Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw D. Koster, werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 6 mei 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de Rechtbank Rotterdam van 15 april 2022. Verzoekster, die een huurachterstand van negen maanden had, ontving een ziektewetuitkering van € 1.810,00 per maand en was bezig met een schuldhulpverleningstraject. De rechtbank heeft op 11 mei 2022 de zitting gehouden, waarbij zowel verzoekster als haar vertegenwoordiger alsook de vertegenwoordiger van de verweerster aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien verzoekster een kopie van het ontruimingsvonnis had overgelegd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wilde blijven en het schuldhulpverleningstraject wilde doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat verzoekster in staat was om de huur te betalen en dat het belang van verzoekster zwaarder woog dan dat van verweerster. Daarom heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan.
Daarnaast heeft de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zou zijn afgerond. De rechtbank heeft bepaald dat de voorziening geldt voor zes maanden en dat de schuldhulpverlener verslag moet uitbrengen over de voortgang van het schuldhulpverleningstraject.