ECLI:NL:RBROT:2022:4395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
C/10/611617 / HA ZA 21-53
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschillen tussen architectenbureaus en opdrachtgever Eindhoven Airport

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de samenwerking tussen de besloten vennootschap KCAP B.V. en de naamloze vennootschap Eindhoven Airport N.V. centraal. KCAP, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ch.E. Koster, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat Eindhoven Airport en de gedaagde architecten, gezamenlijk aangeduid als [naam gedaagde], inbreuk hadden gemaakt op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van KCAP. De zaak draaide om de uitvoering van verschillende architectonische opdrachten, waaronder de nieuwbouw van een hotel en de uitbreiding van de terminalhal op Eindhoven Airport. KCAP stelde dat de gedaagden zonder toestemming en zonder naamsvermelding hun ontwerpen hadden verveelvoudigd en openbaar gemaakt, wat in strijd was met de afspraken die in de Samenwerkingsovereenkomst waren vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden inderdaad inbreuk hadden gemaakt op de auteursrechten van KCAP door de Bagagehal te realiseren zonder de benodigde toestemming. De rechtbank verklaarde dat de exclusiviteitsverplichtingen uit de Samenwerkingsovereenkomst niet waren geschonden door [naam gedaagde], maar dat er wel sprake was van een toerekenbare tekortkoming van Eindhoven Airport. De rechtbank wees de vorderingen van KCAP gedeeltelijk toe, met inbegrip van schadevergoeding en rectificatie op de website van [naam gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/611617 / HA ZA 21-53
Vonnis van 13 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KCAP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. Ch.E. Koster te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
2. de naamloze vennootschap
EINDHOVEN AIRPORT N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagden,
advocaat mr. K.J.M. Willems te Eindhoven.
Eiseres zal hierna Kcap worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden] en afzonderlijk met [naam gedaagde] en EA.

1..De procedure in de hoofdzaak en in het incident

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2020;
  • het herstelexploot van 5 januari 2021;
  • de akte overlegging producties van 20 januari 2021 van Kcap;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende antwoordakte overlegging producties tevens houdende antwoord in incident van [gedaagden];
  • de brief van de rechtbank van 22 april 2021 waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 11 juni 2021;
  • de brief van 28 mei 2021 van Kcap met een aanvulling op haar productie 33;
  • de akte houdende overlegging productie van [gedaagden];
  • de pleitaantekeningen van Kcap van 11 juni 2021;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagden] van 11 juni 2021;
  • de emails van mr Koster van 18 en 25 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Kcap en [naam gedaagde] zijn architectenbureaus. EA is belast met de exploitatie van luchthaven Eindhoven Airport.
2.2.
In 1984 is de eerste burgerterminal (aankomst- en vertrekhal) op luchthaven Eindhoven Airport gerealiseerd. Het ontwerp was van [naam 1]. Zijn zoon [naam 2] en diens echtgenote [naam 3] geven momenteel leiding aan [naam gedaagde].
2.3.
In 2000 heeft EA opdracht gegeven voor de ontwikkeling van een masterplan voor de bebouwing van de terminalzone aan de destijds samenwerkende bureaus [naam gedaagde] en Nederlands Ontwerpbureau voor Luchthavens B.V. (verder: Naco).
2.4.
Bij brief van 8 mei 2002 heeft EA bevestigd opdracht te hebben verleend aan Constellation (verder: de Opdracht 2002). Constellation was een samenwerkingsverband van [naam gedaagde], Naco en Kcap. De opdracht betrof “ontwerp- en advieswerkzaamheden t.b.v. bebouwing Terminalzone, 1e fase”. Ingevolge deze opdracht maakte Constellation een ontwerp voor wat partijen aanduiden als het groeimodel, waarvan hieronder een afbeelding is opgenomen. Bedoeling was dat het ontwerp kon meegroeien met de groei van de luchthaven.
(uit prod. 5 [gedaagden])
2.5.
In 2005 is fase 1 van het groeimodel gerealiseerd (verder: de terminal 2005). Daarvan zijn hieronder een tekening en een foto opgenomen.
(beide uit prod. 15 Kcap)
2.6.
Bij brief van 8 maart 2011 heeft EA aan Kcap-[naam gedaagde] bevestigd aan hen opdracht te hebben verleend (verder: de Opdracht 2011). Dit betrof de nieuwbouw van een hotel, uitbreiding voor- en achterhal en aanpassing bestaande terminal hal. Op deze overeenkomst is De Nieuwe Regeling 2005 (verder: DNR 2005) van toepassing. In de DNR 2005 wordt onder adviseur verstaan: de architect, en onder advies: het resultaat van de werkzaamheden van de adviseur. Artikel 46 en 48 luiden, zover van belang:
Artikel 46
1 De adviseur, of diens rechtverkrijgende(n) heeft het uitsluitend recht tot openbaarmaking, verwezenlijking en verveelvoudiging van zijn ontwerpen, tekeningen, schetsen, foto’s en alle andere afbeeldingen van zijn ontwerp, van maquettes en modellen alsmede van alle andere voorwerpen of informatiedragers, die van zijn ontwerp een afbeelding of voorstelling vormen, of die zijn bedoeld in de Auteurswet 1912 of In de Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen en Modellen.
2 De adviseur behoudt ook nadat hij toestemming heeft verleend tot verwezenlijking, openbaarmaking of verveelvoudiging van zijn werk de volgende rechten:
2a het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker, tenzij het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid;
Artikel 48
2 Het is de opdrachtgever niet toegestaan het advies geheel dan wel gedeeltelijk nogmaals te gebruiken zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de adviseur.
3 In geval van geheel dan wel gedeeltelijk nogmaals gebruiken van het advies door de opdrachtgever komen partijen in overleg de advieskosten overeen, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de adviseur toekomende vergoeding voor het auteursrecht.
2.7.
In verband met de Opdracht 2011 heeft EA in oktober 2011 aan Kcap-[naam gedaagde] de bouwbegeleiding opgedragen en heeft de aannemer, bouwbedrijf Heijmans Utiliteitsbouw B.V., in december 2011 aan Kcap-[naam gedaagde] opgedragen om uitvoeringstekeningen te maken.
2.8.
In februari 2012 hebben Kcap en [naam gedaagde] een overeenkomst ondertekend waarin de afspraken over hun samenwerking zijn vastgelegd (verder: de Samenwerkingsovereenkomst). Zij werkten toen al samen aan de uitvoering van de Opdracht 2011. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
In de considerans
(b) (…) Partijen hebben met Eindhoven Airport een overeenkomst tot opdracht, hierna te noemen “de Opdracht” gesloten, gedateerd 8 maart 2011 betreffende nieuwbouw hotel, uitbreiding voor- en achterhal en aanpassing bestaande terminal hal met daarin de voor hen relevante opdracht;
(c) Partijen beogen met deze overeenkomst te bepalen op welke wijze de onder de opdracht te verrichten taken en daarmee samenhangende werkzaamheden tussen hen onderling zal worden verdeeld;
(d) Partijen regelen met deze overeenkomst de wijze waarop zij met elkaar zullen samenwerken teneinde de Opdracht met succes te kunnen voltooien;
In artikel 1.1 (definities)
Opdracht: Nieuwbouw hotel en uitbreiding en aanpassing terminal hal
Overeenkomst: Deze samenwerkingsovereenkomst.
