ECLI:NL:RBROT:2022:4441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
ROT 22/1660 en ROT 22/1675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing aanvraag bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het Drechtstedenbestuur. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK), welke door verweerder op 22 september 2021 was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 februari 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde en tevens vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek en het beroep op 31 mei 2022 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder niet.

De voorzieningenrechter overwoog dat de bekendmaking van het bestreden besluit op de juiste wijze had plaatsgevonden, aangezien het besluit aangetekend was verzonden naar het adres waar verzoeker stond ingeschreven. De rechtbank ontving het beroepschrift van verzoeker op 5 april 2022, wat te laat was, en verzoeker heeft geen omstandigheden aangedragen die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste bekendmaking van besluiten en de termijnen voor het indienen van beroepschriften. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/1660 (beroep) en ROT 22/1675 (vovo)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[Naam], uit [Plaats] , verzoeker/eiser, hierna te noemen: verzoeker,
en

het Drechtstedenbestuur, verweerder,

(gemachtigde: A. Kleijn).

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) afgewezen.
Bij besluit van 11 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep (geregistreerd onder ROT 22/1660) ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (geregistreerd onder ROT 22/1675) te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek en het beroep op 31 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Met voorafgaande kennisgeving is verweerder niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
Inleiding
3. Verweerder heeft verzoekers aanvraag afgewezen omdat verzoeker volgens verweerder onvoldoende gegevens heeft overgelegd over de inkomsten uit zijn bedrijf.
Spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Gelet op de door verzoeker ingebrachte stukken die zien op zijn huurachterstand neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan.
Kortsluiting op grond van artikel 8:86 Awb
5. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de aard van de zaak en het verzoek van partijen daartoe, aanleiding om meteen uitspraak te doen op het beroep van verzoeker met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
De ontvankelijkheid van het beroep
6.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat hij, voordat hij toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de voorlopige voorziening en het beroep, ambtshalve moet onderzoeken of is voldaan aan de vereisten voor het instellen van een ontvankelijk beroep.
6.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6.3.
Niet in geschil is dat verweerder het bestreden besluit op 11 februari 2022 aangetekend heeft verzonden naar het adres [adres 1] te [Plaats]. Dit is het adres waarop verzoeker sinds 19 oktober 2021 staat ingeschreven. Uit de Track & Trace-informatie blijkt dat de bezorging van het bestreden besluit op 12 februari 2022 om 14.07 uur niet is gelukt. Hierna is de zending doorgestuurd naar een PostNL-punt, waar het kon worden afgehaald. Verzoeker heeft geen omstandigheden aangedragen op grond waarvan kan worden betwijfeld dat er een afhaalbericht is achtergelaten. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat het bestreden besluit op 12 februari 2022 op regelmatige wijze aan het genoemde adres is aangeboden en daarmee op de voorgeschreven wijze aan verzoeker bekend is gemaakt. De rechtbank heeft het beroepschrift van verzoeker op 5 april 2022 ontvangen en dus te laat. Verzoeker heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie leiden dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zoals verzoeker ter zitting heeft bevestigd, kan hij op het adres [adres 1] post ontvangen. Verweerder was mede daarom niet gehouden om het bestreden besluit (ook) naar het door verzoeker gewenste postadres [adres 2] in [Plaats] te sturen.
Conclusie
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Gelet op het vorenstaande bestaat voor een veroordeling van verweerder in verzoekers proceskosten, waaronder de door verzoeker gestelde verletkosten, geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.