ECLI:NL:RBROT:2022:4531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/10/637018 / JE RK 22-915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en welzijn

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 mei 2022, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], besproken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 april 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.F.H. Tamboenan, en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren. De vader was opgeroepen maar is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 1 maart 2021 niet meer naar school gaat en dat er zorgen zijn over haar cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, stellende dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat [naam kind] eerst therapie nodig heeft voordat zij weer naar school kan. De kinderrechter oordeelt echter dat de zorgen over [naam kind] ernstig zijn en dat de moeder onvoldoende in staat is om zelfstandig hulpverlening te organiseren.

De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de zaak aan te houden voor verdere beoordeling. De kinderrechter dringt aan op samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermer in het belang van [naam kind]. De Raad is verzocht om uiterlijk op 1 oktober 2022 te rapporteren over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/637018 / JE RK 22-915
Datum uitspraak: 10 mei 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. R.F.H. Tamboenan, te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
20 april 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 10 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 1] en [naam 2];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 3].
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij haar ouders.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] gaat al lange tijd niet naar school toe. Zij was vaak afwezig en liet grensoverschrijdend gedrag zien. Hierdoor ontstaat een achterstand in haar cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De moeder wil geen bemoeienis van de hulpverlening, waardoor er geen zicht is op de thuissituatie. Er is sprake van een gesloten gezinssysteem. De Raad is ervan overtuigd dat de moeder het beste met [naam kind] voor heeft, maar het lukt de moeder niet om zelfstandig verandering te brengen in de situatie. De moeder legt de oorzaak van de problemen buiten zichzelf. Het is belangrijk dat de moeder inzicht geeft in haar ideeën, zodat er samen met de moeder en [naam kind] een concreet plan gemaakt kan worden om de zorgen weg te nemen. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Tijdens het drangtraject heeft de GI geprobeerd een samenwerking aan te gaan met de moeder, maar er was alleen contact mogelijk via e-mailberichten. Sinds 1 maart 2021 gaat [naam kind] niet meer naar school. Er is toen verschillende hulpverlening voorgesteld, maar de ouders gingen daar niet mee akkoord. Er zijn afspraken ten behoeve van het hervatten van de schoolgang gemaakt, maar de ouders en [naam kind] hebben hun eigen plan getrokken. [naam kind] wil een opleiding gaan volgen bij de Hema, maar hier is verder niets over bekend. De GI wil zicht krijgen op het gezin om te werken aan de doelen, zodat het weer goed gaat met [naam kind]. De komende periode is het belangrijk dat [naam kind] weer naar school gaat en gekeken wordt welke hulpverlening nodig is.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [naam kind] is weggestuurd door de school en heeft daar een trauma opgelopen, waardoor zij bang is om weer naar dezelfde school te gaan. Van grensoverschrijdend gedrag was geen sprake. De ouders willen dat [naam kind] naar een andere school gaat, maar de huidige school werkt hier niet aan mee. [naam kind] heeft onderdak, werk en er is hulpverlening betrokken. [naam kind] krijgt therapie bij Youz. De moeder is van mening dat [naam kind] eerst therapie nodig heeft om haar trauma’s te verwerken en daarna pas naar school kan gaan. [naam kind] is al 16 jaar oud. Gezien de wachtlijsten zal een ondertoezichtstelling geen resultaat meer hebben. Verzocht wordt het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen, dan wel voor kortere duur te verlenen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
[naam kind] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er zijn zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind]. Sinds 1 maart 2021 gaat [naam kind] niet meer naar school toe. Op school heeft zij grensoverschrijdend en agressief gedrag laten zien in de richting van haar medeleerlingen en docenten, waardoor zij is weggestuurd. [naam kind] lijkt derhalve moeite te hebben om haar emoties op een passende manier te uiten. De afgelopen periode is geprobeerd om samen met de moeder en [naam kind] afspraken te maken om [naam kind] weer naar school te laten gaan. De moeder en [naam kind] houden zich echter niet aan de gemaakte afspraken, waardoor het probleem niet wordt opgelost. Dit beperkt [naam kind] in haar ontwikkeling. De kinderrechter acht het van groot belang dat [naam kind] weer naar school gaat.
Er is sprake van een gesloten gezinssysteem. De moeder bagatelliseert de zorgen over [naam kind] en geeft onvoldoende openheid over de wijze waarop [naam kind] binnen het gezin opgroeit, waardoor er weinig zicht is verkregen op de thuissituatie. De hulpverlening mocht bijvoorbeeld niet op huisbezoek komen. Ook is het onduidelijk wat voor behandeling [naam kind] momenteel volgt, omdat de moeder geen toestemming geeft aan de GI om informatie op te vragen bij de huisarts. Het is daardoor niet duidelijk of er sprake is van trauma’s, zoals de moeder stelt. Ook blijft onduidelijk of de gedragsproblemen van [naam kind] voldoende zijn onderzocht en waar nodig worden behandeld.
De kinderrechter is van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ernstige zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van [naam kind] weg te nemen. De moeder is onvoldoende in staat gebleken om zelfstandig en in het vrijwillig kader hulpverlening te organiseren en ervoor te zorgen dat [naam kind] weer naar school gaat. De inzet van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om zicht te krijgen op de thuissituatie, de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen. De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden, zodat de moeder de komende periode kan laten zien hoe het met [naam kind] gaat en gewerkt kan worden aan het hervatten van de schoolgang. Het is van belang dat er een vaste jeugdbeschermer betrokken raakt om een vertrouwensband op te bouwen met de moeder. De kinderrechter dringt er bij de moeder op aan dat zij dan ook gaat samenwerken met de jeugdbeschermer in het belang van [naam kind].
De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk op de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken (met afschrift aan de belanghebbenden) en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 10 mei 2022 tot 10 november 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 oktober 2022 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, [naam kind], de belanghebbenden en mr. Tamboenan op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022 door
mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 30 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.