ECLI:NL:RBROT:2022:449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
9271397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en bedreigend gedrag huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Maasdelta Groep (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand en ongepast gedrag van de gedaagde. De huurovereenkomst betrof een woning in Hellevoetsluis, waar de gedaagde een betalingsregeling had getroffen voor een huurachterstand van € 2.548,74. De gedaagde heeft zich echter niet aan deze regeling gehouden en heeft zich bovendien agressief en bedreigend opgesteld tegenover medewerkers van Maasdelta tijdens telefonische gesprekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat de vordering van Maasdelta rechtvaardigt. De rechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, tenzij hij zich aan de gemaakte afspraken in een 'laatste kans overeenkomst' houdt. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van Maasdelta, die in totaal € 613,01 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9271397 \ CV EXPL 21-20174
uitspraak: 21 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: aanvankelijk mr. R.W.F. Heijmeriks, die zich bij brief van 25 oktober 2021 als gemachtigde aan de zaak heeft onttrokken, waarna mr. J.P.M. Borsboom te Spijkenisse zich als gemachtigde heeft gesteld,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Maasdelta” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 3 juni 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 6 september 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Maasdelta van 19 november 2021, met aanvullende producties.
  • de akte aanvullende producties van [gedaagde], met aanvullende producties, ingediend op 26 november 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2021. Namens Maasdelta is verschenen [naam] (bedrijfsjurist), bijgestaan door mr. M.J.P. Peters namens de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.M. van Ommeren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de zitting is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling zijn partijen met elkaar in overleg gegaan. Bij brieven van 6 januari 2022 hebben partijen de kantonrechter over de uitkomst van de onderhandelingen ingelicht.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Tussen Maasdelta als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van 1 januari 2012 (hierna: ‘de algemene voorwaarden’).
2.2.
Op 18 november 2020 zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen ten aanzien van de toen bestaande huurachterstand, inhoudende dat [gedaagde] maandelijks een bedrag van € 50,00 zou aflossen, naast tijdige betaling van de maandelijkse huurtermijnen. Deze betalingsregeling is per e-mail van 18 november 2021 aan [gedaagde] bevestigd, waarbij tevens is medegedeeld dat, indien [gedaagde] de betalingsregeling niet nakomt, er een procedure gestart zal worden om de huurovereenkomst te laten ontbinden.
2.3.
Bij brief van 23 maart 2021 heeft Maasdelta aan [gedaagde] medegedeeld dat hij de getroffen betalingsregeling niet is nagekomen en dat deze om die reden is komen te vervallen. In diezelfde brief heeft Maasdelta aan [gedaagde] medegedeeld dat hij het op dat moment openstaande bedrag van € 2.659,64 aan Maasdelta dient te voldoen binnen vijftien dagen nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, bij gebreke waarvan [gedaagde] eveneens een bedrag aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd zal zijn van € 390,86, vermeerderd met € 82,10 aan btw.
2.4.
De gemeente Hellevoetsluis heeft per beschikking van 31 maart 2021 aan [gedaagde] medegedeeld dat hij in aanmerking komt voor schuldhulpverlening.
2.5.
Op 21 april 2021 heeft Maasdelta een brief aan [gedaagde] gezonden, waarvan de inhoud - voor zover thans relevant - als volgt luidt:
“(…) Branddeuren
U geeft aan dat uw nachtrust elke nacht om 5.45 uur wordt verstoord doordat op dit tijdstip de branddeuren tijdens het testalarm dichtslaan. Ik heb de afdeling onderhoud van maasdelta verzocht naar uw klacht te kijken. Ik verwacht op korte termijn een reactie hierop.
Zendmasten
U geeft aan dat u last heeft van zendmasten die op enkele meters van uw woon- en slaapruimte staan. Dit heb ik intern besproken. De zendmasten voldoen aan de wet- en regelgeving. Oorzakelijk verband tussen de door u genoemde klachten en de aanwezigheid van de masten is niet aangetoond. Wij gaan de zendmasten niet verwijderen. (…)”
2.6.
Op 10 mei 2021 heeft een tweetal telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [gedaagde] en medewerkers van Maasdelta. Naar aanleiding van die gesprekken heeft Maasdelta op 11 mei 2021 een brief aan [gedaagde] gezonden met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(…)
U heeft zich gisteren zeer onbehoorlijk gedragen aan de telefoon
U heeft in de ochtend het KlantContactCentrum (KCC) van Maasdelta gebeld en gevraagd teruggebeld te worden door een medewerker van de afdeling Kwaliteit&Dienstverlening. In dit gesprek is aangegeven dat de klacht aan de branddeuren vorige week is opgepakt en afgehandeld. U heeft zich vervolgens zeer agressief gedragen. U heeft diverse dreigementen geuit waarbij u aangaf de namen en adressen van de directie van Maasdelta te kennen. U gaf aan dagelijks rond 05.45 uur toeterend door de straten van de woonadressen van de directie te willen gaan rijden. En ook uitvaartondernemers naar deze adressen toe te willen sturen. Ook heeft u aangegeven u zelf in de brand te zullen steken. Op een later moment heeft u nogmaals gebeld naar deze medewerker. U heeft gescholden met onder andere de woorden hoer, Jodenpraktijken, vuil stuk tuig, pseudo psychopaat en heeft ook gedreigd een medewerker van Maasdelta te verkrachten. U bent met dit gedrag te ver gegaan. Wij vinden dit onacceptabel. U heeft zich niet als een goed huurder gedragen. Dit is een wanprestatie vanuit de huurovereenkomst. Hiervoor stellen wij u ingebreke.
