ECLI:NL:RBROT:2022:4519
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning en herziening van WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning en herziening van een WIA-uitkering. Eiseres, die als operatiekamer assistent werkte, had zich op 15 augustus 2018 ziek gemeld en ontving vanaf 29 oktober 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 2 juni 2020 heeft het UWV haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar deze werd per 21 september 2020 beëindigd en omgezet naar een vervolguitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat leidde tot een heroverweging door het UWV, dat uiteindelijk het bezwaar gegrond verklaarde maar de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelde op 60,96%. Eiseres ging hiertegen in beroep, stellende dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij niet in staat was om te werken.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld en de argumenten van eiseres en het UWV gewogen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct had vastgesteld en dat de door het UWV geduide functies voor eiseres geschikt waren. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen van het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde het bestreden besluit van het UWV, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres werd vastgesteld op 55 tot 65% (60,96%).