ECLI:NL:RBROT:2022:4398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
9860054
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot ontruimde woning door onderhuurder in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die stelt onderhuurder te zijn van een ontruimde woning, en de Stichting IMMO Huurwoningfonds Nederland, de verhuurder. De eiseres vordert toegang tot de woning, die volgens haar onterecht is ontruimd door IMMO. De eiseres heeft een onderhuurovereenkomst met een derde partij, maar IMMO heeft de hoofdhuurovereenkomst met deze partij ontbonden en de woning ontruimd. De eiseres stelt dat zij rechten ontleent aan de onderhuurovereenkomst en vordert toegang tot de woning met een dwangsom voor elke dag dat IMMO niet voldoet aan de vordering.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft IMMO verklaard dat de woning per 4 maart 2022 aan een nieuwe huurder is verhuurd, wat de uitvoering van de vordering door IMMO onmogelijk maakt. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar is, omdat niet aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd van haar rechten als onderhuurder, en er zijn twijfels over de authenticiteit van de onderhuurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van IMMO.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9860054 VV EXPL 22-187
datum uitspraak: 9 juni 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,
tegen
Stichting IMMO Huurwoningfonds Nederland,
vestigingsplaats: Eindhoven,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. van Emden.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘IMMO’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 23 mei 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 2 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. De gemachtigde van IMMO heeft bij die gelegenheid een pleitnota ingediend.

2..Het geschil

2.1.
[eiseres] stelt met [naam] een onderhuurovereenkomst te hebben voor de woning aan de [adres]. [naam] huurde deze woning van IMMO. IMMO heeft de ‘hoofdhuurovereenkomst’ met [naam] laten ontbinden en heeft de woning ontruimd. Deze ontruiming is volgens [eiseres] in strijd met de rechten die zij op grond van de onderhuurovereenkomst heeft. Zij vordert daarom IMMO te gebieden haar onmiddellijk toegang te verschaffen tot de woning aan de [adres], met een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat IMMO niet aan deze veroordeling voldoet, en met veroordeling van IMMO in de proceskosten.
2.2.
IMMO voert verweer.
2.3.
Als dit voor de beoordeling van belang is, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiseres] haar vordering en IMMO haar verweer onderbouwt.

3..De beoordeling

spoedeisend belang
3.1.
Als een onderhuurder meent rechten aan een onderhuurovereenkomst te kunnen ontlenen en de verhuurder schendt die rechten door de woning te ontruimen, heeft in dit geval [eiseres] er een spoedeisend belang bij dit door een rechter te laten beoordelen. De kantonrechter kan de vordering van [eiseres] daarom in behandeling nemen.
Prinsenlaan 761
3.2.
[eiseres] vordert IMMO te gebieden haar onmiddellijk toegang te verschaffen tot de woning aan de [adres]. IMMO heeft op de mondelinge behandeling van de zaak verklaard dat zij deze woning per 4 maart 2022 aan een nieuwe huurder heeft verhuurd. [eiseres] trekt de juistheid van deze stelling niet in twijfel. IMMO kan een eventuele veroordeling in deze zaak dus niet uitvoeren. Zij heeft immers niet het recht de nieuwe huurder er weer uit te zetten omdat [eiseres] weer in de woning wil. Alleen om die reden al is de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar. Als sprake is van een onrechtmatige ontruiming heeft [eiseres] mogelijk recht op een schadevergoeding als zij geen toegang meer krijgt tot de woning, maar een schadevergoeding is in dit kort geding niet aan de orde.
3.3.
Ook als IMMO feitelijk wel de mogelijkheid zou hebben [eiseres] weer toegang tot [adres] te geven, zou de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar zijn. Om die vordering toe te kunnen wijzen, moet namelijk aannemelijk zijn dat de vordering in een zogenoemde bodemprocedure toegewezen zal worden. Dat is op grond van wat nu naar voren is gebracht echter niet het geval. [eiseres] brengt weliswaar een (incomplete) onderhuurovereenkomst tussen haar en [naam] in het geding, waaruit volgens haar de conclusie getrokken kan worden dat zij officieel een onderhuurovereenkomst en de daarbij horende rechten heeft, maar IMMO trekt de authenticiteit van deze onderhuurovereenkomst in twijfel. Er zijn ook wel vragen te stellen over de totstandkoming van deze overeenkomst destijds. Want als [eiseres] sinds juni 2018 onderhuurder is, waarom is in december 2018 dan door [eiseres] een verzoek om medehuurderschap gedaan? Dat is immers onweersproken gesteld door IMMO. En waar woonde [naam] dan sinds juni 2018? En waaruit blijkt dat [eiseres] daadwerkelijk huur aan [naam] betaalde? [eiseres] bleef hier vaag over op de mondelinge behandeling van de zaak. Daar komt nog bij dat de verklaring die [eiseres] onder nummer 8 van haar dagvaarding geeft voor het feit dat zij in de Basisregistratie Personen sinds december 2021 op een ander adres ingeschreven staat dan op het adres [adres], zonder nadere toelichting en stukken, die ontbreken, ook niet overtuigend is. Om welke slapende BV’s gaat het bijvoorbeeld en waar blijkt uit dat de Kamer van Koophandel dit zo wil? Kortom, de vordering wordt afgewezen omdat IMMO niet in staat is de woning aan [eiseres] ter beschikking te stellen, maar ook als dit wel zo zou zijn, is in deze zaak niet duidelijk genoeg geworden dat [eiseres] daadwerkelijk rechten als onderhuurder heeft wat [adres] betreft.
proceskosten
3.4.
[eiseres] krijgt ongelijk in deze zaak en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van IMMO tot vandaag vast op € 498,00 aan salaris voor haar gemachtigde.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van IMMO tot vandaag vastgesteld op € 498,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
686