ECLI:NL:RBROT:2022:44

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
20/2767
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van gronden en hersteltermijn

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 3 maart 2021. De opposante had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, welke op 28 april 2020 was genomen. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarna de opposante verzet aantekende. Tijdens de zitting op 26 november 2021 was de opposante aanwezig, maar de rechtbank moest beoordelen of het verzet ontvankelijk was.

De rechtbank oordeelde dat het verzetschrift niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposante had geen gronden van verzet ingediend, en het verzuim was niet binnen de gestelde termijn hersteld. De rechtbank had de opposante eerder al gewezen op het ontbreken van gronden en de noodzaak om deze binnen twee weken in te dienen. Ondanks deze waarschuwing had de opposante geen actie ondernomen.

De rechtbank concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de opposante niet had voldaan aan de wettelijke vereisten. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2767 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2022 op het verzet van

[naam opposante], te [woonplaats opposante], opposante.

Procesverloop

Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 maart 2021 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 26 november 2021 op zitting behandeld. Opposante is verschenen.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 3 maart 2021 het beroep van opposante terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereenvoudigd heeft behandeld, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk ongegrond was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan is het verzet gegrond en moet nader onderzoek plaatsvinden.
2. Alvorens tot beantwoording van voormelde vraag over te gaan dient de verzetrechter ambtshalve te toetsen of het verzetschrift voldoet aan de daaraan ingevolge de Awb te stellen eisen.
3. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift onder andere de gronden van het beroep. Als dat niet het geval is, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 aanhef en onder a, van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Deze bepalingen zijn in artikel 8:55, tweede lid, van de Awb voor het indienen van een verzetschrift van overeenkomstige toepassing verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat opposante bij brief van 25 maart 2021 verzet heeft gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 maart 2021. In dit op 25 maart 2021 door de rechtbank ontvangen verzetschrift staat slechts vermeld dat opposante een verzoek wil indienen om haar brief mondeling toe te lichten, gezien het feit dat haar aanvraag meerdere keren is afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het voorgaande niet worden aangemerkt als gronden die zijn gericht tegen de uitspraak waarvan verzet, zodat daarmee niet is voldaan aan de hiervoor aangehaalde wettelijke bepalingen.
5. Bij aangetekend schrijven van 14 september 2021 is opposante erop gewezen dat de gronden van verzet nog moeten worden ingediend. Aan opposante is verzocht het verzuim te herstellen binnen twee weken na de datum van verzending van de brief. In de brief staat dat slechts in uitzonderlijke gevallen uitstel van deze termijn mogelijk is, waartoe vóór afloop van de termijn een gemotiveerd schriftelijk verzoek moet worden gedaan aan de rechtbank. Tevens is vermeld dat het verzet door de rechtbank niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet binnen de gegeven termijn aan het verzoek tot kenbaar maken van de gronden van verzet wordt voldaan. Uit de track en trace gegevens blijkt dat de aangetekende brief (met zendingsnummer [nummer]) op 15 september 2021 om 16:51 door opposante is afgehaald bij een PostNL punt, en dat zij daarvoor heeft getekend.
6. Vastgesteld moet worden dat opposante desondanks geen gronden van verzet heeft ingediend binnen de gegeven termijn. Evenmin is door opposante voor afloop van de termijn om uitstel gevraagd.
7. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. Blagrove, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.I. Kieviet, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.