ECLI:NL:RBROT:2022:4345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
C/10/613849 / HA ZA 21-175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van erfdienstbaarheid en schadevergoeding in verband met uitzicht op start- en landingsbaan van Rotterdam Airport

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. Handel- en Exploitatiemaatschappij Ruygrok en Rotterdam Airport B.V. over de schending van een erfdienstbaarheid die het uitzicht op de start- en landingsbaan van het vliegveld betreft. Ruygrok, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderde dat Rotterdam Airport zou worden veroordeeld om ervoor te zorgen dat op de drie noordelijk gelegen vliegtuigopstelplaatsen (VOP's) geen vliegtuigen meer zouden staan die het uitzicht belemmeren. Daarnaast vorderde zij de verwijdering van hekwerken die het uitzicht belemmeren. De rechtbank oordeelde dat de belemmering van het uitzicht door sommige opgestelde vliegtuigen en een deel van het hekwerk in strijd is met de erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft Rotterdam Airport veroordeeld om ervoor te zorgen dat de op de noordelijke VOP's opgestelde vliegtuigen geen inbreuk maken op de erfdienstbaarheid en om de hekwerken aan de noord- en oostzijde van de VOP's te verwijderen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval Rotterdam Airport niet aan deze veroordelingen zou voldoen. Ruygrok vorderde ook schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor de door haar gestelde schade. In reconventie vorderde Rotterdam Airport wijziging van de erfdienstbaarheid, maar deze vordering werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/613849 / HA ZA 21-175
Vonnis van 1 juni 2022
in de zaak van
B.V. HANDEL- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ RUYGROK,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.G.A. van Rappard te Den Haag,
tegen
ROTTERDAM AIRPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. Martens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Ruygrok en Rotterdam Airport genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 oktober 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte uitlating partijen na tussenvonnis, tevens houdende akte voorwaardelijke vermeerdering van eis van Ruygrok;
  • de akte na tussenvonnis, met producties 13 tot en met 16, van Rotterdam Airport;
  • de antwoordakte van Ruygrok;
  • de antwoordakte na tussenvonnis, met productie 17, van Rotterdam Airport;
  • de akte na tussenvonnis en antwoordakte, tevens houdende akte eiswijziging van Ruygrok;
  • het B-formulier van Ruygrok waarbij zij vonnis vraagt;
  • het B-formulier van Rotterdam Airport waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen de tweede eiswijziging van Ruygrok en vonnis wordt gevraagd;
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2..Het verzoek om terug te komen van het tussenvonnis

2.1.
Ruygrok heeft de rechtbank bij akte verzocht terug te komen van de in het tussenvonnis genomen bindende eindbeslissing ten aanzien van de uitleg van de notariële akte waarbij de erfdienstbaarheid is gevestigd.
2.2.
Als de rechter in een tussenvonnis over een geschilpunt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, is het uitgangspunt dat daar in het verdere verloop van de procedure niet van wordt teruggekomen. Voor een uitzondering is slechts plaats indien bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar maken dat de rechter aan een dergelijke eindbeslissing is gebonden. Dit kan het geval zijn indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag.
2.3.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 5.5 van het tussenvonnis uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist hoe de notariële akte moet worden uitgelegd. Ruygrok voert aan dat de rechtbank de objectieve uitlegmaatstaf onjuist heeft toegepast door bij haar uitleg van de akte niet de gehele inhoud daarvan, in het bijzonder onderdeel C.1 en de aan de akte gehechte tekening, te betrekken. Daarmee is de rechtbank volgens Ruygrok voorbij gegaan aan de objectief kenbare, in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling. Dit betekent volgens Ruygrok dat de beslissing op een onjuiste juridische grondslag is gebaseerd.
2.4.
De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding om van de in het tussenvonnis genomen eindbeslissing terug te komen. In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat onderdeel C.1 van de akte een weergave is van wat eerder is overeengekomen en dat ter uitvoering daarvan de in onderdeel D van de akte omschreven erfdienstbaarheid is gevestigd. Naar de aan de akte gehechte tekening wordt verwezen in onderdeel C.1 en niet in onderdeel D van de akte, zodat die tekening evenals onderdeel C.1 slechts illustreert wat eerder is overeengekomen en niet de reikwijdte van de bij de akte gevestigde erfdienstbaarheid (mede) bepaalt. Anders dan Ruygrok is de rechtbank van oordeel dat in het tussenvonnis acht is geslagen op de door Ruygrok bedoelde onderdelen van de akte. Aan die onderdelen geeft de rechtbank echter niet de door Ruygrok voorgestane betekenis.
2.5.
Het voorgaande betekent dat de bestreden bindende eindbeslissing in het tussenvonnis in stand blijft en bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt wordt genomen. Het oordeel dat voor toewijzing van de door Ruygrok gevorderde verklaring voor recht geen grond bestaat, blijft eveneens in stand.

