ECLI:NL:RBROT:2022:4537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/10/622378 / JE RK 21-1969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag over een minderjarige in het kader van de kinderbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 8 juni 2022, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag van de vader over zijn kind, [naam kind], toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] momenteel wordt uitgeoefend door beide ouders, maar dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] te dragen. De vader heeft recentelijk een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis ondergaan en ontvangt gedwongen medicatie en behandeling. De rechtbank oordeelt dat de fysieke en emotionele veiligheid van [naam kind] niet kan worden gewaarborgd bij de vader, die al geruime tijd geen rol speelt in het leven van het kind.

De Raad heeft het verzoek tot gezagsbeëindiging ingediend omdat de vader niet in staat is om zelfstandig beslissingen te nemen over [naam kind] en er geen zicht is op verbetering van zijn situatie. De moeder heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek van de Raad, en de GI heeft geen bezwaar tegen het behoud van het gezag door de moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om het gezag van de vader te beëindigen, zodat de moeder het gezag over [naam kind] alleen kan uitoefenen. Dit biedt duidelijkheid en rust voor [naam kind], die momenteel in een klinische behandelgroep verblijft en ondersteuning nodig heeft voor zijn ontwikkeling.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de mogelijkheid tot hoger beroep aangegeven. De beslissing is genomen in het belang van [naam kind], waarbij de rechtbank de ernst van de situatie en de noodzaak voor een veilige en stabiele omgeving voor het kind heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
Zaaknummer: C/10/622378 / JE RK 21-1969
Datum uitspraak: 8 juni 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. J. van den Ende, kantoorhoudende te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de Raad van 1 april 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 16 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].
De rechtbank heeft de moeder, op haar verzoek, telefonisch gehoord.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 9 april 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 14 april 2023.
Sinds 24 januari 2020 is [naam kind] met een (spoed)machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. [naam kind] heeft vanaf november 2020 in een perspectief biedend gezinshuis verbleven, maar verblijft sinds 3 maart 2022 op een klinische behandelgroep van Yulius.
Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De rechtbank heeft bij beschikking van 26 oktober 2021 het verzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging van de vader voor de duur van zes maanden aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de vader over [naam kind] te beëindigen, waardoor de moeder het gezag over [naam kind] van rechtswege alleen zal uitoefenen.
De Raad heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vader is onlangs gedwongen opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis (BAVO). Hij woont nu weer thuis, maar hij krijgt nu gedwongen medicatie en volgt op gedwongen basis een behandeling. Bij de vader ontbreekt het aan ziektebesef en -inzicht en motivatie om de behandeling en de medicatie vrijwillig voort te zetten. Ook zijn er twijfels of de vader zelfstandig besluiten kan nemen over [naam kind], omdat de vader niet altijd lijkt te begrijpen wat er gebeurt of wat er voor [naam kind] nodig is. Hierdoor is de verwachting er ook niet dat de vader zijn gedrag blijvend kan aanpassen. De fysieke en emotionele veiligheid van [naam kind] kan op dit moment niet bij de vader worden gewaarborgd. [naam kind] is recent geplaatst op een klinische behandelgroep van Yulius. Hoewel zijn perspectief momenteel nog onduidelijk is, staat wel vast dat het perspectief van [naam kind] niet bij de vader ligt. Een gezagsbeëindiging van de vader is daarom op zijn plaats.

