Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure in de hoofdzaak en in het incident
- de dagvaarding van 29 december 2020;
- het herstelexploot van 5 januari 2021;
- de akte overlegging producties van 20 januari 2021 van Kcap;
- de conclusie van antwoord tevens houdende antwoordakte overlegging producties tevens houdende antwoord in incident van [gedaagden];
- de brief van de rechtbank van 22 april 2021 waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 11 juni 2021;
- de brief van 28 mei 2021 van Kcap met een aanvulling op haar productie 33;
- de akte houdende overlegging productie van [gedaagden];
- de pleitaantekeningen van Kcap van 11 juni 2021;
- de spreekaantekeningen van [gedaagden] van 11 juni 2021;
- de emails van mr Koster van 18 en 25 juni 2021.
2 Het is de opdrachtgever niet toegestaan het advies geheel dan wel gedeeltelijk nogmaals te gebruiken zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de adviseur.
3 In geval van geheel dan wel gedeeltelijk nogmaals gebruiken van het advies door de opdrachtgever komen partijen in overleg de advieskosten overeen, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de adviseur toekomende vergoeding voor het auteursrecht.
3..Het geschil
in het incident
- de overeenkomsten die terzake zijn gesloten tussen [naam gedaagde] en EA;
- de financiële informatie die daarmee verband houdt;
- de honoraria, herhalingsvergoeding(en) en winstmarges van de genoemde opdrachten;
- en al die verdere informatie die voor Kcap relevant is of kan zijn om haar vorderingen, de schadevergoeding en de omvang daarvan te bepalen en vast te (doen) stellen;
4..De beoordeling
in de hoofdzaak
1) Kcap verwijt [naam gedaagde] dat zij in strijd met de exclusiviteitsverplichting uit de Samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld;
De rechtbank gaat hieronder achtereenvolgens op deze onderwerpen in.
Voorts geldt volgens de hoofdregel van bewijslastverdeling (artikel 150 Rv) dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een overeenkomst bij een bepaalde uitleg, de stelplicht en bewijslast ter zake van die uitleg draagt. Nu Kcap zich beroept op de door haar gestelde rechtsgevolgen van de Samenwerkingsovereenkomst (voortdurende exclusiviteit) ligt het in beginsel op haar weg om daartoe voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen.
Wat ons betreft kunnen wij deze opdracht ook samen uitvoeren, ook al is de omvang en de te besteden uren erg weinig om te verdelen over 2 bureaus” (prod. 13).
- Om 14:32 stuurde [naam gedaagde] een voorstel voor een aanbieding aan Kcap met “
- Om 16:26 heeft [naam gedaagde] het voorstel aan EA gestuurd met cc aan Kcap (prod. 14j).
- Om 16:41 heeft [naam gedaagde] aan Kcap ([naam 4]) geschreven “
- Na een reactie van EA op het voorstel stelde [naam gedaagde] op 30 maart 2012 om 11:17 aan Kcap voor het honorarium te halveren tot € 5.110,- en “
- Op 30 maart 2012 om 13:09 heeft [naam gedaagde] het voorstel tot halvering aan EA gestuurd met cc aan Kcap (prod. 14e), waarna dat voorstel op 1 april 2012 door EA is aanvaard met cc aan Kcap (14b).
- Op 30 maart en 2 april 2012 heeft [naam gedaagde] aan Kcap stukken gestuurd (14 d en 14c en 14a) en merkte [naam gedaagde] op “
- op 25 april 2012 stuurde [naam gedaagde] het eindproduct “Airport visie voorterrein Eindhoven Airport, 25 april 2012” aan Kcap (prod 8 [naam gedaagde]). Daarop staan de namen van Kcap en [naam gedaagde] vermeld.
a) De diverse uitbreidingsfases waren in de kern al uitgewerkt in het groeimodel. De Bagagehal is daarom geen kopie maar de realisatie van een bestaand ontwerp.
b) Het karakter van het groeimodel impliceert dat EA het recht moest hebben om zonder nadere voorwaarden in de realisatiefase met andere partijen samen te werken.
Dit verweer slaagt niet op grond van de navolgende overwegingen.
Wellicht ten overvloede melden wij u nog dat u aan deze opdracht geen enkel recht met betrekking tot vervolgopdrachten kunt ontlenen. Opdrachtgever behoudt zich het recht voor vervolgopdrachten per gebouwdeel te verstrekken dan wel deze over te dragen aan derden. In dit laatste geval zal opdrachtgever zich inspannen u te betrekken bij de desbetreffende vervolgopdrachten. Mocht dit niet lukken dan stemt u er bij voorbaat mee in afstand te doen van eventuele auteursrechten betreffende dit onderdeel.
Met inachtneming van het voorgaande wordt deze opdracht uitgevoerd overeenkomstig uw hiervoor genoemde offerte en zijn op deze opdracht de SR 1997 (…) van toepassing”.
- [naam gedaagde] is niet tekort geschoten in verbintenissen tot exclusiviteit en naamsvermelding die voor haar jegens Kcap voortvloeien uit de Samenwerkingsovereenkomst.
- [naam gedaagde] en EA hebben het mede-auteursrecht van Kcap geschonden door de Bagagehal te realiseren en door de naam van Kcap daarbij niet als mede-maker te vermelden.
- Dit levert voor wat EA betreft tevens een toerekenbare tekortkoming op.
- [naam gedaagde] heeft artikel 25 Aw niet geschonden in verband met het Visiedocument, het Multi Purpose gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard.
- Vordering IV is toewijsbaar met uitzondering van de verwijzing naar toerekenbaar tekortkomen van [naam gedaagde]. Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure is niet vereist dat vast staat of aannemelijk is dat schade is geleden. Daarvoor is niet meer vereist dan dat de mogelijkheid dat schade is geleden, aannemelijk is geworden. [naam gedaagde] en EA hebben in verband met de Bagagehal inbreuk gemaakt op het mede-auteursrecht van Kcap. EA is daarmee ook toerekenbaar tekort geschoten. Daarmee is in het algemeen de mogelijkheid van schade aannemelijk, omdat Kcap in ruil voor die toestemming een vergoeding had kunnen bedingen. Voorts valt reputatieschade niet uit te sluiten. De enkele stelling dat EA in 2002 voor het ontwerp (groeimodel) heeft betaald en de stelling dat de architectonische relevantie van de Bagagehal beperkt is en een vergoeding daarom beperkt zou zijn, is onvoldoende om de mogelijkheid van schade niet aannemelijk te achten.
- Vordering V is toewijsbaar voor zover die ziet op het mede-auteursrecht van Kcap. Voor zover die ziet op het persoonlijkheidsrecht (naamsvermelding) overweegt de rechtbank nog als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling is door EA toegezegd dat de naam van Kcap zal worden vermeld in verband met de Bagagehal (onder verwijzing naar eerdere toezeggingen van die strekking) en heeft ook [naam gedaagde] daarmee ingestemd. De rechtbank gaat ervan uit dat die toezegging wordt nagekomen. Daarom wordt de op de toekomst gerichte vordering VI wat het persoonlijkheidsrecht betreft afgewezen.
Het geschil betreffende het auteursrecht heeft duidelijk een minder gewicht. Kcap is wat dat betreft niet helemaal maar wel grotendeels in het gelijk gesteld en zij heeft deze procedure moeten beginnen om haar recht te krijgen. Nu elk van partijen als op enige punten in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerdop de hierna te vermelden wijze.
5..De beslissing
€ 500.000,-;