ECLI:NL:RBROT:2022:4356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9296150
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens wanprestatie in revisieovereenkomst auto

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en [persoon B] over een revisieovereenkomst met betrekking tot een auto. [persoon A] had zijn Kia Sorento ter revisie aangeboden aan [persoon B], maar ondervond na de revisie herhaaldelijk problemen met de auto, waaronder olielekkage. Ondanks meerdere pogingen om de auto te laten repareren, bleven de problemen aanhouden. Uiteindelijk heeft [persoon A] een deskundigenrapport laten opstellen, waaruit bleek dat de revisie ondeugdelijk was uitgevoerd. In een eerder verstekvonnis was al vastgesteld dat [persoon B] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en was hij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [persoon A].

In het verzet dat [persoon B] heeft ingesteld, heeft hij de vordering van [persoon A] betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon B] niet voldoende onderbouwd heeft dat hij de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] recht heeft op schadevergoeding voor de geleden schade, die is vastgesteld op een totaalbedrag van € 7.742,26, inclusief buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft [persoon B] veroordeeld om dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [persoon A] te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [persoon B] veroordeeld in de proceskosten van [persoon A].

De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het eerdere verstekvonnis is vernietigd. De kantonrechter heeft de vorderingen van [persoon A] toegewezen en het beroep op de subsidiaire grondslag (wanprestatie inzake de bewaarnemingsovereenkomst) niet verder behandeld, aangezien de primaire grondslag reeds toewijzing vond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9296150 \ CV EXPL 21-21604
uitspraak: 11 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] , gemeente [gemeente A] ,
oorspronkelijk eiser, gedaagde in verzet,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] ,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in verzet,
aanvankelijk bijgestaan door: mr. A.W. Veth te Rotterdam, thans procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [persoon A] ’ respectievelijk ‘ [persoon B] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de inleidende dagvaarding van 11 februari 2021, met producties;
  • het verstekvonnis van 11 maart 2021;
  • de verzetdagvaarding van 4 juni 2021, met productie;
  • de conclusie van antwoord in oppositie;
  • het tussenvonnis van 11 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2021. [persoon A] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. T. Schouten als gemachtigde. [persoon B] is niet verschenen. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[persoon A] heeft in mei 2019 zijn auto van het merk en type Kia Sorento met kenteken [kentekennummer] (hierna: ‘de auto’) ter revisie aangeboden aan [persoon B] . Op
26 augustus 2019 heeft [persoon A] de auto opgehaald. In het kader van de revisie heeft [persoon B] facturen gestuurd aan [persoon A] ten bedrage van in totaal € 8.005,77. [persoon A] heeft deze facturen voldaan.
2.2.
Kort na het ophalen van de auto ondervond [persoon A] problemen aan de auto, waaronder lekkende olie. Medio september 2019 heeft [persoon A] de auto wederom bij [persoon B] gebracht, waarna [persoon B] herstelwerkzaamheden heeft verricht.
2.3.
De auto bleef vervolgens olie lekken, waarop [persoon A] in november 2019 de auto wederom naar [persoon B] bracht ter reparatie. In februari 2020 heeft [persoon A] de gerepareerde auto opgehaald na € 250,00 contant te hebben betaald aan [persoon B] .
2.4.
Op 12 mei 2020 constateerde [persoon A] dat de auto wederom olie lekte. Hierop heeft [persoon A] nogmaals de auto naar [persoon B] gebracht. Vanaf eind juni 2020 kreeg [persoon A] geen reactie meer van [persoon B] .
2.5.
[persoon A] ontving op 16 november 2020 bericht dat de auto is teruggevonden bij een berger in Rijswijk. Hij heeft de auto vervolgens naar zijn woonplaats laten transporteren. Bij inspectie bleek de auto diverse gebreken te hebben; hiervan is door CED Nederland B.V. een deskundigenrapport opgemaakt. In dit rapport is – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
“Is de schade veroorzaakt door het ondeugdelijk reviseren?
Antwoord: de klachten betroffen olielekkage van het motorblok, onvoldoende vermogen en een hoog brandstofverbruik. Een gereviseerde motor dient gemiddeld de eerste 1.500 tot 2.000 kilometer in te lopen. Het is normaal dat er dan een iets hoger olie-, en brandstofverbruik is in die periode. Daarna zou de motor optimaal moeten presteren en zou het verbruik moeten afnemen. Hier was in het onderhavige geval, conform opgave, geen sprake van. De cilinderkop en turbo waren gedemonteerd en niet aanwezig op het moment van onze expertise. Deze onderdelen hebben wij niet kunnen controleren echter deze onderdelen zijn niet zonder reden gedemonteerd. Hierdoor is er sprake van een ondeugdelijk deel van de revisie.
Op het moment van revisie betrof de tellerstand 156.850 kilometer. Op het moment van onze expertise betrof de afgelezen tellerstand 172.180 kilometer. De motor had na de revisie bij deze kilometerstand deugdelijk dienen te presteren.
[…]
De reparatiekosten zijn vastgesteld op € 4.654,87 excl. BTW. […]”
2.6.
[persoon A] heeft voor een bedrag van € 400,00 een andere auto gehuurd omdat hij afhankelijk is van een auto voor zijn werk.
2.7.
Bij onder zaaknummer 9031845 \ CV EXPL 21-6713 gewezen verstekvonnis van 11 maart 2021 werd voor recht verklaard dat [persoon B] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, en werd [persoon B] – kort samengevat – veroordeeld om € 8.560,15 aan [persoon A] te betalen, met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten, alsmede de nakosten.