De standpunten

De GI
De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij geen bezwaar heeft als de vader zijn gezag over [naam kind] behoudt. Het contact tussen de jeugdbeschermer en de vader verloopt momenteel goed. De GI ziet echter wel zorgen in de situatie van de vader. De vader heeft verteld dat wanneer de zorgmachtiging afloopt, hij zal stoppen met de medicatie. In het verleden is gebleken dat er dan geen samenwerking met de vader mogelijk is. Op dit moment is het perspectief van [naam kind] onduidelijk. De rol van de moeder in het leven van [naam kind] wordt steeds groter. Er is een mogelijkheid dat het perspectief van [naam kind] bij de moeder komt te liggen. Afgevraagd moet worden wat de rol van de vader daarin wordt, gelet op het feit dat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren en de veiligheid van [naam kind] in gevaar kan komen.
De vader
Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De jeugdbeschermer heeft er geen problemen mee dat de vader zijn gezag behoudt. Er loopt een zorgmachtiging voor de vader, waarmee hij elke maand gedwongen medicatie krijgt in depotvorm. Zolang de arts van mening is dat de medicatie voor de vader noodzakelijk is en de vader deze niet vrijwillig zal innemen, zal de zorgmachtiging tot in lengte van dagen worden verlengd. Het risico dat de vader de medicatie niet voortzet, hoeft dus geen probleem te zijn. Op dit moment is het perspectief van [naam kind] onduidelijk. Het gaat niet goed met [naam kind]. Het contact met beide ouders is tijdelijk stopgezet, omdat [naam kind] eerst behandeling nodig heeft. Het moet nog blijken of [naam kind] bij de moeder kan gaan wonen en of de vader wel of geen contact kan hebben met [naam kind] in de toekomst. Op dit moment is daarom niet voldaan aan de vereisten die artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) stelt aan een gezagsbeëindiging. De noodzaak voor een gezagsbeëindiging ontbreekt. Het is tegenstijdig dat er wordt gesteld dat er duidelijkheid moet komen voor [naam kind] en dat daarom het gezag van de vader moet worden beëindigd, maar dat de moeder wel het gezag mag behouden. Een beëindiging van het gezag van de vader heeft momenteel geen toegevoegde waarde voor de situatie van [naam kind]. De vader werkt overal aan mee en hij vindt het fijn als hij zijn gezag over [naam kind] behoudt. De vader zou [naam kind] vaker willen zien, maar hij weet niet wat hij daarvoor moet doen. De vader wil het liefst zijn medicatie niet innemen, maar als de arts het verplicht dan houdt de vader zich daaraan. Als blijkt dat het perspectief van [naam kind] bij de moeder komt te liggen, kan op dat moment gekeken worden in hoeverre dit problemen met het gezag van de vader oplevert. Dat de kans klein is dat [naam kind] bij de vader komt wonen, betekent niet dat het gezag van de vader nu moet worden beëindigd.
De moeder
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat haar mening sinds de vorige zitting niet is veranderd en dat zij kan instemmen met het verzoek van de Raad. De moeder heeft goed contact met de jeugdbeschermer. De moeder heeft [naam kind] ook een periode niet gezien, maar het contact wordt binnenkort weer opgestart.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Bij beschikking van 26 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de ernst en impact van de situatie van [naam kind] en de duur daarvan, zoals is beschreven in die beschikking, voldaan is aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW. De rechtbank was er destijds echter nog niet van overtuigd dat het in het belang van [naam kind] noodzakelijk was dat het gezag van de vader op dat moment werd beëindigd, gelet op de prille positieve ontwikkeling van de vader. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad aangehouden om het ziektebeeld van de vader te volgen, waarbij bezien zou moeten worden of de vader zijn medewerking steeds zou verlenen en daadwerkelijk in staat moet worden geacht om tot een langdurige en structurele gedragsverandering te komen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank op dit moment wel van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van [naam kind] om het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toe te wijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
Vast staat dat het perspectief van [naam kind] niet bij de vader ligt. De vader heeft enige tijd in een psychiatrisch ziekenhuis verbleven en krijgt momenteel gedwongen medicatie in depotvorm en gedwongen behandeling. Het ontbreekt bij de vader aan ziektebesef en
-inzicht en motivatie om de behandeling en medicatie vrijwillig voort te zetten. De ontwikkeling van de vader is afhankelijk van de medicatie en behandeling. Het is niet de verwachting dat bij de vader een langdurige en blijvende gedragsverandering zal plaatsvinden. Ook is niet te voorzien dat de vader zonder de medicatie de prille positieve ontwikkeling in stand kan houden of met de medicatie een grotere rol in het leven van [naam kind] kan krijgen.
Op dit moment geeft de vader al geruime tijd geen invulling aan het gezag over [naam kind] en vervult hij geen enkele rol in het dagelijks leven van [naam kind]. De vader heeft al jaren geen contact meer met [naam kind]. Daarbij komt dat er geen zicht is op een moment in de toekomst waarop de vader zijn ouderrol weer zou kunnen vervullen. De rechtbank begrijpt de wens van de vader om weer contact met [naam kind] te hebben, maar een contactherstel is momenteel schadelijk voor [naam kind] en zal in de nabije toekomst ook niet haalbaar zijn. De vader lijkt niet in staat om zich in te leven in de belevingswereld van [naam kind] en aan te sluiten bij de behoeften en belangen van [naam kind]. De fysieke en emotionele veiligheid van [naam kind] kan bij de vader niet worden gewaarborgd. Deze situatie zal naar verwachting niet binnen een redelijke termijn veranderen. Het is dan ook van belang dat er duidelijkheid komt voor [naam kind] en de ouders.
Ten tijde van de vorige zitting was het de bedoeling dat [naam kind] in het perspectief biedend gezinshuis zou opgroeien. De afgelopen maanden is het gedrag van [naam kind] achteruitgegaan. [naam kind] vertoonde verbaal en fysiek geweld, waardoor de veiligheid in het gezinshuis niet meer kon worden gewaarborgd. [naam kind] verblijft daarom sinds 3 maart 2022 op een klinische behandelgroep van Yulius. [naam kind] is daar gestart met anti-psychotische medicatie. Er zal onderzocht worden welke behandeling [naam kind] nodig heeft voor zijn trauma en hechtingsproblematiek. De noodzakelijke opname zal naar verwachting negen maanden tot een jaar duren. Hoewel het perspectief van [naam kind] op dit moment dus nog onduidelijk is, is het wel duidelijk dat zijn perspectief niet bij de vader ligt.
De afgelopen periode is gebleken dat de moeder een steeds grotere rol lijkt te (kunnen gaan) spelen in het leven van [naam kind]. Zij heeft enkele omgangsmomenten gehad die goed zijn verlopen. De komende tijd zal worden gekeken of het perspectief van [naam kind] bij de moeder kan komen te liggen. Gelet op het verleden tussen de ouders is het met de mogelijk steeds groter wordende rol van de moeder onwenselijk dat de ouders samen hun gezag blijven uitvoeren. Een gezagsbeëindiging zal er ook voor zorgen dat praktische zaken rondom [naam kind] makkelijker kunnen worden geregeld. De rechtbank acht het noodzakelijk dat het gezag van de vader wordt beëindigd voor rust en duidelijkheid bij [naam kind].
Op grond van het bepaalde in artikel 1:274, eerste lid, van het BW wordt, indien de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, na de beëindiging van het gezag van een van hen voortaan het gezag door de andere ouder alleen uitgeoefend. De moeder zal aldus van rechtswege belast worden met het eenhoofdig gezag over [naam kind].

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam vader], geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader] over [naam kind];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. van den Herik, voorzitter tevens kinderrechter, mr. S. Jordaan en mr. W.J. Loorbach, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.