3..De eiswijzigingen na het tussenvonnis

3.1.
Ruygrok heeft haar eis na het tussenvonnis door aanvullende vorderingen tweemaal gewijzigd. De gewijzigde eis wordt hieronder weergegeven (de tweede eiswijziging cursief). Naast haar in het tussenvonnis vermelde vorderingen eist Ruygrok, onder de voorwaarde dat de rechtbank niet terugkomt van haar bindende eindbeslissing in het tussenvonnis, welke voorwaarde gelet op rubriek 2 van dit vonnis is vervuld:
veroordeling van Rotterdam Airport tot nakoming van de tussen partijen geldende vaststellingsovereenkomst van 20 december 2012,
althans van de obligatoire overeenkomst die aan de vestiging van de erfdienstbaarheid ten grondslag ligt, in die zin dat Rotterdam Airport de aangebrachte werken en objecten die het uitzicht vanuit het restaurant en de terrassen op het vliegveld en de start- en landingsbaan/banen direct ten noorden van de rooilijn belemmeren – waaronder begrepen maar niet beperkt tot de hekwerken rondom de vliegtuigopstelplaatsen van de RAC, het parkeren van vliegtuigen aldaar, de sportkooi van de brandweer en de zonnepanelen – dient te verwijderen en verwijderd te houden en dat zij aldaar in het vervolg geen andere bouwwerken en objecten mag realiseren die dit uitzicht belemmeren;
nakoming van de tussen partijen geldende vaststellingsovereenkomst van 20 december 2012,
althans van de obligatoire overeenkomst die aan de vestiging van de erfdienstbaarheid ten grondslag ligt, in die zin dat Rotterdam Airport op een nader te bepalen datum en op het kantoor van een door Ruygrok aan te wijzen notaris zal verschijnen en haar medewerking zal verlenen aan het wijzigen van de huidige erfdienstbaarhedenakte, waarin expliciet zal worden opgenomen dat de erfdienstbaarheid recht geeft op uitzicht op de start- en landingsbaan/banen, alsmede op het gehele vliegveld en alles wat daarmee samenhangt, direct ten noorden van de rooilijn, al dan niet nadat daarin de wijzigingen zijn aangebracht die de rechtbank geraden acht, met bepaling dat dit vonnis bij weigering van Rotterdam Airport in de plaats treedt van die medewerking en dat Rotterdam Airport in dat geval een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat Rotterdam Airport met de nakoming daarvan in gebreke blijft, tot een maximum van € 1.000.000,-.
3.2.
Aan haar aanvullende vorderingen legt Ruygrok ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat Rotterdam Airport ten gunste van Ruygrok een erfdienstbaarheid van uitzicht met de door Ruygrok gestelde omvang dient te vestigen. Omdat – uitgaande van het tussenvonnis – een minder verstrekkende erfdienstbaarheid is gevestigd, dient Rotterdam Airport haar verplichting tot vestiging van het ontbrekende alsnog na te komen, aldus Ruygrok.
3.3.
Uit artikel 130 Rv volgt dat zolang geen termijn voor het wijzen van eindvonnis is bepaald, eiser in beginsel bevoegd is zijn eis te veranderen of te vermeerderen. Dat is slechts anders indien uit de eisen van goede procesorde volgt dat gedaagde door die wijziging van eis onredelijk wordt belemmerd in zijn verdediging of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd.
3.4.
Tegen de eerste eiswijziging van Ruygrok heeft Rotterdam Airport geen bezwaar gemaakt. Op die gewijzigde eis heeft Rotterdam Airport ook inhoudelijk gereageerd.
Tegen de tweede eiswijziging heeft Rotterdam Airport wel bezwaar gemaakt en aangevoerd dat het proces door die eiswijziging onredelijk wordt vertraagd. De rechtbank is het met Rotterdam Airport eens dat de tweede eiswijziging laat in de procedure is ingediend. Dit neemt niet weg dat nog geen datum voor het eindvonnis was bepaald, zodat de eiswijziging in beginsel toelaatbaar is. De tweede eiswijziging ligt in het verlengde van de eerste, zodat niet valt in te zien dat Rotterdam Airport door de tweede eiswijziging in haar verdediging is geschaad, wat Rotterdam Airport ook niet heeft gesteld. Nu Rotterdam Airport de onredelijkheid van de door haar gevreesde vertraging niet heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat ook de tweede eiswijziging toelaatbaar is. Zij zal dan ook beslissen op de eis van Ruygrok zoals die luidt na de tweede wijziging.
3.5.
Omdat Rotterdam Airport alleen op de tweede eiswijziging wil reageren als de gewijzigde eis voor toewijzing in aanmerking komt, zal de rechtbank de vorderingen eerst inhoudelijk beoordelen.

