Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de inleidende dagvaarding van 11 februari 2021, met producties;
- het verstekvonnis van 11 maart 2021;
- de verzetdagvaarding van 4 juni 2021, met productie;
- de conclusie van antwoord in oppositie;
- het tussenvonnis van 11 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2..De vaststaande feiten
26 augustus 2019 heeft [persoon A] de auto opgehaald. In het kader van de revisie heeft [persoon B] facturen gestuurd aan [persoon A] ten bedrage van in totaal € 8.005,77. [persoon A] heeft deze facturen voldaan.
3..De vordering
€ 7.795,38 voor de door [persoon A] geleden schade ten aanzien van zijn auto en de kosten ten aanzien van de huurauto;
- herstelkosten van de auto; € 5.632,39
- bergingskosten € 465,85
- kosten inschakelen deskundige € 748,69
- kosten gebruik autogarage voor expertise deskundige € 30,25
- kosten huurauto [persoon B] € 254,10
- aanvullende kosten huurauto € 264,10
- kosten huurauto i.v.m. werk
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
- € 348,14 aan verschotten;
- € 933,00 aan salaris voor de gemachtigde;