ECLI:NL:RBROT:2022:4418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
10/810273-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereidingshandelingen voor synthetische drugs

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de eerste twee feiten en bewezenverklaring voor het derde feit, met een gevangenisstraf van 17 maanden en een geldboete van € 5.000,-. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De zaak kwam voort uit een melding van een medewerker van een bouwmarkt over drie mannen die goederen kochten voor de opbouw van een hennepkwekerij. De politie hield een van deze mannen aan en vond in een bedrijfspand een aanzienlijke hoeveelheid drugs en materialen voor de productie van MDMA. De verdachte werd geïdentificeerd als een van de mannen die bij de bouwmarkt waren gesignaleerd. Ondanks het aantreffen van vingerafdrukken en DNA-sporen van de verdachte in het pand, oordeelde de rechtbank dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor strafrechtelijke betrokkenheid bij de voorbereidingshandelingen.

De rechtbank benadrukte dat het enkele feit dat de verdachte in de buurt van het pand was, niet voldoende was om te concluderen dat hij betrokken was bij de criminele activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810273-19
Datum uitspraak: 10 mei 2022
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
gemachtigd raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 maart 2020, 15 april 2021 en 21 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 3 maart 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.W.J. Kerckhoffs heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete ter hoogte van € 5.000,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 1 en 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3
4.2.1.
Inleiding
Op 4 april 2019 heeft een medewerker van een bouwmarkt een melding gemaakt over drie mannen die goederen hebben gekocht die mogelijk zijn bestemd voor de opbouw van een hennepkwekerij. Op 17 april 2019 heeft de politie een van de drie mannen aangehouden in een bedrijfspand aan de [adres]. Bij de doorzoeking van het bedrijfspand is een grote hoeveelheid wit poeder, 600 gram hennep en 400 gram hasj aangetroffen, alsmede diverse goederen voor het produceren van MDMA-tabletten. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat het witte poeder onder andere 5.515 kilo MDMA, 20 kilo cellulose en 8 kilo magnesiumstearaat bevat.
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 oktober 2019 is de in het pand aangehouden man veroordeeld voor het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van het produceren van synthetische drugs en het voorhanden hebben van MDMA, hennep en hasj. Een van de andere bij de bouwmarkt gesignaleerde mannen is geïdentificeerd als de verdachte in de onderhavige zaak.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. In de stelling in de gang van het bedrijfspand is een blikje Red Bull en een pakje Malboro aangetroffen en in de keuken op het aanrecht een blikje Ice Tea Peach. Op deze goederen, die lagen tussen productiespullen, zaten de vingerafdrukken en DNA-sporen van de verdachte. Daarnaast hebben twee telefoons van de verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 april 2019 in totaal vijftien maal contact gemaakt met de zendmast die is gelegen op ongeveer 250 meter afstand van het bedrijfspand. Tot slot heeft de verdachte vriendschappelijk contact gehad met [naam], de eigenaar van het pand. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte op de locatie werkzaam is geweest en de voor de bereiding van MDMA aangetroffen goederen voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Beoordeling
De vraag die door de rechtbank dient te worden beantwoord, is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de aangetroffen productielocatie voor XTC-pillen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen concluderen dat de verdachte strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij het plegen van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Uit het dossier is gebleken dat de verdachte bevriend is met de veroordeelde man en dat zij regelmatig bij elkaar in de auto zaten. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte de blikjes drinken en het pakje Malboro (in de auto) heeft vastgehouden, waarna deze door de veroordeelde man mee het pand in zijn genomen. Het gaat om verplaatsbare objecten, waarvan niet is vast te stellen wanneer en door wie deze op de betreffende locatie in het bedrijfspand zijn neergelegd. Dat de telefoons van de verdachte in de onderzochte periode van zeven maanden vijftien keer de zendmast in de nabijheid van het bedrijfspand hebben aangestraald, is te mager om het oordeel van de rechtbank anders te maken, te meer nu het gaat om meerdere contactmomenten op één dag, verspreid over vijf dagen. Bovendien betekent het enkele feit dat de verdachte mogelijk wel eens in de buurt of in een deel van het bedrijfspand is geweest, niet dat hij daarmee voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet heeft gepleegd. Tot slot levert het (mogelijke) contact met [naam] evenmin bewijs op voor strafbare betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen, nu er in het gesprek uitsluitend een adres in Crooswijk wordt doorgegeven.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 april 2019 en/of 17 april 2019 te Bergschenhoek,
gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 6253 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2019 en/of 17 april 2019 te Bergschenhoek,
gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft/hebben gehad
ongeveer 600 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, en/of
ongeveer 400 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hennep en/of hasjiesj
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 17 april 2019
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
onder andere een hoeveelheid MDMA (in totaal 6,253 kilo) en/of 80 kilo
cellulose en/of 8 kilo magnesium en/of klimaatcontrole units en/of
actiefkoolfilters en/of
afzuigunits en/of een compressor en/of emmers en/of bakken en/of vacuümzakken
en/of folie en/of handschoenen en/of een vermaler en/of zeven en/of lepels
en/of stempels en/of matrijzen en/of kleurstoffen en/of een vacuüm
sealappara(a)t(en) en/of een tabletteermachine,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).