ECLI:NL:RBROT:2022:4371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
10/317322-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met vrachtwagen en motorrijder op provinciale weg met zware verwondingen als gevolg

Op 2 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 januari 2020 met zijn vrachtwagen een motorrijder aanreed op de Provincialeweg N217 bij Heinenoord. De motorrijder stond stil in een file en raakte door de aanrijding zwaar gewond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen eenduidig bewijs was dat het telefoongebruik van de verdachte op het moment van de aanrijding een causaal verband had met het ongeval. De verdachte verklaarde dat hij zijn telefoon had gebruikt om Google Maps te openen en dat hij te laat opmerkte dat het verkeer voor hem tot stilstand was gekomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel een verkeersfout had gemaakt, maar dat deze niet zodanig was dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar werd wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,-. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 385,- aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door het ongeval, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/317322-20
Datum uitspraak: 2 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. van Leusden, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren.

4..Waardering van het bewijs

Feit 1
Vast staat dat op 30 januari 2020, rond 07:54 uur, een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Provincialeweg N217 bij Heinenoord. De verdachte reed daar met een vrachtwagen. Voor hem reed een motorrijder, [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). De verdachte is met een snelheid van ongeveer 48 km/h van achteren tegen de motor aangereden waardoor het slachtoffer is gevallen en zwaar gewond is geraakt. Vervolgens is de verdachte tegen een vóór het slachtoffer rijdende Volkswagen gebotst waarna deze vervolgens tegen een daarvoor rijdende Fiat is gebotst. Beide auto’s hebben hierdoor schade opgelopen.
Door de verdachte is verklaard dat hij enige tijd voor het ongeval de bank-app op zijn telefoon die in de telefoonhouder zat, had geopend, deze had afgesloten om vervolgens google-maps te openen. Verder heeft hij verklaard dat hij op het dashboard de meter van het AdBlue-peil heeft gecontroleerd, dat toen hij weer opkeek het verkeer voor hem plotseling tot stilstand was gekomen en dat de afstand tot het slachtoffer en de auto’s daarvoor te kort was om tijdig tot stilstand te komen.
Door de politie is onderzoek gedaan naar de telefoon- en de tachograafgegevens. Hieruit is geen eenduidig resultaat naar voren gekomen. Over het tijdstip van de laatste handeling op de telefoon bestaat niet zozeer de twijfel. Die is er echter wel voor het moment waarop de aanrijding heeft plaatsgevonden. Omdat de tijdsregistratie van de tachograaf wordt aangegeven in uren en minuten, maar niet in seconden kan niet worden vastgesteld of die tijdregistratie gelijk, voor of juist achterliep op de tijd van de telefoon. De op de zitting aanwezige deskundige heeft de uitkomsten van de drie mogelijkheden op heldere wijze grafisch weergegeven. De wezenlijke verschillen die daaruit blijken, zijn zodanig dat de in deze zaak relevante vraag of er een causaal verband is geweest tussen het telefoongebruik en het ongeval niet kan worden beantwoord zonder de exacte tijdsweergave van de tachograaf te kennen. Deze informatie ontbreekt echter. Ook is op basis van de onderzoeksbevindingen niet vast te stellen dat de door de verdachte gevoerde snelheid niet voldeed aan de verkeerssituatie op dat moment.
Een en ander neemt niet weg dat de verdachte een verkeersfout heeft gemaakt. Anders dan de officier van justitie, komt de rechtbank echter tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat die verkeersfout zodanig is dat kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Daarvoor is vereist dat tenminste sprake moet zijn geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen. Aan dat juridische vereiste wordt niet voldaan. De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde, te weten het veroorzaken van gevaar op de weg, acht de rechtbank wel bewezen.
Feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de inhoud daarvan identiek is aan het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 januari 2020 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provincialeweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl er in file afwisselend werd stilgestaan en langzaam werd gereden
-zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehouden en
-
-(aldus doende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem langzamer ging rijden en/of stilstond en
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-in botsing of aanrijding is gekomen met een vóór hem rijdende motorfiets, bestuurd door [naam slachtoffer] , en
-(vervolgens, na de botsing of aanrijding met die [naam slachtoffer] ) tegen de achterzijde van een personenauto (merk Volkswagen) is aangebotst of aangereden, welke personenauto tegen de achterzijde van een daarvoor rijdende personenauto (merk Fiat) werd geduwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte

Het subsidiair bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is met zijn vrachtwagen tegen een motorrijder aangereden, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verder zijn door deze aanrijding twee auto’s beschadigd geraakt. Het ongeval is gebeurd omdat de verdachte te laat heeft gezien dat het verkeer voor hem tot stilstand was gekomen. Deze verkeersfout wordt hem aangerekend.
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 7 april 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is gelet op het tijdsverloop en het feit dat de verdachte zijn beroep als beroepschauffeur heeft opgegeven. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen zoals de officier van justitie heeft geëist. Ook is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 1000,00 passend en geboden.

7..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,00 aan materiële schade.
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 januari 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken daarvan deel uit.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het onder feit 2 ten laste gelegde;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 385,00 (zegge: driehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 385,00(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 385,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en R.M.F.R. Ketwaru, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met oplegger), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provincialeweg, welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl er in file afwisselend werd stilgestaan en langzaam werd gereden
-zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehouden en/of
-gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon en/of
-(aldus doende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem langzamer ging rijden en/of stilstond en/of
-met een gelet op de omstandigheden (langzaam rijden en stilstaan) aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het andere verkeer heeft gereden en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met een vóór hem rijdende motorfiets, bestuurd door [naam slachtoffer] , die daardoor ten val is gekomen en/of
-(vervolgens, na de botsing of aanrijding met die [naam slachtoffer] ) tegen de achterzijde van een personenauto (merk Volkswagen) is aangebotst of aangereden, welke personenauto tegen de achterzijde van een daarvoor rijdende personenauto (merk Fiat) werd geduwd,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een afscheuring van het bloedtoevoerende vat naar de rechter nier, een scheur in het bloedtoevoerende vat naar de linker nier, ribbreuken, een schouderbladbreuk en bloedophoping tussen de longbladen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provincialeweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl er in file afwisselend werd stilgestaan en langzaam werd gereden
-zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehouden en/of
-gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon en/of
-(aldus doende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem langzamer ging rijden en/of stilstond en/of
-met een gelet op de omstandigheden (langzaam rijden en stilstaan) aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het andere verkeer heeft gereden en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met een vóór hem rijdende motorfiets, bestuurd door [naam slachtoffer] , en/of
-(vervolgens, na de botsing of aanrijding met die [naam slachtoffer] ) tegen de achterzijde van een personenauto (merk Volkswagen) is aangebotst of aangereden, welke personenauto tegen de achterzijde van een daarvoor rijdende personenauto (merk Fiat) werd geduwd;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provincialeweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl er in file afwisselend werd stilgestaan en langzaam werd gereden
-zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehouden en/of
-gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon en/of
-(aldus doende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem langzamer ging rijden en/of stilstond en/of
-met een gelet op de omstandigheden (langzaam rijden en stilstaan) aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het andere verkeer heeft gereden en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met een vóór hem rijdende motorfiets en/of
-(vervolgens, na de botsing of aanrijding met die motorfiets) tegen de achterzijde van een personenauto (merk Volkswagen) is aangebotst of aangereden, welke personenauto tegen de achterzijde van een daarvoor rijdende personenauto (merk Fiat) werd geduwd,;