ECLI:NL:RBROT:2022:4487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
FT EA 22/330 en FT EA 22/331
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 7 april 2022 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. In totaal heeft zij vierentwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en tweeëntwintig concurrente, met een totale vordering van € 20.580,54. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 16,09% aan de preferente schuldeisers en 8,04% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vierentwintig, instemt met de regeling. Slechts één schuldeiser, [schuldeiser 1], heeft geweigerd in te stemmen en heeft verweer gevoerd tegen de aangeboden regeling, stellende dat het aangeboden bedrag te laag is en dat verzoekster niet constructief heeft samengewerkt.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van [schuldeiser 1]. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige financiële situatie en de verwachting dat zij binnen afzienbare tijd weer aan het werk kan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling goed gedocumenteerd is en dat er aan alle waarborgen is voldaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen en [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 1] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 mei 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 7 april 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1] (vertegenwoordigd door AGIN Timmermans) (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 1] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. [schuldeiser 1] heeft in het verweerschrift gemeld dat zij schriftelijk verweer wenst te voeren en dat zij daarom niet ter zitting zal verschijnen.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 2 mei 2022, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 11 mei 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer A.M.C. van Berkel en mevrouw C. Hovestad, beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw N. Boerema, werkzaam bij Wijkteam Hellevoetsluis (hierna: maatschappelijk werker).
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vierentwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en tweeëntwintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 20.580,54 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 1 februari 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 16,09% aan de preferente schuldeisers en 8,04% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster is sinds februari 2022 in behandeling bij een psycholoog en is hard bezig om de rust en stabiliteit te verkrijgen die nodig is. Bovendien gaat haar zoontje sinds mei 2022 naar school, dit geeft verzoekster ook meer gelegenheid om te werken. Verzoekster heeft een MBO 2-opleiding in de zorg. De verwachting is daarom dat verzoekster binnen drie jaar wel een betaalde baan zal vinden. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Thans stemmen drieëntwintig schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 4.149,29 op verzoekster, welke 20,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Verzoekster heeft slechts een korte periode een woning van [schuldeiser 1] gehuurd en in die tijd is een zeer omvangrijke schuld ontstaan. Verzoekster is bovendien tot tweemaal toe niet komen opdagen voor de eindinspectie en daarbij heeft verzoekster zich meermaals agressief geuit richting [schuldeiser 1].
Daarnaast heeft [schuldeiser 1] in haar verweerschrift gesteld dat verzoekster mogelijk per mei 2022 arbeid gaat verrichten en hiermee meer inkomen gaat genereren. Hiermee zou zij meer kunnen gaan aflossen, wellicht zelfs op termijn de gehele vordering kunnen voldoen. Daarnaast heeft verzoekster zich niet actief en constructief opgesteld om samen met [schuldeiser 1] tot een passende oplossing te komen. Verzoekster heeft niet voldaan aan haar inspanningsverplichting en zij heeft een afwachtende houding aangenomen. [schuldeiser 1] verzoekt de rechtbank dan ook om het verzoek dwangakkoord af te wijzen.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat [schuldeiser 1] heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser 1] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 20,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vierentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is sinds februari 2022 onder behandeling bij een psycholoog. Verzoekster probeert zo rust en stabiliteit te creëren zodat zij in de nabije toekomst weer aan het werk kan. Verzoekster heeft een MBO 2-opleiding in de zorg en de rechtbank acht het aannemelijk dat verzoekster hiermee binnen afzienbare tijd weer aan het werk kan. Verzoekster heeft een prognose akkoord aangeboden. Dit betekent dat de afloscapaciteit zal stijgen, wanneer verzoekster een hoger inkomen genereert.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 17 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.