In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoeker heeft vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente, met een totale vordering van € 19.304,25. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 95,55% aan de preferente en 47,77% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden, gebaseerd op zijn afloscapaciteit als fulltime werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Veertien van de vijftien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar één schuldeiser, vertegenwoordigd door Lawpoint Gerechtsdeurwaarders, heeft geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de weigering van de schuldeiser niet gerechtvaardigd was, gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging met de regeling en dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker, die zijn schuldenproblematiek vanuit een stabiele situatie wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft daarom het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot.
De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die de vrijwillige instemming van de schuldeisers vervangt. Dit betekent dat verzoeker kan doorgaan met het betalen van zijn schulden en dat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.