3..De vordering

3.1.
[persoon A] heeft, na zijn incidentele vordering te hebben ingetrokken, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair (ten aanzien van de wanprestatie):
voor recht te verklaren dat [persoon B] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst;
[persoon B] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van
€ 7.795,38 voor de door [persoon A] geleden schade ten aanzien van zijn auto en de kosten ten aanzien van de huurauto;
[persoon B] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 764,77 aan [persoon A] te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
te bepalen dat betaling dient plaats te vinden binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis onder bepaling dat indien [persoon B] niet betaalt, hij de wettelijke rente verschuldigd is en na aanzegging op de door de wet voorgeschreven wijze, incassokosten;
subsidiair (ten aanzien van de bewaarnemingsovereenkomst):
[persoon B] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op grond van een tekortkoming in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst door [persoon B] ter hoogte van € 6.877,18, aan [persoon A] te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
[persoon B] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 718,86 aan [persoon A] te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
zowel primair als subsidiair (in alle gevallen):
[persoon B] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het sub ii en/of sub v gevorderde;
[persoon B] te veroordelen tot betaling van de kosten van het deskundigenonderzoek en de proceskosten;
[persoon B] te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Aan zijn vorderingen heeft [persoon A] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – primair ten grondslag gelegd dat [persoon B] toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor het reviseren van de auto. De schade die [persoon A] lijdt door deze tekortkoming bestaat uit:
  • herstelkosten van de auto; € 5.632,39
  • bergingskosten € 465,85
  • kosten inschakelen deskundige € 748,69
  • kosten gebruik autogarage voor expertise deskundige € 30,25
  • kosten huurauto [persoon B] € 254,10
  • aanvullende kosten huurauto € 264,10
  • kosten huurauto i.v.m. werk
Totaal (hoofdsom) € 7.795,38
Subsidiair heeft [persoon A] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat tussen partijen een bewaarnemingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat [persoon B] zijn plicht om op grond van artikel 7:602 de zorg van een goed bewaarnemer in acht te nemen heeft verzuimd.
De buitengerechtelijke kosten komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:96 lid 2 BW, nu het kosten voor werkzaamheden ter buitengerechtelijke verkrijging van nakoming van de vordering betreffen.

