken gaf omdat hij met zijn auto over een trottoir reed. Daarnaast heeft de verdachte gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. De verdachte heeft met zijn rijgedrag de algemene verkeersveiligheid en in het bijzonder de politieagent in gevaar gebracht en heeft daarbij zijn eigen belang, om niet aangehouden te worden voor het rijden zonder rijbewijs, vooropgesteld. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van feit 1 (subsidiair) kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf voor dat feit. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat de verdachte zich niet tot weinig heeft bekommerd om de verkeersveiligheid (hetgeen mede blijkt uit het hardnekkig blijven rijden zonder rijbewijs) acht de rechtbank het daarnaast op zijn plaats om ten aanzien van feit 1 (subsidiair) aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen.
Gezien de ernst van feit 2 kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een hechtenis voor dat feit. Bij de bepaling van de duur van de hechtenis heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd en daarnaast een flinke verhoging toegepast omdat de verdachte hardnekkig blijft recidiveren,
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden
Ter zitting heeft de officier van justitie verzocht om de gevangenneming van de verdachte te bevelen, zonder hieraan een nadere motivering ten grondslag te leggen. De rechtbank is van oordeel dat zich hier geen bijzondere omstandigheden voordoen die het afgeven van een bevel gevangenneming in dit specifieke geval rechtvaardigt. Het verzoek wordt afgewezen.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 62 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 177 en 179a van de Wegenverkeerswet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot een
hechtenis voor de duur van 6 (zes) weken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 april 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een politieambtenaar, te weten [naam slachtoffer] , opsporingsambtenaar van politie Eenheid Rotterdam van het leven te beroven, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van diens functie, met dat opzet met een personenauto met hoge snelheid op die [naam slachtoffer] (die zich op dat moment op de rijbaan van de Noordschans bevond en hem, verdachte, een stopteken gaf) is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een politieambtenaar, te weten [naam slachtoffer] , opsporingsambtenaar van politie Eenheid Rotterdam, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van diens functie
met dat opzet met een personenauto met hoge snelheid op die [naam slachtoffer] (die zich op dat moment op de rijbaan van de Noordschans bevond en hem, verdachte, een stopteken gaf) is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2021 te Rotterdam
een politieambtenaar, te weten [naam slachtoffer] , opsporingsambtenaar van politie Eenheid Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een personenauto met hoge snelheid op die [naam slachtoffer] (die zich op dat moment op de rijbaan van de Noordschans bevond en hem, verdachte, een stopteken gaf) in te rijden;
2
hij op of omstreeks 16 april 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Noordschans, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.