In artikel 2 (doel)
2.1
Deze samenwerkingsovereenkomst is opgesteld ten behoeve van architectonische/bouwkundige werkzaamheden van bouw projecten in het kader van de ontwikkeling van de terminal en terminal zone van Eindhoven Airport met reeds bekende en op dit moment nog onbekende opdrachtgevers.
2.2
Partijen regelen in deze Overeenkomst de wijze waarop de Opdracht door Partijen zal worden uitgevoerd (…).
In artikel 16 (exclusiviteit)
16.1
Ter zake van de Opdracht en eventuele daarvan afgeleide architectuur opdrachten zullen Partijen afzonderlijk noch in combinatie met derden aanbiedingen doen, doch uitsluitend als Partijen gezamenlijk.
16.2
Iedere Partij vermeldt in externe publicaties over de Opdracht dat deze in samenwerking met de andere Partij tot stand is gekomen.
In artikel 18 (duur)
18.1
Deze Overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van de Opdracht. Deze Overeenkomst eindigt van rechtswege drie maanden nadat de onderlinge eindafrekening zoals bepaald in artikel 8 lid 5 van deze Overeenkomst, is vereffend.
2.9.
Eind maart 2012 heeft EA aan [naam gedaagde] verzocht bepaalde werkzaamheden te verrichten met betrekking tot wat partijen het Visiedocument noemen.
2.10.
Op 13 april 2013 is de uitbreiding opgeleverd, die Kcap en [naam gedaagde] ingevolge de Opdracht 2011 hadden ontworpen (verder: de uitbreiding 2013). Het opgeleverde omvatte een uitbreiding van de terminal en toevoeging van een hotel op het dak. Daarvan zijn hieronder een tekening en een foto opgenomen. In de foto is de uitbreiding 2013 rood omcirkeld.
(beide uit prod. 15 Kcap)
2.11.
Op 10 april 2013 heeft [naam gedaagde] een eindfactuur aan EA gestuurd ter zake van de werkzaamheden die samenhingen met de Opdracht 2011.
2.12.
In 2015 heeft EA aan [naam gedaagde] een opdracht verleend voor “architectenwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw Bagagehal”. [naam gedaagde] heeft de opdracht uitgevoerd. De Bagagehal is in 2016 of 2017 gerealiseerd. Een tekening en een foto zijn hieronder opgenomen. De Bagagehal is daarin rood omcirkeld.
(beide uit prod. 15 Kcap)
2.13.
[naam gedaagde] heeft in opdracht van EA een gebouw ontworpen dat door partijen het Multi Purpose gebouw wordt genoemd. In een publicatie van 8 juni 2015 is de bouw aangekondigd en inmiddels is het gebouw gerealiseerd. Een foto van het gerealiseerde gebouw (met geel dak) is hieronder opgenomen.
(uit prod. 15 Kcap)
2.14.
In oktober 2016 heeft [naam gedaagde] een opdracht aanvaard van EA in verband met de inrichting van de openbare ruimte tussen de terminal en het Multi Purpose gebouw. Partijen noemen dit de Eindhoven Airport Boulevard. Deze is gerealiseerd in 2020.

3..Het geschil

in het incident

3.1.
Kcap vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] en EA hoofdelijk veroordeelt, op grond van de Samenwerkingsovereenkomst, het Opdrachtcontract EA en op grond van artikel 843a Rv (in navolging van artikel 1019 en 1019a Rv), om afschrift te geven van, inzage te geven in en/of opgave te doen van alle relevante informatie terzake van de in de dagvaarding genoemde opdrachten terzake van het Visiedocument, de Bagagehal, het Multi Purpose Gebouw en Eindhoven Airport Boulevard, onder meer bestaande uit maar niet beperkt tot:
  • de overeenkomsten die terzake zijn gesloten tussen [naam gedaagde] en EA;
  • de financiële informatie die daarmee verband houdt;
  • de honoraria, herhalingsvergoeding(en) en winstmarges van de genoemde opdrachten;
  • en al die verdere informatie die voor Kcap relevant is of kan zijn om haar vorderingen, de schadevergoeding en de omvang daarvan te bepalen en vast te (doen) stellen;
een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,- voor iedere keer dat [gedaagden] niet voldoen aan voornoemde veroordeling, te vermeerderen met EUR 1.000,- per dag/gedeelte van een dag dat [gedaagden] in gebreke blijven.
in de hoofdzaak
3.2.
Kcap vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
II. voor recht verklaart dat [naam gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de Samenwerkingsovereenkomst, meer in het bijzonder in de exclusiviteitsverplichtingen van artikel 16, door eenzijdig en zelfstandig opdrachten van EA te aanvaarden, daarover niet af te rekenen en de naam van Kcap niet te vermelden bij die opdrachten, en te verklaren voor recht dat [naam gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Kcap door het auteursrechtelijk beschermde werk van Kcap zoals uiteengezet in het lichaam van de dagvaarding zonder toestemming en
zonder vergoeding te betalen openbaar te maken, te verveelvoudigen en anderszins te gebruiken in de Bagagehal, en door de naam van Kcap niet te vermelden bij de Bagagehal, het Multi Purpose Gebouw en Eindhoven Airport Boulevard, dan wel te beslissen tot die verklaring voor recht die naar het oordeel van de rechtbank recht doet aan voornoemde toerekenbare tekortkomingen en inbreuk op auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Kcap door [naam gedaagde];
III. voor recht verklaart dat EA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder het Opdrachtcontract EA en DNR2005, meer in het bijzonder artikel 48 lid 2 en 3 DNR2005, en inbreuk heeft gemaakt en maakt op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Kcap zoals bepaald in de artikelen 2, 25 en 26 Aw, door zonder toestemming en zonder (herhalings)vergoeding te betalen auteursrechtelijk beschermd werk van Kcap te exploiteren, daaronder begrepen openbaar te maken en te verveelvoudigen in, met en middels (het gebruik van) de Bagagehal, en dit te doen zonder daarbij tevens de naam van Kcap te vermelden, dan wel te beslissen tot die verklaring voor recht die naar het oordeel van de rechtbank recht doet aan voornoemde toerekenbare tekortkomingen en
inbreuk op auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Kcap door EA;
IV. voor recht verklaart dat Kcap, door het toerekenbare tekortkomen van [naam gedaagde] en EA, evenals door de inbreuk op auteursrechten en persoonlijkheidsrechten zoals genoemd onder II. en III., schade heeft geleden en verder lijdt en kosten heeft moeten maken, waarvoor [naam gedaagde] en EA ieder aansprakelijk zijn, en die schade op te laten maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V. [naam gedaagde] veroordeelt om de Samenwerkingsovereenkomst onverkort na te komen, in het bijzonder waar het de exclusiviteitsverplichtingen betreft zoals opgenomen in artikel 16, en iedere opdracht die zij wenst te aanvaarden van EA aan Kcap (mede) aan te bieden, voor te houden en terzake afspraken met Kcap te maken, en [naam gedaagde] beveelt om iedere verdere
