In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend vanwege zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die opgroeit in een onrustige opvoedsituatie, mede door de problematiek rondom haar broer. De Raad heeft geconstateerd dat [naam kind] onvoldoende toekomt aan haar eigen ontwikkelingstaken en dat er zorgen zijn vanuit de school over haar gedrag. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, is een betrokken maar overbelaste ouder die niet openstaat voor hulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Zij stelt dat er geen ernstige zorgen zijn over [naam kind] en dat de situatie op school verbeterd is. De kinderrechter heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn, deze niet dusdanig ernstig zijn dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft daarbij ook de verbeterde situatie op school en de afwezigheid van de broer in overweging genomen.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen en benadrukt dat de moeder verantwoordelijk is voor het welzijn van [naam kind]. Het is van belang dat zij in gesprek blijft met de school en indien nodig hulp inschakelt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.