(…)
Op 18 november 2020 is met u een zeer coulante betalingsregeling afgesproken. U zou
- naast de reguliere huur - de huurachterstand (die op 10 september 2020 ruim 4 maanden bedroeg) met maandelijkse termijnen van € 50,00 afbetalen en jaarlijks van uw vakantiegeld eenmalig een bedrag van € 500,00. Ook het (eventuele) tegoed van de afrekening stookkosten zouden wij verrekenen. Daarbij is afgesproken dat als u zich niet aan de afspraak houdt deze vervalt en wij direct gaan dagvaarden voor ontbinding van de huurovereenkomst en ook de ontruiming zullen aanvragen. In december 2020 heeft Maasdelta geen aflossing van € 50,00 ontvangen en in maart 2021 is de reguliere huur en de aflossing niet betaald.
(…)
Uw klacht over de branddeuren is opgelost
U gaf aan dat uw nachtrust elke nacht rond 5.45 uur wordt verstoord doordat op dit tijdstip de branddeuren tijdens het testalarm dichtslaan. Goed dat u dit op 30 april heeft gemeld. Op deze manier kunnen wij daar werk van maken. Vorige week heeft de firma Barendrecht de branddeur bij uw woning gecontroleerd. Zij hebben de dranger opnieuw gesteld en het tijdstip waarop de deuren dagelijks worden getest verplaatst naar 23.00 uur. Wij gaan er vanuit dat hiermee uw probleem is opgelost. (…)”

3..De vordering

3.1.
Maasdelta heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] zich niet heeft gedragen zoals van een goed huurder mag worden verwacht en op die grond de huurovereenkomst te ontbinden, met veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het zijne en de zijnen, en voorts [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs
van kwijting aan Maasdelta te betalen:
- in hoofdsom € 2.548,74;
- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten € 416,29, te vermeerderen met
21 % btw;
Subsidiair:
- [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Maasdelta te betalen:
- in hoofdsom € 2.548,74;
- terzake van buitengerechtelijke incassokosten € 416,29, alsmede:
- te ontbinden de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [gedaagde] met betrekking tot het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het zijne en de zijnen;
Zowel primair als subsidiair:
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Maasdelta - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is, ondanks aanmaning, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de huur, zodat een huurachterstand ten bedrage van € 2.548,74, berekend tot en met de maand mei 2021, is ontstaan. [gedaagde] is de ten aanzien van de huurachterstand met Maasdelta getroffen betalingsregeling niet nagekomen. Maasdelta heeft dan ook recht en belang om de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te vorderen. Daarnaast is [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
3.3.
Naast het laten ontstaan van een huurachterstand heeft [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen. [gedaagde] heeft tijdens twee telefoongesprekken op 10 mei 2021 medewerkers van Maasdelta op uiterst agressieve en bedreigende wijze benaderd, waarbij hij in het eerste gesprek heeft medegedeeld dat hij beschikt over de namen en adressen van de directie van Maasdelta, dat hij dagelijks rond 05.45 uur al toeterend door de straten van de woonadressen van de directieleden zou gaan rijden, dat hij uitvaartondernemers naar deze adressen toe zou sturen en dat hij zichzelf in brand zou steken. Daarnaast heeft [gedaagde] in het tweede gesprek de betreffende medewerker uitgescholden met de woorden: "hoer, jodenpraktijken, vuil stuk tuig, psychopaat" en heeft hij gedreigd een medewerker van Maasdelta te zullen verkrachten. Dit gedrag is voor Maasdelta, die de belangen van haar medewerkers dient te beschermen en dient zorg te dragen voor een veilige werkomgeving, dermate onaanvaardbaar, dat Maasdelta dit gedrag ook ten grondslag legt aan vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst.
3.4.
