ECLI:NL:RBROT:2022:4368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9358717
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing resterende vorderingen na gedeeltelijke schikking in huurgeschil over lekkage

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een huurgeschil aanhangig gemaakt tegen Stichting Havensteder. De eisers huurden een woning van Havensteder en ondervonden overlast door lekkage afkomstig van hun douche. Na diverse herstelpogingen door Havensteder, hebben eisers op 17 januari 2022 tijdens een mondelinge behandeling een gedeeltelijke schikking bereikt, waarbij Havensteder een bedrag van € 1.281,28 aan eisers heeft betaald. De resterende vorderingen betroffen de schade aan het plafond en de vloer van de woning en de verhelpen van de lekkages.

Havensteder betwistte de resterende vorderingen en stelde dat de lekkage inmiddels was verholpen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eisers de stellingen van Havensteder niet hebben betwist en dat zij zelfs erkenden dat de werkzaamheden naar tevredenheid waren uitgevoerd. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat eisers geen belang meer hadden bij hun resterende vorderingen, en deze zijn dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat de betaling van € 1.281,28 niet in het vonnis opgenomen hoeft te worden, omdat deze al een grondslag heeft in de gemaakte afspraken. Wat betreft de proceskosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze gecompenseerd moeten worden, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld. De beslissing van de kantonrechter was derhalve om de resterende vorderingen af te wijzen en de proceskosten te compenseren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9358717 \ CV EXPL 21-25162
datum uitspraak: 20 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1],

2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats eisers],
eisers,
gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch,
tegen
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.F. Dik.
De partijen worden hierna ‘eisers’ en ‘Havensteder’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 juli 2021, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het vonnis van 18 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 januari 2022;
  • de akte uitlaten voortzetting procedure zijdens Havensteder, met bijlagen;
  • de schriftelijke reactie op bovengenoemde akte zijdens eisers.
1.2.
Op 17 januari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken. Ten aanzien van een deel van de vordering van eisers hebben zij overeenstemming bereikt, hetgeen is opgenomen in het voornoemde verkorte proces-verbaal. Ten aanzien van het overige deel van de vordering van eisers hebben partijen zich schriftelijk nader uitgelaten.

2..De feiten

2.1.
Eisers huren van Havensteder de woonruimte gelegen aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Eisers hebben overlast ervaren als gevolg van lekkage afkomstig van hun douche. Havensteder heeft diverse malen herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
2.3.
Havensteder heeft op 22 februari 2022 een bedrag van € 1.281,28 betaald aan eisers.

3..Het geschil

3.1.
Zoals opgenomen in het proces-verbaal van 17 januari 2022, doen eisers afstand van hun vorderingen, zoals opgenomen in het petitum van de dagvaarding bij het eerste, vierde en vijfde streepje, onder de voorwaarde dat Havensteder een bedrag van € 1.281,28 zou betalen. Havensteder heeft aan deze voorwaarde voldaan. Zodoende resteren de vorderingen zoals opgenomen in het petitum van de dagvaarding bij het tweede en derde streepje, te weten:
  • Havensteder te veroordelen binnen twee weken na betekening van het vonnis de schade aan de binnenzijde van de woning aan het plafond en de vloer te repareren en de gebreken waardoor lekkages ontstaan binnen twee weken na betekening vonnis te verhelpen op straffe van een dwangsom van € 300,00 per dag na deze datum tot een maximum van € 25.000,00;
  • Dan wel Havensteder subsidiair te veroordelen om aan eisers te voldoen de kosten voor het wegnemen van de geleden schade en het verhelpen van de aanwezige gebreken.
3.2.
De vordering van eisers is gebaseerd op hun stelling dat Havensteder niet overgaat tot herstel van de lekkage. Havensteder is het niet eens met de eis en heeft aangevoerd dat zij steeds adequaat heeft gehandeld in reactie op meldingen van eisers. Inmiddels zijn volgens Havensteder de werkzaamheden waartoe de gevorderde veroordeling strekt uitgevoerd en voltooid, waardoor eisers geen belang meer hebben bij hun vordering.

4..De beoordeling

Herstel

4.1.
Ter beoordeling in deze procedure ligt – kort samengevat – slechts de vraag voor of Havensteder is gehouden de eventuele lekkage en schade in het gehuurde te herstellen. Havensteder heeft bij akte gesteld dat de lekkage is verholpen en heeft die stelling onderbouwd door aan te voeren dat haar aannemer op 10 februari 2022 geen verhoogde vochtwaarden heeft gemeten en preventief een aantal kitvoegen heeft vervangen. Daarnaast heeft Havensteder aangevoerd dat het plafond in de woonruimte twee maal is geschilderd, en dat mevrouw [eiser 1] tevreden was met de uitvoering van de werkzaamheden, waarmee de werkzaamheden zijn voltooid.
4.2.
Eisers hebben bovengenoemde stellingen van Havensteder niet betwist en hebben bovendien expliciet erkend dat de plafonds en muren in de badkamer en op de onderliggende verdieping netjes zijn geschilderd. Uit het verzoek van eisers “de zaak te sluiten” leidt de kantonrechter af dat eisers niet langer persisteren in hun vordering. Het bovenstaande in acht genomen zal de kantonrechter de in deze zaak resterende vordering afwijzen wegens een gebrek aan belang zijdens eisers.
Opnemen € 1.281,28 in vonnis
4.3.
Zoals reeds aan de orde is gekomen, heeft Havensteder conform de in het proces-verbaal opgenomen afspraak een bedrag van € 1.281,28 aan eisers betaald. Eisers hebben verzocht om dit bedrag in het vonnis vast te leggen zodat dit niet later als onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd. Havensteder gaat niet met dit verzoek akkoord.
4.4.
De kantonrechter overweegt in dit kader als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de betaling heeft plaatsgevonden in het kader van de in het proces-verbaal vastgelegde afspraken. Het bedrag zal dan ook niet worden opgenomen in dit vonnis nu de betaling reeds een grondslag heeft in die regeling en een veroordeling tot betaling zodoende niet aan de orde is in het (resterende) geschil.
Proceskosten
4.5.
Havensteder heeft aangevoerd dat eisers in de proceskosten moeten worden veroordeeld omdat eisers in het merendeel in het ongelijk zouden zijn gesteld. De kantonrechter overweegt, met het oog op de omstandigheid dat partijen voor een deel van de vordering een regeling hebben getroffen, dat partijen in die mate over en weer in het ongelijk zijn gesteld dat aanleiding bestaat de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen, zoals opgenomen in het petitum van de dagvaarding bij het tweede en derde streepje, af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
48637