schending van de Samenwerkingsovereenkomst en iedere verdere inbreuk op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Kcap te staken en gestaakt te houden; een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 50.000,- voor iedere keer dat [naam gedaagde] niet voldoet aan voornoemde veroordeling, te vermeerderen met EUR 5.000,- per dag/gedeelte van een dag dat [naam gedaagde] in gebreke blijft;
VI. [naam gedaagde] en EA ieder veroordeelt om de naam van Kcap (mede) te vermelden als (mede) architect van de Bagagehal, en [naam gedaagde] veroordeelt om de naam van Kcap (mede) te vermelden als (mede) architect van het Visiedocument, het Multi Purpose Building en Eindhoven Airport Boulevard, in alle uitingen, promotiematerialen, informatiedocumenten en alle verdere informatie en stukken daar uitdrukkelijk onder begrepen, waarin genoemde opdrachten voorkomen of gemeld worden, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,- voor iedere keer dat [naam gedaagde] en EA niet voldoen aan voornoemde veroordeling, te vermeerderen met EUR 500,- per dag/gedeelte van een dag dat [naam gedaagde] en EA in gebreke blijven;
VII. [naam gedaagde] beveelt om binnen twee dagen na het te dezen te wijzen vonnis een rectificatie op haar website op te nemen met de URL www.debeverarchitecten.nl en iedere website van [naam gedaagde] die daaraan gelieerd is, direct bovenaan de homepage, zodat deze voor iedere bezoeker direct zichtbaar is, gedurende dertig (30) dagen, in een zwart kader van 15 X 15 cm met zwarte letters in Times New Roman grootte 12, tegen een witte achtergrond, met de volgende tekst:
RECTIFICATIE
De rechtbank Rotterdam heeft ons bij vonnis van [datum] veroordeeld om deze tekst te plaatsen. [naam gedaagde] Architecten heeft samen met architectenbureau KCAP een belangrijke rol als architect en stedenbouwkundige vervuld bij de nieuwbouw van het hotel, de uitbreiding van de voor- en achterhal en aanpassing van de bestaande terminalhal van
Eindhoven Airport. Ten onrechte hebben wij KCAP niet betrokken bij verdere projecten voor Eindhoven Airport, zoals het Multi Purpose Building, de Bagagehal en de Boulevard, terwijl we daar wel afspraken over hebben gemaakt. Ook hebben we verzuimd om de naam van KCAP als architect te vermelden en haar een passende vergoeding te betalen, niet alleen voor nieuwe projecten maar ook voor het hergebruik van ontwerp van KCAP. Wij zullen dat op last van de rechtbank rechtzetten, schadevergoeding betalen en de naam van KCAP op juiste wijze vermelden.
[naam gedaagde] Architecten
dan wel die rectificatietekst, die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,- voor iedere keer dat [naam gedaagde] niet voldoet aan voornoemd bevel, te vermeerderen met EUR 1.000,- per dag/gedeelte van een dag dat [naam gedaagde] in gebreke blijft;
VIII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de redelijke en evenredige proceskosten op
grond van 1019h Rv, voorzover het de IE-aspecten van deze procedure betreft, welke vooralsnog tot en met de dagvaarding begroot worden op de bedragen die volgen uit de overgelegde declaraties en specificaties, met vermeerdering van de kosten die nadien zijn gemaakt en gespecificeerd, evenals in de gemaakte proceskosten op grond van artikel 237 Rv, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum van het te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer met conclusie tot afwijzing van de vorderingen, althans niet ontvankelijk verklaring van Kcap in het incident en in de hoofdzaak. Naar de rechtbank begrijpt verzoeken [gedaagden] in het incident en in de hoofdzaak veroordeling van Kcap, samengevat, in de redelijke en evenredige proceskosten op grond van 1019h Rv voor zover het de IE-aspecten van deze procedure betreft en overigens in de kosten op grond van 237 Rv inclusief nakosten en wettelijke rente, waarbij de verhouding IE -rechtelijk en verbintenisrechtelijk 40—60% is.

4..De beoordeling

in de hoofdzaak

4.1.
Het geschil van partijen gaat in de kern om drie onderwerpen:
1) Kcap verwijt [naam gedaagde] dat zij in strijd met de exclusiviteitsverplichting uit de Samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld;
2) Kcap verwijt [naam gedaagde] en EA dat zij in strijd met het mede aan Kcap toekomende auteursrecht hebben gehandeld,
3) Kcap verwijt EA dat zij door het handelen in strijd met het auteursrecht ook in strijd met de Opdracht 2011 en de daarop toepasselijke DNR 2005 heeft gehandeld.
De rechtbank gaat hieronder achtereenvolgens op deze onderwerpen in.
Ad 1 – overeengekomen exclusiviteit(geschil met [naam gedaagde])
4.2.
Kcap stelt dat zij met [naam gedaagde] heeft afgesproken dat zij alles wat met EA te maken had samen zouden doen. Zij beroept zich daartoe op artikel 2.1 en artikel 16 van de Samenwerkingsovereenkomst. Zij stelt dat [naam gedaagde] in strijd met het eerste lid van artikel 16 zelfstandig opdrachten heeft aangenomen van EA, en in strijd met het tweede lid heeft nagelaten Kcap daarbij als mede-architect te vermelden Dit verwijt betreft het Visiedocument, de Bagagehal, het Multi Purpose gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard. De rechtbank ziet aanleiding om het Visiedocument apart te beoordelen en eerst in te gaan op het verwijt betreffende de andere onderdelen.
Bagagehal, Multipurpose Gebouw, Eindhoven Airport Boulevard
4.3.
[naam gedaagde] betwist dat is afgesproken dat zij alles wat met EA te maken had samen met Kcap zou doen. Zij erkent dat met artikel 16 van de Samenwerkingsovereenkomst exclusiviteit is overeengekomen, maar volgens haar is deze beperkt tot de duur van die overeenkomst. Aangezien de Samenwerkingsovereenkomst uiterlijk op 13 juli 2013 is geëindigd en al deze projecten van daarna zijn, stond het haar vrij deze opdrachten zelfstandig aan te nemen, aldus [naam gedaagde]. Volgens [naam gedaagde] is de exclusiviteit in artikel 16 lid 1 voorts beperkt in omvang, namelijk tot vervolgopdrachten die zijn afgeleid van de nieuwbouw hotel, uitbreiding en aanpassing terminal hal. Van dergelijke afgeleide opdrachten is geen sprake, aldus [naam gedaagde].
4.4.
