In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een huurgeschil aanhangig gemaakt tegen Stichting Havensteder. De eisers huurden een woning van Havensteder en ondervonden overlast door lekkage afkomstig van hun douche. Na diverse herstelpogingen door Havensteder, hebben eisers op 17 januari 2022 tijdens een mondelinge behandeling een gedeeltelijke schikking bereikt, waarbij Havensteder een bedrag van € 1.281,28 aan eisers heeft betaald. De resterende vorderingen betroffen de schade aan het plafond en de vloer van de woning en de verhelpen van de lekkages.
Havensteder betwistte de resterende vorderingen en stelde dat de lekkage inmiddels was verholpen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eisers de stellingen van Havensteder niet hebben betwist en dat zij zelfs erkenden dat de werkzaamheden naar tevredenheid waren uitgevoerd. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat eisers geen belang meer hadden bij hun resterende vorderingen, en deze zijn dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat de betaling van € 1.281,28 niet in het vonnis opgenomen hoeft te worden, omdat deze al een grondslag heeft in de gemaakte afspraken. Wat betreft de proceskosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze gecompenseerd moeten worden, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld. De beslissing van de kantonrechter was derhalve om de resterende vorderingen af te wijzen en de proceskosten te compenseren.