Maasdelta heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een actuele opgave van de huurachterstand, berekend tot en met de maand november 2021, in het geding gebracht en gesteld dat er in totaal - berekend tot en met de maand november 2021 - een bedrag van
€ 2.110,86 openstaat aan huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde] erkent dat hij de betalingsregeling niet is nagekomen. Hij heeft aan Maasdelta medegedeeld dat dit het gevolg is van de verlaging van de beslagvrije voet per 1 januari 2021. Daarnaast heeft [gedaagde] recht op een flinke teruggave van betaalde stookkosten, zeker nu hij nooit stookt in het gehuurde. Er is tevens een donatie van € 1.500,00 beschikbaar gesteld via Kwadraad Maatschappelijk Werk. Dit bedrag zal worden betaald, mits [gedaagde] in de woning kan blijven wonen. Rekening houdend met de teruggave van de stookkosten en de donatie is er nog slechts sprake van een huurachterstand van minder dan € 300,00.
4.2.
De door Maasdelta genoemde scheldwoorden en dreiging met verkrachting zijn door Maasdelta uit hun context gehaald. De opmerkingen zijn volledig uit zijn verband gerukt. [gedaagde] erkent dat hij een aantal scheldwoorden heeft gebruikt, doch deze heeft hij slechts in zijn algemeenheid aan Maasdelta gericht en niet aan een specifiek persoon. [gedaagde] erkent dat hij zich op een tweetal momenten in een emotionele bui op niet al te nette wijze heeft uitgelaten. Dit vindt zijn oorsprong in de door [gedaagde] jarenlang ervaren overlast van het testen van de branddeuren om 05.45 uur in de ochtend, hetgeen enorme herrie en trillingen veroorzaakte waardoor het huurgenot van [gedaagde] in ernstige mate is aangetast. [gedaagde] is bovendien niet de enige buurtbewoner die deze overlast ervaart.

5..De beoordeling van de vordering

5.1.
Maasdelta heeft bezwaar gemaakt tegen de late indiening van de akte aanvullende producties door [gedaagde]. Zij heeft daartoe gesteld onvoldoende tijd te hebben gehad deze producties naar behoren te kunnen bestuderen. Maasdelta heeft om die reden verzocht om haar gelegenheid te geven nog nader schriftelijk op de overgelegde producties te mogen reageren. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding Maasdelta daartoe nog in de gelegenheid te stellen, nu zij op dat punt - gelet op de inhoud van de hierna onder 6 opgenomen beslissing - thans geen belang meer heeft.
Huurachterstand
5.2.
Maasdelta heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een e-mail van 18 november 2021 in het geding gebracht met daarin een specificatie van het openstaande bedrag, welk bedrag volgens Maasdelta € 2.110,86 bedraagt. Uit d5e specificatie volgt dat Maasdelta is uitgegaan van een hoofdsom van € 2.548,74, incassokosten van € 466,36, waarop in mindering is gebracht een bedrag van € 5,45 en een bedrag van € 898,79, welk bedrag bestaat uit een teruggave service- en stookkosten. Door Maasdelta is onweersproken gesteld dat voor de toerekening van voornoemd bedrag van € 898,79 aansluiting is gezocht bij het bepaalde in artikel 6:44 BW, in die zin dat dit bedrag eerst in mindering strekt op de kosten, waaronder zijn begrepen de buitengerechtelijke kosten. Dit betekent dat vastgesteld moet worden of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten aan Maasdelta verschuldigd is.
5.3.
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Maasdelta heeft in dit kader een tweetal aanmaningen overgelegd. In de aanmaning van
17 augustus 2020 is echter geen correcte betalingstermijn van 14 dagen aan [gedaagde] gegeven, zoals vereist volgens artikel 6:96 lid 6 BW. De door Maasdelta overgelegde aanmaning van 23 maart 2021, waarvan de ontvangst door [gedaagde] niet is betwist, voldoet wel aan de in voornoemd artikel gestelde eisen. Nu Maasdelta ter zitting de door haar gevorderde buitengerechtelijke kosten - zoals ook volgt uit het voormelde specificatie - heeft beperkt tot een bedrag van € 466,36 (inclusief btw) en dit bedrag het in het Besluit genormeerde tarief niet overstijgt, wordt geoordeeld dat [gedaagde] ter zake van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 466,36 aan Maasdelta verschuldigd is.
5.4.
Zoals volgt uit de hierna te bespreken “laatste kans overeenkomst”, zijn partijen het er over eens dat tot en met januari 2022 sprake is van een huurachterstand van € 2.095,41. De kantonrechter gaat er van uit dat – gelet op het hiervoor besproken beroep van Maasdelta op artikel 6:44 BW – in dit bedrag begrepen is het bedrag van € 466,36 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens gaat de kantonrechter er van uit dat geen sprake is van (verdere) “bijkomende kosten” nu die in deze overeenkomst niet nader zijn gespecificeerd. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding en ontruiming.
5.5.
Indien en voor zover mocht blijken dat [gedaagde], zoals hij heeft gesteld, inderdaad een te hoog bedrag aan voorschotten heeft betaald (na de periode waarop de hiervoor bedoelde afrekening op ziet), zal dit door middel van de jaarlijkse afrekening worden gecorrigeerd.