Kcap heeft een en ander weersproken. Volgens Kcap betekent het einde van deze overeenkomst nog niet dat daarmee ook de in artikel 16 neergelegde exclusiviteit is komen te vervallen. Volgens haar moet deze verplichting tot samenwerking worden geacht te blijven gelden voor onbepaalde tijd voor alles wat met EA te maken had, althans voor vervolgopdrachten, waaronder deze latere projecten.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank doet [naam gedaagde] terecht een beroep op de beperking in tijd. Dat oordeel wordt hieronder toegelicht. Daaruit volgt dat het beroep op de beperking in omvang bij gebrek aan belang voor de thans te nemen beslissing niet meer hoeft te worden besproken.
4.6.
Dát de Samenwerkingsovereenkomst uiterlijk op 13 juli 2013 is geëindigd staat tussen partijen vast. [naam gedaagde] heeft dat, gemotiveerd, aangevoerd en Kcap heeft dat niet betwist. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [naam gedaagde] de opdrachten in verband met de Bagagehal, het Multipurpose Gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard pas daarna heeft aanvaard.
4.7.
Het verschil van mening betreft de uitleg van de Samenwerkingsovereenkomst. Voor de beoordeling van dit geschilpunt stelt de rechtbank het volgende voorop. Bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst moet niet alleen gekeken worden naar de taalkundige uitleg, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden gelet op hun verklaringen en gedragingen over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex). Er moet dus worden gekeken naar de taalkundige uitleg en naar wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Voorts geldt volgens de hoofdregel van bewijslastverdeling (artikel 150 Rv) dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een overeenkomst bij een bepaalde uitleg, de stelplicht en bewijslast ter zake van die uitleg draagt. Nu Kcap zich beroept op de door haar gestelde rechtsgevolgen van de Samenwerkingsovereenkomst (voortdurende exclusiviteit) ligt het in beginsel op haar weg om daartoe voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen.
Taalkundige uitleg
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is er aanleiding om in dit geval aan de tekst – en aan de taalkundige uitleg, dat is de in het algemeen gebruikelijke betekenis van de gebezigde bewoordingen - groot gewicht toe te kennen. Het gaat immers om twee professionele partijen en een commercieel architectonisch project, terwijl, zoals onbetwist door [naam gedaagde] is aangevoerd, de tekst afkomstig is van Kcap en daarover niet is onderhandeld. Er mag dan van worden uit gegaan dat de tekst volgens Kcap een goede weergave is van de gemaakte afspraken.
4.9.
De tekst van de overeenkomst biedt geen steun aan de uitleg van Kcap dat partijen alles wat met EA had te maken voor onbepaalde tijd samen zouden doen. Dat staat niet in de overeenkomst.
4.10.
In de overeenkomst speelt ‘de Opdracht’ een belangrijke en beperkende rol. Artikel 1.1. definieert dit begrip als “Nieuwbouw hotel en uitbreiding en aanpassing terminal hal”. Partijen zijn het erover eens dat dit ziet op de specifieke Opdracht 2011 van EA ingevolge waarvan Kcap en [naam gedaagde] de uitbreiding hebben gemaakt die in april 2013 is opgeleverd. Artikel 16 bepaalt dat de exclusiviteit geldt voor de Opdracht en artikel 18 bepaalt dat de overeenkomst geldt voor de duur van de Opdracht. Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat de Opdracht is afgerond en dat de Samenwerkingsovereenkomst als zodanig daarom uiterlijk 13 juli 2013 is geëindigd. Artikel 18 maakt geen uitzondering voor de in artikel 16 overeengekomen exclusiviteit. De tekst van de artikelen 16 en 18 in onderling verband beschouwd laten dan ook niet de uitleg toe dat de exclusiviteitsafspraak op enigerlei wijze doorloopt na het einde van de overeenkomst.
4.11.
Kcap heeft nog gesteld dat de overeenkomst een herbevestiging is van een exclusieve samenwerking die volgens haar ruim 10 jaar eerder, in 2001, mondeling is afgesproken. Kcap verwijst naar de verklaring van [naam 4]. Hij merkt daarin op dat zo’n mondelinge afspraak is gemaakt in het kader van de oprichting van Constellation. De tekst van de Samenwerkingsovereenkomst ondersteunt dit standpunt echter niet. Deze overeenkomst refereert daar niet aan, ook niet in de door Kcap aangehaalde doelomschrijving in artikel 2 lid 1.
4.12.
Als Kcap in deze overeenkomst een oude exclusiviteitsafspraak wilde herbevestigen en/of vastleggen dat partijen alles wat met EA te maken had samen zouden doen voor onbepaalde duur, en zij daarover zekerheid wilde hebben – zoals zij stelt -, had het voor de hand gelegen dat zij dat had opgeschreven. Dat is niet gebeurd.
Verwachtingen
4.13.
Kcap dient feiten en omstandigheden te stellen en eventueel te bewijzen die meebrengen dat zij - anders dan de tekst doet vermoeden - redelijkerwijs mocht aannemen dat [naam gedaagde] zich verbond om ook na het einde van de Samenwerkingsovereenkomst exclusief met haar te blijven samenwerken bij opdrachten van EA. De rechtbank is van oordeel dat Kcap daartoe onvoldoende heeft gesteld en licht dit hierna toe.
4.14.
Kcap noemt als omstandigheden dat er sprake is van gemeenschappelijk auteursrecht met betrekking tot het resultaat van de Opdracht, dat hergebruik alleen met beider instemming mocht en dat men verplicht was tot naamsvermelding. Deze omstandigheden kunnen relevant zijn voor de beoordeling van de auteursrechtelijke grondslag (daarover rov 4.23 e.v.), maar hieruit vloeit niet voort dat zij redelijkerwijs mocht verwachten dat [naam gedaagde] voortaan alleen maar gezamenlijk met haar, Kcap, opdrachten van EA zou aannemen. Dat vloeit ook niet voort uit de omstandigheid dat de Samenwerkingsovereenkomst uitgaat van een 50/50 verdeling, zoals Kcap stelt, of de omstandigheid dat Kcap penvoerder was.
4.15.
Kcap noemt verder als omstandigheid dat het in de architectuur gebruikelijk is om voor grotere projecten zoals dit exclusiviteit af te spreken. [naam gedaagde] heeft dit betwist en Kcap heeft deze stellingname niet nader toegelicht of onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
4.16.
