In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [persoon A] en [persoon B], verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 11 augustus 2021. In dat vonnis was De Hypotheker veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan eisers wegens onjuist advies met betrekking tot hun hypotheek. De eisers stelden dat De Hypotheker hen onjuist had geadviseerd over de risico-opslag van hun hypotheek, die zou vervallen na een gedeeltelijke aflossing van de lening. De Hypotheker, als gedaagde in verzet, betwistte de vordering en stelde dat zij geen onjuist advies had gegeven en dat de wijzigingen in de tariefklassen door Nationale Nederlanden niet aan haar konden worden verweten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht was tussen eisers en De Hypotheker, waarbij De Hypotheker de zorgvuldigheid moest betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De rechter oordeelde dat het advies van De Hypotheker in lijn was met het beleid van Nationale Nederlanden ten tijde van het advies en dat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door De Hypotheker.
De kantonrechter heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd en de oorspronkelijke vorderingen van eisers afgewezen. Tevens zijn eisers veroordeeld in de proceskosten van De Hypotheker. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.L.M. van der Wildt.