4..Het verweer

4.1.
[persoon B] heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. [persoon B] is niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hij heeft juist uit coulance onderdelen tegen een zo laag mogelijke prijs ingekocht, zonder zelf een winstmarge te rekenen, en reparatiewerkzaamheden verricht zonder materiaalkosten en uurloon in rekening te brengen. [persoon B] had immers met [persoon A] te doen omdat de motor van de auto in een slechtere staat was dan aanvankelijk gedacht. Bovendien heeft [persoon A] zelf een nieuwe turbo laten plaatsen in de auto door een derde. Het is aannemelijk dat de schade hierdoor is ontstaan. [persoon A] heeft ook niet deugdelijk onderbouwd dat hij de schade heeft geleden. Ten slotte is niet duidelijk op welke grondslag de kosten voor de huurauto worden gevorderd.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon A] in opdracht van [persoon B] revisiewerkzaamheden heeft verricht aan de auto. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [persoon B] deze werkzaamheden al dan niet naar behoren heeft uitgevoerd.
5.2.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat [persoon B] is tekortgekomen, heeft [persoon A] een deskundigenrapport laten opstellen. Uit dit rapport blijkt dat de revisie ondeugdelijk is uitgevoerd. [persoon B] heeft de inhoud van dit rapport – en in het bijzonder de onder overweging 2.5 geciteerde passages – niet gemotiveerd betwist. Daarnaast heeft [persoon B] zijn stelling dat [persoon A] een nieuwe turbo heeft laten plaatsen door een derde (en dat daardoor de schade is ontstaan) niet nader onderbouwd, terwijl [persoon A] deze stelling gemotiveerd heeft betwist. Ten slotte heeft [persoon B] weliswaar facturen overgelegd van diverse door hem gekochte onderdelen, maar hieruit volgt – mede gezien de betwisting van [persoon A] – niet dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook vast komen te staan dat [persoon B] in de uitvoering van de revisiewerkzaamheden is tekortgekomen jegens [persoon A] . De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen. Bovendien is [persoon B] gehouden om de schade die [persoon A] door deze tekortkoming lijdt te vergoeden.
5.3.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. [persoon B] heeft aangevoerd dat [persoon A] de geleden schade niet deugdelijk heeft onderbouwd. Ten aanzien van het inschakelen van de deskundige en de daarmee gepaard gaande kosten voor het gebruik van de autogarage ten bedrage van – in totaal – € 778,94 heeft [persoon A] nagelaten de geleden schade te onderbouwen aan de hand van (bijvoorbeeld) een factuur, waardoor het voor de kantonrechter in het licht van de betwisting van [persoon B] niet vast te stellen is dat [persoon A] deze schade heeft geleden. Het bedrag van € 778,94 zal dan ook aan hoofdsom worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de sub viii gevorderde kosten van het deskundigenonderzoek betrekking hebben op dezelfde kostenpost als hierboven genoemd en als zodanig worden afgewezen.
5.4.
[persoon A] heeft echter ten aanzien van de herstelkosten, de bergingskosten en de (aanvullende) kosten voor de huurauto’s rapporten, facturen en/of betaalbewijzen ter onderbouwing van de geleden schade overgelegd. Uit het feit dat [persoon B] niet bij de mondelinge behandeling is verschenen, leidt de kantonrechter af dat hij zijn betwisting ten aanzien van deze schadeposten niet nader heeft onderbouwd. De in dit kader gevorderde schadebedragen zijn dan ook als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijsbaar. Zodoende wordt aan hoofdsom een bedrag van € 7.016,44 toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen.
5.5.
[persoon A] maakt tevens aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het toewijsbare bedrag conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is met inachtneming van bovengenoemde toewijsbare hoofdsom € 725,82.
5.6.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten reeds door [persoon A] zijn betaald aan de gemachtigde.
5.7.
Nu de vorderingen op de primaire grondslag (te weten de wanprestatie inzake de revisieovereenkomst) zullen worden toegewezen, behoeft het beroep op de subsidiaire grondslag (wanprestatie inzake de bewaarnemingsovereenkomst) geen verdere behandeling.
5.8.
[persoon B] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [persoon A] , bestaande uit € 348,14 aan verschotten (€ 240,00 aan griffierecht en € 108,14 aan explootkosten) en € 933,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten à € 311,00).
5.9.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het op 11 maart 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat [persoon B] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst;
veroordeelt [persoon B] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [persoon A] te betalen € 7.742,26 aan de door [persoon A] geleden schade ten aanzien van zijn auto en de kosten ten aanzien van de huurauto en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 7.016,44 vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A] vastgesteld op:
  • € 348,14 aan verschotten;
  • € 933,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [persoon B] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [persoon B] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
48637