Kcap stelt verder dat partijen altijd een exclusieve samenwerking hebben beoogd en stelt, zoals hiervoor al genoemd, dat exclusiviteit aanvankelijk (in 2001) mondeling zou zijn afgesproken als gentlemen’s agreement in het kader van de oprichting van Constellation. [naam gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Zij voert aan dat zij wel de intentie heeft gehad om met Kcap samen te werken, maar zonder verplichting daartoe. Zij wijst erop dat zij, voordat Constellation bestond, al met alleen Naco heeft samengewerkt bij de ontwikkeling van een masterplan voor de bebouwing van de terminalzone. Zij wijst er voorts op dat partijen daarna aanvankelijk in Constellation met Naco hebben samengewerkt maar dat zij op een gegeven moment met zijn tweeën verder zijn gegaan omdat – daarover zijn partijen het eens – de expertise van Naco vanaf enig moment niet meer nodig was. Deze, op zichzelf door Kcap niet betwiste, voorgeschiedenis ondersteunt eerder de stellingname van [naam gedaagde] dat zij de vrijheid heeft willen hebben om in verschillend samengestelde bouwteams te kunnen werken, dan de stellingname van Kcap dat men in het kader van Constellation exclusiviteit afsprak. Die stellingname van Kcap is blijven steken in een vage vooronderstelling. Mogelijk heeft Kcap de wens gehad van exclusiviteit, maar van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat zij ervan mocht uitgaan dat [naam gedaagde] dat begreep en als wederzijdse verplichting aanvaardde, blijkt niet. Kcap heeft ook onvoldoende gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten. De email van Van Heel van 27 maart 2012 doet niet terzake, want dit mailcontact was nog tijdens de looptijd van de Samenwerkingsovereenkomst en de tijdens die looptijd geldende exclusiviteit.
4.17.
Ten slotte verdient opmerking dat bij de vraag wat Kcap redelijkerwijs mocht verwachten meeweegt dat het, volgens haar, gaat om een verplichting waaraan geen enkele beperking in tijd is verbonden. Dat is dus een verplichting die zeer verstrekkend is, ook in financiële zin. Daarvan mocht Kcap dus ook niet lichtvaardig aannemen dat Bever die op zich nam.
Tussenconclusie
4.18.
Voor [naam gedaagde] bestond geen verplichting tot samenwerking wat betreft de Bagagehal, het Multipurpose Gebouw en de Eindhoven Boulevard. Daaruit vloeit voort dat er op basis van de Samenwerkingsovereenkomst ook geen verplichting tot naamsvermelding bestond met betrekking tot deze projecten.
Visiedocument
4.19.
[naam gedaagde] heeft de opdracht voor het Visiedocument (wel) binnen de looptijd van de Samenwerkingsovereenkomst aanvaard. Volgens [naam gedaagde] betreft dit niet een “daarvan afgeleide architectuuropdracht” als bedoeld in artikel 16. De rechtbank laat dit in het midden omdat zelfs als dat wel zo is, het verwijt van Kcap om andere reden geen doel treft.
4.20.
Immers, zelfs als [naam gedaagde] haar exclusiviteitsverplichting schond door deze opdracht zelfstandig aan te nemen, heeft zij dat hersteld direct nadat Kcap bezwaar had gemaakt en nog voor de uitvoering van de opdracht. Dit blijkt uit de correspondentie die tussen partijen is gevoerd (prod. 13 en 14 Kcap, prod. 8 [naam gedaagde]):
- Op 27 maart 2012 in de ochtend uitte Kcap ([naam 4]) in een email aan [naam gedaagde] haar bezwaar tegen de gang van zaken.
- Om 13:32 antwoordde [naam gedaagde] “
Wat ons betreft kunnen wij deze opdracht ook samen uitvoeren, ook al is de omvang en de te besteden uren erg weinig om te verdelen over 2 bureaus” (prod. 13).
  • Om 14:32 stuurde [naam gedaagde] een voorstel voor een aanbieding aan Kcap met “
  • Om 16:26 heeft [naam gedaagde] het voorstel aan EA gestuurd met cc aan Kcap (prod. 14j).
  • Om 16:41 heeft [naam gedaagde] aan Kcap ([naam 4]) geschreven “
  • Na een reactie van EA op het voorstel stelde [naam gedaagde] op 30 maart 2012 om 11:17 aan Kcap voor het honorarium te halveren tot € 5.110,- en “
  • Op 30 maart 2012 om 13:09 heeft [naam gedaagde] het voorstel tot halvering aan EA gestuurd met cc aan Kcap (prod. 14e), waarna dat voorstel op 1 april 2012 door EA is aanvaard met cc aan Kcap (14b).
  • Op 30 maart en 2 april 2012 heeft [naam gedaagde] aan Kcap stukken gestuurd (14 d en 14c en 14a) en merkte [naam gedaagde] op “
  • op 25 april 2012 stuurde [naam gedaagde] het eindproduct “Airport visie voorterrein Eindhoven Airport, 25 april 2012” aan Kcap (prod 8 [naam gedaagde]). Daarop staan de namen van Kcap en [naam gedaagde] vermeld.
4.21.
Uit deze correspondentie blijkt dat [naam gedaagde] Kcap, na het geuite bezwaar, heeft betrokken bij de opdracht, mede namens Kcap een aanbod aan EA heeft gedaan, Kcap steeds op de hoogte heeft gehouden en haar input heeft gevraagd. [naam gedaagde] heeft verder de naam van Kcap vermeld, zoals Kcap zelf ook stelt. [naam gedaagde] heeft Kcap in verband met deze opdracht weliswaar niet betaald, maar uit de correspondentie blijkt dat [naam gedaagde] het werk heeft verricht, Kcap niet. Kcap heeft destijds geen aanspraak gemaakt op betaling en evenmin aangeboden een deel van het werk te doen; zij heeft evenmin laten weten dat zij meende dat [naam gedaagde] met deze afwikkeling de exclusiviteitsafspraak schond.
[naam gedaagde] mocht er dus op vertrouwen dat zij, als zij daartoe al verplicht was, door deze afwikkeling aan de exclusiviteitsverplichtingen had voldaan.
Conclusie
4.22.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [naam gedaagde] de exclusiviteits- en naamsvermelding verplichtingen uit de Samenwerkingsovereenkomst jegens Kcap niet heeft geschonden.
Ad 2 - Auteursrecht(geschil met [naam gedaagde] en EA)
4.23.
Kcap verwijt [naam gedaagde] en EA dat zij, in strijd met het mede-auteursrecht van Kcap, de ene kant van de terminal hebben verveelvoudigd en openbaar gemaakt in de Bagagehal aan de andere kant van de terminal en daarbij ook hebben nagelaten Kcap’s naam te vermelden. Voorts verwijt zij [naam gedaagde] dat zij in strijd met het auteursrechtelijk persoonlijkheidsrecht heeft gehandeld in verband met het Visiedocument, het Multi Purpose Gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard.
Bagagehal
4.24.
Uit de stellingen van partijen over en weer valt het volgende af te leiden over de ontwikkelingsgeschiedenis van de Bagagehal.
[gedaagden] wijzen erop dat de eerste fase van het groeimodel – de terminal 2005 –uitgangspunt was voor de uitbreiding 2013. Dit standpunt vindt steun in de honorariumaanbieding waarop de Opdracht 2011 is gebaseerd (daarin staat met betrekking tot de achterhal: “Verschijningsvorm van de uitbreiding is gelijk aan de bestaande terminal”) en ook in de stellingname van Kcap. Kcap heeft in haar productie 15 de opeenvolgende uitbreidingen gevisualiseerd en vergeleken (Projectboek Vergelijk uitbreidingen). Op p. 4 is gevisualiseerd dat als eerste stap naar de uitbreiding 2013, de bestaande terminal (uit 2005 van Constellation) is verlengd, zie hieronder links stap 1 en rechts de uitbreiding 2013.
