ECLI:NL:RBROT:2022:4376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
10/251113-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel in vereniging van zeven personen van Albanese afkomst met partiële vrijspraak voor verblijf

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel in vereniging met zeven personen van Albanese afkomst. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 tot en met 17 september 2021, samen met anderen, zeven Albanese personen heeft geholpen bij hun toegang tot of doorreis door Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De verdachte heeft hen op een zeiljacht meegenomen en hen vervoerd over de Noordzee. De rechtbank heeft de verdachte voor mensensmokkel veroordeeld, maar heeft hem partieel vrijgesproken van het onderdeel 'uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf'. Dit omdat het louter vervoeren van personen niet meer als behulpzaam bij verblijf kan worden aangemerkt na de wetswijziging in 2005. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen ervaring met het besturen van een zeiljacht en heeft een groot veiligheidsrisico genomen door onbekwame passagiers het roer over te geven. De rechtbank heeft ook de impact van de oorlog in Oekraïne op de verdachte meegewogen bij de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/251113-21
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsvrouw mr. K.H. Zonneveld, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Al Mansouri heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal – met uitzondering van het hieronder te bespreken onderdeel – zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak van ‘uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf’
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen, wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd. Zo ook in deze zaak.
Tot 2005 was in artikel 197a Sr enkel strafbaar gesteld het behulpzaam zijn (uit winstbejag) bij toegang tot, of verblijf in (…). Doel en strekking van deze bepaling was het tegengaan van mensensmokkel. Dit doel en deze strekking waren voor de Hoge Raad mede (naast normaal spraakgebruik) reden om onder “verblijf” in Nederland te verstaan: “elk zich ophouden” in Nederland, waaronder volgens de Hoge Raad ook viel het louter vervoeren van personen door Nederland (zie Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537).
Bij de wetswijziging in 2005 is “winstbejag” uit lid 1 geschrapt en is in lid 1 “doorreis” toegevoegd. Behulpzaam zijn bij verblijf - uit winstbejag - is opgenomen in een afzonderlijk lid van artikel 197a Sr, (thans) het tweede lid. In de Memorie van Toelichting bij de genoemde wetswijziging wordt over het begrip “doorreis” onder meer vermeld: “Het huidige eerste lid kent het begrip doorreis niet. Doorreis is synoniem voor transit of doortocht (…). Transit zit tussen binnenkomst en verblijf in. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.” Het louter vervoeren van personen moet naar het oordeel van de rechtbank in dat verband derhalve worden gezien als het behulpzaam zijn bij doorreis.
Nu behulpzaam zijn bij doorreis als aparte handeling strafbaar is gesteld, is er aanleiding om het begrip “verblijf” minder ruim uit te leggen dan de Hoge Raad in 2003 deed en het begrip “doorreis” niet (meer) te laten samenvallen met het begrip “verblijf”. Doel en strekking van artikel 197a Sr - het tegengaan van mensensmokkel - verlangen immers, door de aparte strafbaarstelling van het behulpzaam zijn bij doorreis, niet meer dat het enkele vervoeren moet worden aangemerkt als behulpzaam zijn bij verblijf.
Daaruit volgt dat de rechtbank in zaken waarbij het alleen gaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het uit winstbejag- behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden – nu louter sprake was van vervoer – (partieel) vrijspreken van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 16 september 2021 tot en met 17 september 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, zeven personen met de Albanese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en genoemde personen daartoe gelegenheid en middelenheeft verschaft door bovengenoemde personen vanuit een haven in Rotterdam mee te nemen op een zeiljacht genaamd “ [naam vaartuig] ” en te vervoeren over de Noordzee om vervolgens richting het Verenigd Koninkrijk te varen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk heeft gefaciliteerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van zeven personen van Albanese afkomst, door hen als schipper mee te nemen op een zeiljacht richting het Verenigd Koninkrijk. Gebleken is dat de verdachte onbekwaam was om het jacht te besturen. Zoals hij zelf heeft verklaard, had hij geen ervaring met het besturen van een zeiljacht en had hij nog nooit op de Noordzee gevaren. Het jacht was bovendien niet geschikt voor acht personen, er waren slechts vier reddingsvesten aan boord en er werd in het donker gevaren. Gedurende de tocht is de verdachte op enig moment gaan slapen en heeft hij het roer overgegeven aan de eveneens onbekwame passagiers. De boot heeft ook nog water gemaakt, doordat daarmee niet goed werd gevaren. Door zo te handelen heeft de verdachte een groot veiligheidsrisico genomen en de gesmokkelden in een gevaarlijke situatie gebracht.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk ondermijnd, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. De verdachte is voorbijgegaan aan het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en de risico’s die de gesmokkelden liepen tijdens het vervoer. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, het aantal vreemdelingen dat is gesmokkeld en het strafverzwarende element van medeplegen. Voorts is acht geslagen op de gevaarlijke situatie die de verdachte in het leven heeft geroepen. Onder de omstandigheden in deze zaak geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Gelet op voorgaande bestaat daarvoor evenwel geen aanleiding.
De rechtbank heeft in strafverminderende zin meegewogen dat tijdens de voorlopige hechtenis van de verdachte de oorlog in Oekraïne is uitgebroken. Voor de verdachte betekent dat grote zorgen over zijn moeder die (mogelijk) nog in Oekraïne verblijft.
De oorlogssituatie heeft er, wat betreft deze zaak, daarnaast toe geleid dat bepaald onderzoek niet mogelijk was. De verdediging heeft daarom op verzoek van de officier van justitie geen onderzoekswensen ingediend en daar heeft de officier - zoals ook aangekondigd toen het verzoek aan de verdediging werd gedaan - rekening mee gehouden in haar strafeis. Dit heeft de rechtbank eveneens meegewogen bij de bepaling van de duur van de straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.J. Voogel-van Buuren en F.H. Frerichs, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 16 september 2021 tot en met 17 september 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten zeven, althans één of meer personen, met de Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door bovengenoemde personen vanuit een haven in Rotterdam, althans een haven in Nederland, mee te nemen op een zeiljacht genaamd “ [naam vaartuig] ” en/of te vervoeren over de Noordzee om vervolgens richting het Verenigd Koninkrijk te varen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Verenigd Koninkrijk georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was.