Geen goed huurderschap
5.6.
Door Maasdelta is gesteld dat er sprake is van geen goed huurderschap aan de zijde van [gedaagde]. Daaraan heeft zij het gedrag van [gedaagde] tijdens op 11 mei 2021 met medewerkers van Maasdelta gevoerde telefoongesprekken ten grondslag gelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat er op 11 mei 2021 daadwerkelijk tweemaal telefonisch contact is geweest tussen [gedaagde] en Maasdelta.
5.7.
Door [gedaagde] is niet betwist dat hij tijdens het eerste gesprek met een medewerker van Maasdelta gedreigd heeft dat hij zichzelf in brand zou steken en dat hij uitvaartondernemers naar de woonadressen van de directieleden van Maasdelta zou sturen. Daarnaast heeft [gedaagde] gesteld dat hij tevens heeft gevraagd ‘hoe de directie het zou vinden als hij ’s ochtends om 05.45 uur al toeterend door hun straten zou gaan rijden’. [gedaagde] heeft ten aanzien van die opmerking gesteld dat hij dit slechts ‘hypothetisch’ zou hebben bedoeld.
5.8.
Ten aanzien van het tweede op 11 mei 2021 gevoerde telefoongesprek heeft [gedaagde] niet betwist dat hij de door Maasdelta genoemde scheldwoorden (‘hoer, jodenpraktijken, vuil stuk tuig en psychopaat’) heeft uitgesproken richting de betreffende medewerker. Ten aanzien van de door Maasdelta gestelde dreiging met verkrachting heeft [gedaagde] ter mondelinge behandeling gesteld dat hij dat niet bedoeld heeft als dreigement, maar dat hij slechts aan de medewerker van Maasdelta heeft willen vragen hoe zij het zou vinden als ze verkracht zou worden en zij vervolgens bij haar verkrachter een klacht zou moeten indienen.
5.9.
Door [gedaagde] is ten aanzien van het bovenstaande erkend dat hij zich in emotionele toestand ‘op niet al te nette wijze’ heeft uitgelaten. [gedaagde] heeft evenwel gesteld dat zijn uitlatingen niet gericht zouden zijn geweest tegen een specifiek persoon of de betreffende medewerker, met wie hij het telefoongesprek voerde. Die enkele stelling maakt het bedreigende karakter van de door hem gedane uitlatingen echter niet minder, nu hij de uitlatingen kennelijk richtte aan het adres van Maasdelta. De medewerker van Maasdelta, die deze uitlatingen aan de telefoon heeft moeten aanhoren, kon de grievende uitlatingen in deze context redelijkerwijs wel degelijk opvatten als uitlatingen jegens haar. Zij voerde immers het gesprek en vertegenwoordigde daarbij Maasdelta. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen ook de gedragingen van [gedaagde] de gevorderde ontbinding en ontruiming.
“laatste kans overeenkomst”
5.10.
Partijen zijn na afloop van de mondelinge behandeling van 29 november 2021 met elkaar in overleg gegaan en hebben bij eenstemmig verzoek van 6 januari 2022 verzocht, gelet op de bestaande huurachterstand alsmede het ongepaste gedrag van [gedaagde], de huurovereenkomst te ontbinden. Daarnaast hebben partijen afspraken met elkaar gemaakt over het inlossen van de bestaande huurachterstand en de situatie die na ontbinding zal ontstaan. De in dat kader door partijen gemaakte afspraken zijn door partijen zelf vastgelegd in “laatste kans overeenkomst” d.d. 4 januari 2022, die aan dit vonnis is gehecht en daar integraal deel van uitmaakt. De kantonrechter heeft weliswaar, anders dan aangekondigd, geen ondertekende versie van die overeenkomst ontvangen, maar uit de eveneens aangehechte correspondentie volgt dat partijen beiden instemmen met de inhoud daarvan.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn in redelijkheid zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De kantonrechter begrijpt de “laatste kans overeenkomst” aldus, dat, zolang [gedaagde] zich aan de in die overeenkomst vastgelegde afspraken houdt, Maasdelta de veroordeling voor wat betreft de ontruiming van het gehuurde niet ten uitvoer zal leggen.
5.12.
Hetgeen partijen overigens hebben gevorderd en aangevoerd behoeft – gelet op de gemaakte afspraken – geen beoordeling meer.
5.13.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Maasdelta worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en - slechts indien en voor zover [gedaagde] de in de aan dit vonnis gehechte “laatste kans overeenkomst” opgenomen afspraken niet correct nakomt - veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Maasdelta te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Maasdelta vastgesteld op € 613,01 aan verschotten (waarvan € 507,00 aan griffierecht en € 106,01 aan dagvaardingskosten) en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487