4.25.
Een deel van de terminal 2005 is dus door middel van verlenging overgenomen in de uitbreiding 2013. In de foto hieronder is dat (verlengde) onderdeel groen omcirkeld.
Dit groen omcirkelde deel is vervolgens aan de andere zijde gekopieerd, dat is de Bagagehal. De Bagagehal, zoals in 2016/2017 gerealiseerd is hieronder rood omcirkeld. Dat dit een kopie is, is door Kcap gesteld (zie prod 15 Kcap Projectboek p. 11, waar het een vrijwel integrale overname wordt genoemd) en door EA en [naam gedaagde] niet betwist; in tegendeel, zij hebben tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het groen omcirkelde deel voor 95% is gekopieerd in de Bagagehal.
4.26.
Auteursrechtelijk gezien leidt dit tot de conclusie dat de Bagagehal een verveelvoudiging en openbaarmaking is van een deel van de uitbreiding 2013.
4.27.
Kcap stelt dat zij en [naam gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbenden zijn met betrekking tot het groeimodel en alle ontwerpen die zij gezamenlijk hebben gemaakt, zoals de uitbreiding 2013, als mede-makers op grond van de wet en op grond van de toepasselijke contractuele voorwaarden. (Kcap noemt ook artikel 6 Aw, maar dat enig ontwerp tot stand is gebracht “naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht”, zoals artikel 6 Aw vereist, is niet gesteld of gebleken. De rechtbank laat dit artikel bij de verdere beoordeling daarom buiten beschouwing.)
4.28.
EA en [naam gedaagde] betwisten niet dat sprake is van gezamenlijk auteursrecht. Zij betwisten echter dat zij voor de Bagagehal toestemming hadden moeten vragen aan Kcap.
Zij wijzen op de ontwikkelingsgeschiedenis en grijpen terug naar de Opdracht 2002 met Constellation voor het groeimodel en voeren aan:
a) De diverse uitbreidingsfases waren in de kern al uitgewerkt in het groeimodel. De Bagagehal is daarom geen kopie maar de realisatie van een bestaand ontwerp.
b) Het karakter van het groeimodel impliceert dat EA het recht moest hebben om zonder nadere voorwaarden in de realisatiefase met andere partijen samen te werken.
c) Kcap heeft contractueel afstand gedaan van haar auteursrecht of een impliciete licentie aan EA verleend.
Dit verweer slaagt niet op grond van de navolgende overwegingen.
4.29.
Ad a) De realisatie van een (papieren) ontwerp, zoals het groeimodel, in een fysiek gebouw is een verveelvoudiging en openbaarmaking in de zin van artikel 13 resp. 12 Aw.
4.30.
Ad b) en c) Het karakter van een groeimodel brengt op zichzelf niet mee, dat de auteursrechthebbenden moeten worden geacht onvoorwaardelijk afstand van recht te hebben gedaan/onvoorwaardelijke licentie aan EA te hebben verleend. Als EA dat anders wilde, had zij daartoe afspraken moeten maken. EA en [naam gedaagde] voeren aan dat zo’n afspraak destijds is gemaakt, en dat Kcap daaraan ook nu gebonden is. Zij wijzen op de opdrachtbevestiging voor de Opdracht 2002, waarin staat:

Wellicht ten overvloede melden wij u nog dat u aan deze opdracht geen enkel recht met betrekking tot vervolgopdrachten kunt ontlenen. Opdrachtgever behoudt zich het recht voor vervolgopdrachten per gebouwdeel te verstrekken dan wel deze over te dragen aan derden. In dit laatste geval zal opdrachtgever zich inspannen u te betrekken bij de desbetreffende vervolgopdrachten. Mocht dit niet lukken dan stemt u er bij voorbaat mee in afstand te doen van eventuele auteursrechten betreffende dit onderdeel.
Met inachtneming van het voorgaande wordt deze opdracht uitgevoerd overeenkomstig uw hiervoor genoemde offerte en zijn op deze opdracht de SR 1997 (…) van toepassing”.
Dat de leden van Constellation, en dus ook Kcap en [naam gedaagde] ieder voor zich, deze tekst hebben geaccepteerd, is niet betwist door Kcap. Kcap betwist wel dat zij hiermee het (later ontstane) mede haar toekomende auteursrecht heeft prijs gegeven. Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van deze contractsbepaling.
4.31.
Deze tekst staat in een overeenkomst tussen EA en Constellation, die de rechtsverhouding tussen die partijen regelt; niet de rechtsverhouding tussen de leden van Constellation onderling. De vraag of [naam gedaagde] zich wel op deze bepaling kan beroepen in haar relatie tot Kcap kan in het midden blijven, gezien het navolgende.
De tekst biedt geen steun aan de uitleg van EA en [naam gedaagde]. De zin die ziet op de afstand bij voorbaat bevat een voorwaarde. Die (opschortende) voorwaarde is het niet slagen van EA in haar inspanningsverplichting om “u” (d.w.z. Constellation en/of haar leden) te betrekken bij vervolgopdrachten. Voor het geval dat niet lukt, doet men afstand tegenover EA. Als EA een onvoorwaardelijke afstand van recht en/of licentie wilde had het voor de hand gelegen dat zij dat had opgeschreven. Dat is niet gebeurd. EA heeft onvoldoende gesteld om ervan uit te gaan dat zij toch redelijkerwijs mocht aannemen dat Kcap onvoorwaardelijk afstand van haar recht deed en/of een onvoorwaardelijke licentie verleende. EA voert aan dat zij ten tijde van het verlenen van de Opdracht 2002 nog niet wist of, zo ja, wanneer de diverse delen van het ontwerp zouden worden gerealiseerd en dat het voor haar van belang was zeker te stellen dat zij later niet gebonden zou zijn aan de (combinatie van) ontwerpers van het groeimodel. [naam gedaagde] bevestigt dat zij dit destijds zo heeft begrepen. De wens van EA om met anderen te kunnen samenwerken brengt op zich echter geen afstand van auteursrecht, of de noodzaak daartoe, met zich mee. Voorts gaat het er niet om wat [naam gedaagde] begreep, maar wat Kcap begreep althans wat EA redelijkerwijs mocht aannemen dat Kcap begreep.
4.32.
De stelplicht en bewijslast ter zake de vervulling van de (opschortende) voorwaarde rust op EA nu zij zich op deze bepaling beroept (en als [naam gedaagde] zich ook op deze bepaling kan beroepen, geldt hetzelfde voor haar). EA stelt niet dat zij zich heeft ingespannen om Constellation en/of haar leden te betrekken bij de opdracht voor de Bagagehal, en Kcap stelt dat dat niet is gebeurd. Dat betekent, dat ervan uitgegaan moet worden dat EA zich niet aldus heeft ingespannen. Nu de voorwaarde niet is vervuld, bleven de rechten van Kcap als mede-auteursrechthebbende overeind.
4.33.
