Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 7 april 2022 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. In totaal heeft zij vierentwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en tweeëntwintig concurrente, met een totale vordering van € 20.580,54. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 16,09% aan de preferente schuldeisers en 8,04% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vierentwintig, instemt met de regeling. Slechts één schuldeiser, [schuldeiser 1], heeft geweigerd in te stemmen en heeft verweer gevoerd tegen de aangeboden regeling, stellende dat het aangeboden bedrag te laag is en dat verzoekster niet constructief heeft samengewerkt.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van [schuldeiser 1]. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige financiële situatie en de verwachting dat zij binnen afzienbare tijd weer aan het werk kan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling goed gedocumenteerd is en dat er aan alle waarborgen is voldaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen en [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 1] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.