In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022, heeft Autogeld Lease B.V. een vordering ingesteld tegen CleanFlex B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen partijen in het kader van een financial car lease. Autogeld Lease stelt dat zij werkzaamheden heeft verricht voor CleanFlex en recht heeft op een redelijke vergoeding, terwijl CleanFlex betwist dat er een overeenkomst is gesloten en stelt dat zij slechts vrijblijvende offertes heeft ontvangen.
De procedure begon met een dagvaarding op 7 december 2022, gevolgd door een antwoord van CleanFlex, een repliek van Autogeld Lease en een dupliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: Autogeld Lease heeft op 8 juni 2021 een offerte naar CleanFlex gestuurd, waarna CleanFlex op 9 juni 2021 financiële gegevens heeft aangeleverd. Er volgden verdere communicatie over de aanbetaling en de keuze van de auto. Uiteindelijk heeft CleanFlex op 24 augustus 2021 aan Autogeld Lease laten weten dat zij een aanbod van een andere leasemaatschappij had geaccepteerd.
Autogeld Lease vorderde een bedrag van € 416,36, bestaande uit een hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, en stelde dat CleanFlex haar verplichtingen niet was nagekomen. CleanFlex verweerde zich door te stellen dat er geen overeenkomst was en dat de algemene voorwaarden van Autogeld Lease niet van toepassing waren. De kantonrechter oordeelde dat Autogeld Lease niet voldoende had aangetoond dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, en wees de vorderingen van Autogeld Lease af. Tevens werd Autogeld Lease veroordeeld in de proceskosten van CleanFlex.
Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat CleanFlex de proceskosten kan vorderen, ook al zou Autogeld Lease in hoger beroep gaan. De rechter benadrukte dat het aan Autogeld Lease was om te bewijzen dat er een overeenkomst was gesloten, wat niet is gelukt.