EA en [naam gedaagde] wijzen er nog op dat Naco, het andere lid van Constellation, er geen problemen mee had toen zij na de Opdracht 2002 niet meer werd betrokken. Dat enkele feit betekent echter niet dat het bezwaar van Kcap onterecht is, zeker niet gelet op hetgeen vast staat omtrent de (andere) rol en expertise van Naco.
4.34.
Vast staat dat Kcap geen toestemming aan [naam gedaagde] en EA heeft gegeven voor verveelvoudiging in de bagagehal. Door zonder haar toestemming te verveelvoudigen en openbaar te maken hebben [naam gedaagde] en EA inbreuk gemaakt op het mede-auteursrecht van Kcap. Ingevolge artikel 26 Aw kan in geval van inbreuk ieder van hen het gemeenschappelijke auteursrecht handhaven. Dat geldt niet alleen tegenover derden, maar ook tussen de mederechthebbenden onderling.
4.35.
Vervolgens moet nog worden beoordeeld of [gedaagden] ten onrechte de naam van Kcap niet hebben genoemd in verband met de Bagagehal. Zij voeren aan dat artikel 25 Aw alleen geldt voor natuurlijke personen en dat zij Kcap bovendien altijd hebben genoemd in publicaties over de verschillende ontwerpfases. Ter onderbouwing is gewezen op de website van [naam gedaagde] waarop volgens [naam gedaagde] bij het project Eindhoven Airport staat: realisatie: 2006 (1e fase), 2013 (2e fase) en i.s.m. KCAP, Rotterdam en NACO, Den Haag. Echter in verband met de (later gerealiseerde) Bagagehal is niet gebleken van naamsvermelding. In de door Kcap overgelegde plaatjes van de Bagagehal (prod. 15 Kcap onder Nieuws en Media) staat alleen de naam van [naam gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank komt Kcap in verband met naamsvermelding – als fictieve mede-maker in de zin van artikel 8 Aw – een beroep op het persoonlijkheidsrecht toe.
4.36.
Het voorgaande brengt mee dat EA en [naam gedaagde] gehouden zijn tot vergoeding van de dientengevolge door Kcap geleden schade. Het ter zake door EA gevoerde verweer dat zij niet in verzuim is geraakt omdat zij niet tijdig in gebreke zou zijn gesteld faalt. Aansprakelijkheid voor schade wegens inbreuk op auteursrecht is buitencontractueel, zodat de door EA bedoelde bepalingen (aangaande verzuim) in zoverre toepassing missen.
Visiedocument, Multi Purpose gebouw, Eindhoven Airport Boulevard
4.37.
Kcap stelt dat [naam gedaagde] in strijd met artikel 25 Aw heeft gehandeld door haar naam niet te vermelden bij deze projecten. Zij vordert terzake een verklaring voor recht (II) en een bevel tot naamsvermelding (VI). Naar de eigen stelling van Kcap is haar naam in verband met het Visiedocument echter wel vermeld. Kcap heeft voorts geen bijdrage geleverd aan het Multi Purpose Gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard. Zij kan daarom niet als maker en auteursrechthebbende met betrekking tot die ontwerpen worden beschouwd en kan dus ook geen aanspraak op naamsvermelding ontlenen aan art 25 Aw.
Ad 3) toerekenbare tekortkoming (geschil met EA)
4.38.
Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat Kcap geen toestemming heeft gegeven aan [gedaagden] voor het verveelvoudigen en openbaarmaken in de Bagagehal. Daaruit vloeit voort dat EA hiermee tevens – zoals Kcap stelt - tekort geschoten is in de nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de Opdracht 2011. EA heeft niet betwist dat tot die verplichtingen behoort de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Kcap voor die verveelvoudiging en openbaarmaking, en dat er een vergoedingsplicht geldt bij hergebruik. De rechtbank verwerpt de in dit verband opgeworpen stelling dat van herhaling van een advies als bedoeld in artikel 48 DNR 2005 of hergebruik van een ontwerp alleen sprake is als het op een andere locatie gebeurt. Dat blijkt immers niet uit de DNR 2005 en een redelijke uitleg van die bepaling brengt dat ook niet mee. Onderbouwing van de stelling dat deze bepaling in de praktijk zo wordt begrepen ontbreekt. Dat de tekortkoming toerekenbaar is, is niet betwist en staat daarom vast.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het niet vermelden van de naam van Kcap in verband met de Bagagehal. Kcap stelt terecht dat EA ook op dit punt tekort is geschoten in de verbintenis tot naamsvermelding die voortvloeit uit de diverse contractuele voorwaarden.
4.39.
Het voorgaande leidt ertoe dat EA ook op grond van toerekenbare tekortkoming jegens Kcap gehouden is tot schadevergoeding. Het verweer van EA dat zij niet in verzuim is geraakt omdat zij niet tijdig in gebreke zou zijn gesteld faalt ook hier, nu EA bij brief van 18 december 2020 in gebreke is gesteld en zij iedere aansprakelijkheid heeft afgewezen voordat de zaak tegen haar was aangebracht.
Conclusies en vorderingen
4.40.
Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusies:
- [naam gedaagde] is niet tekort geschoten in verbintenissen tot exclusiviteit en naamsvermelding die voor haar jegens Kcap voortvloeien uit de Samenwerkingsovereenkomst.
  • [naam gedaagde] en EA hebben het mede-auteursrecht van Kcap geschonden door de Bagagehal te realiseren en door de naam van Kcap daarbij niet als mede-maker te vermelden.
  • Dit levert voor wat EA betreft tevens een toerekenbare tekortkoming op.
  • [naam gedaagde] heeft artikel 25 Aw niet geschonden in verband met het Visiedocument, het Multi Purpose gebouw en de Eindhoven Airport Boulevard.
4.41.
Wat de vorderingen betreft overweegt de rechtbank dat zij deze, op sommige punten opnieuw geformuleerd als na te melden, zal toewijzen voor zover dat voortvloeit uit het voorgaande. Daarbij zij het volgende opgemerkt:
- Vordering II is toewijsbaar voor zover die ziet op de auteursrechtelijke grondslag (auteursrecht en persoonlijkheidsrecht) met betrekking tot Bagagehal. Het onderdeel “en zonder vergoeding te betalen” is niet toewijsbaar in deze vordering die immers slechts een verklaring voor recht inhoudt dat er inbreuk is gemaakt op een auteursrecht en het niet betalen van een vergoeding op zichzelf geen inbreuk op auteursrecht vormt;
- Vordering III is toewijsbaar. Van de zijde van EA is weliswaar aangevoerd dat de architectonische relevantie van de Bagagehal beperkt is en daarom een vergoeding voor auteursrecht uiterst beperkt zou zijn, maar dat is onvoldoende om te concluderen dat zij niet toerekenbaar tekort is geschoten;
  • Vordering IV is toewijsbaar met uitzondering van de verwijzing naar toerekenbaar tekortkomen van [naam gedaagde]. Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure is niet vereist dat vast staat of aannemelijk is dat schade is geleden. Daarvoor is niet meer vereist dan dat de mogelijkheid dat schade is geleden, aannemelijk is geworden. [naam gedaagde] en EA hebben in verband met de Bagagehal inbreuk gemaakt op het mede-auteursrecht van Kcap. EA is daarmee ook toerekenbaar tekort geschoten. Daarmee is in het algemeen de mogelijkheid van schade aannemelijk, omdat Kcap in ruil voor die toestemming een vergoeding had kunnen bedingen. Voorts valt reputatieschade niet uit te sluiten. De enkele stelling dat EA in 2002 voor het ontwerp (groeimodel) heeft betaald en de stelling dat de architectonische relevantie van de Bagagehal beperkt is en een vergoeding daarom beperkt zou zijn, is onvoldoende om de mogelijkheid van schade niet aannemelijk te achten.
