Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting. De verdachte, geboren op Curaçao en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een woning in Schiedam op 22 april 2021. Dit gebeurde nadat hij benzine had aangeschaft en deze in de woning had gesprenkeld, waarna hij de brand heeft aangestoken. De verdachte heeft geen hulp ingeroepen en is gevlucht, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en gevaar voor omwonenden.
De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde. De verdediging stelde dat de brand per ongeluk was ontstaan, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van een psycholoog dat geen psychische stoornis vaststelde, maar wel narcistische trekken en aanpassingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de gevolgen voor de omgeving een zware straf rechtvaardigden.
De benadeelde partij, Woonplus Schiedam, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van proceskosten voor de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de griffier niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.