  • Vordering V is toewijsbaar voor zover die ziet op het mede-auteursrecht van Kcap. Voor zover die ziet op het persoonlijkheidsrecht (naamsvermelding) overweegt de rechtbank nog als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling is door EA toegezegd dat de naam van Kcap zal worden vermeld in verband met de Bagagehal (onder verwijzing naar eerdere toezeggingen van die strekking) en heeft ook [naam gedaagde] daarmee ingestemd. De rechtbank gaat ervan uit dat die toezegging wordt nagekomen. Daarom wordt de op de toekomst gerichte vordering VI wat het persoonlijkheidsrecht betreft afgewezen.
- Vordering VI is niet toewijsbaar, gezien de gedane toezegging wat betreft naamsvermelding in verband met de Bagagehal en wat de overige in de vordering genoemde projecten betreft omdat geen sprake is geweest van inbreuk op artikel 25 Aw;
- Vordering VII is in aangepaste vorm toewijsbaar. De termijn zal worden verlengd.
- De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd.
in het incident
4.42.
Kcap stelt dat haar vordering ertoe dient inzichtelijk te krijgen hoe groot haar schade is en welke aspecten daarbij spelen. In deze procedure is de exhibitievordering niet zelfstandig ingediend, maar bij wege van een incident, terwijl de beslissing daarop, gelet op het petitum, voor de beslissing op het gevorderde in de hoofdzaak zonder belang is. Dat betekent dat van toewijzing van de incidentele vordering reeds daarom geen sprake kan zijn en deze dus geen bespreking behoeft. Het staat Kcap uiteraard vrij om, in het kader van de schadestaat of in een afzonderlijke procedure ter voorbereiding van de schadestaatprocedure, alsnog een vergelijkbare exhibitievordering in te stellen.
4.43.
De vordering zal worden afgewezen.
in de hoofdzaak en in het incident voorts
Proceskosten
4.44.
Partijen hebben geen onderscheid gemaakt in de gemaakte proceskosten in de hoofdzaak en in het incident. De rechtbank zal hen hierin volgen.
4.45.
Het geschil betreffende de exclusiviteit heeft voor partijen duidelijk het zwaarste gewicht. Dat blijkt uit de aandacht die zij daaraan hebben besteed en de schadeschattingen die Kcap in dat verband heeft gemaakt. Kcap is wat dit betreft in het ongelijk gesteld.
Het geschil betreffende het auteursrecht heeft duidelijk een minder gewicht. Kcap is wat dat betreft niet helemaal maar wel grotendeels in het gelijk gesteld en zij heeft deze procedure moeten beginnen om haar recht te krijgen. Nu elk van partijen als op enige punten in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerdop de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
verklaart voor recht dat [naam gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en persoonlijkheidsrecht van Kcap door het auteursrechtelijk beschermde werk ten aanzien waarvan Kcap mede-auteursrechthebbende is (d.w.z. de nieuwbouw van een hotel, uitbreiding voor- en achterhal en aanpassing bestaande terminal hal die Kcap en [naam gedaagde] ingevolge de opdrachtbevestiging van EA van 8 maart 2011 hebben ontworpen) zonder haar toestemming gedeeltelijk te verveelvoudigen en openbaar te maken met de Bagagehal, en door de naam van Kcap niet te vermelden bij de Bagagehal;
5.2.
verklaart voor recht dat EA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de Opdracht 2011, meer in het bijzonder artikel 48 lid 2 en 3 DNR2005, en inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en persoonlijkheidsrecht van Kcap door zonder haar toestemming en zonder (herhalings)vergoeding te betalen het auteursrechtelijk beschermde werk ten aanzien waarvan Kcap mede-auteursrechthebbende is (d.w.z. de nieuwbouw van een hotel, uitbreiding voor- en achterhal en aanpassing bestaande terminal hal die Kcap en [naam gedaagde] ingevolge de opdrachtbevestiging van EA van 8 maart 2011 hebben ontworpen) te verveelvoudigen en openbaar te maken met de Bagagehal, en door de naam van Kcap niet te vermelden bij de Bagagehal;
5.3.
verklaart voor recht dat [naam gedaagde] en EA aansprakelijk zijn voor door Kcap geleden en verder te lijden schade die het gevolg is van de inbreuk op het auteursrecht en persoonlijkheidsrecht zoals genoemd onder 5.1 en 5.2 en het toerekenbare tekortkomen van EA zoals genoemd onder 5.2, en veroordeelt hen tot schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
verbiedt [naam gedaagde] om verder inbreuk te maken op het mede aan Kcap toekomende gezamenlijke auteursrecht; zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere keer na betekening van dit vonnis dat [naam gedaagde] in gebreke blijft, met een maximum van
€ 500.000,-;
5.5.
beveelt [naam gedaagde] om binnen zeven dagen na het te dezen te wijzen vonnis een rectificatie op haar website op te nemen met de URL www.debeverarchitecten.nl,
direct bovenaan de homepage, zodat deze voor iedere bezoeker direct zichtbaar is, gedurende dertig (30) dagen, in een zwart kader van 15 X 15 cm met zwarte letters in Times New Roman grootte 12, tegen een witte achtergrond, met de volgende tekst:
RECTIFICATIE
De rechtbank Rotterdam heeft ons bij vonnis van 13 april 2022 veroordeeld om deze tekst te plaatsen. [naam gedaagde] Architecten heeft samen met architectenbureau KCAP een belangrijke rol als architect en stedenbouwkundige vervuld bij de nieuwbouw van het hotel, de uitbreiding van de voor- en achterhal en aanpassing van de bestaande terminalhal van
Eindhoven Airport (gerealiseerd in 2013). Een deel van dit ontwerp hebben wij (in 2016/2017) zonder toestemming van KCAP verveelvoudigd in de Bagagehal en wij hebben verzuimd om de naam van KCAP als mede-architect te vermelden.
[naam gedaagde] Architecten;
zulks op straffe van een dwangsom € 500,- per dag dat [naam gedaagde] niet voldoet aan dit bevel met een maximum van € 100.000,-;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in het incident
5.8.
wijst de vordering af,
in de hoofdzaak en in het incident voorts
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. G.J. Heevel en mr. W.J.M. Diekman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2022.
2502/106/1515