4..De verdere beoordeling

in conventie
Het tussenvonnis – (toegestane) belemmering?
4.1.
Onder 5.7 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld wat onder een niet toelaatbare belemmering als bedoeld in de akte moet worden verstaan. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich met inachtneming van dat oordeel uit te laten over de vraag of de vliegtuigen op en de hekwerken rondom de vliegtuigopstelplaatsen (hierna: VOP’s) binnen de reikwijdte van de erfdienstbaarheid toelaatbaar zijn. Ten aanzien van de (delen van de) hekwerken waarover in het tussenvonnis is geoordeeld dat zij een verboden belemmering vormen, is Rotterdam Airport in de gelegenheid gesteld haar beroep op de uitzonderingsgrond in verband met de veiligheid van het vliegverkeer of de beveiliging van de luchthaven te onderbouwen.
Vliegtuigen op de VOP’s
4.2.
In de onder 2.8 van het tussenvonnis opgenomen plattegrond is de ligging van de tien VOP’s weergegeven. Voor de beoordeling van de gestelde inbreuken is het onderscheid tussen de drie noordelijk gelegen VOP’s (de bovenste horizontale rij met drie VOP’s op de plattegrond) en de zeven zuidelijk gelegen VOP’s (de onderste horizontale rij met zeven VOP’s op de plattegrond) van belang. Ruygrok maakt dat onderscheid niet expliciet, maar stelt in het algemeen dat de op de VOP’s opgestelde en op te stellen vliegtuigen het uitzicht belemmeren. Ook met het in het geding gebrachte foto- en videomateriaal is haar stelling onvoldoende specifiek gemotiveerd om aan te nemen dat ieder vliegtuig op elke VOP een verboden belemmering vormt. Uit die foto’s en video’s valt immers in geen geval af te leiden dat op de zuidelijk gelegen VOP’s opgestelde of op te stellen vliegtuigen het zicht op de start- en landingsbaan (kunnen) belemmeren. Evenmin is de gestelde belemmering wat betreft de zuidelijk gelegen VOP’s op een andere wijze onderbouwd. De vordering van Ruygrok zal ten aanzien van de op die VOP’s geplaatste en/of te plaatsen vliegtuigen dan ook worden afgewezen.
4.3.
Ten aanzien van de drie noordelijk gelegen VOP’s volgt uit de foto’s en video’s in sommige gevallen dat sprake is van een belemmering, doordat de start- en landingsbaan gedeeltelijk achter de staart van de opgestelde vliegtuigen uit het zichtveld verdwijnen. Dat is een inbreuk op de erfdienstbaarheid. Omdat het om een beperkte inbreuk gaat, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat vliegtuigen op de noordelijk gelegen VOP’s zo kunnen worden opgesteld dat het zicht op de start- en landingsbaan niet wordt belemmerd, bijvoorbeeld door hier uitsluitend kleine vliegtuigen op te stellen en/of door vliegtuigen met de staart de andere kant op te parkeren. Een veroordeling om op de drie noordelijke VOP’s geen vliegtuigen meer op te stellen, gaat dan ook verder dan waarop Ruygrok op grond van de gevestigde erfdienstbaarheid aanspraak kan maken. Gelet hierop zal Rotterdam Airport worden veroordeeld om ervoor zorg te dragen dat de op deze drie VOP’s opgestelde en op te stellen vliegtuigen geen inbreuk maken op de gevestigde erfdienstbaarheid.
De rechtbank realiseert zich dat dit mogelijk een lastig te executeren veroordeling is, maar zij acht een verdere objectivering niet mogelijk. Het is aan Ruygrok om een (vermeende) niet-nakoming van deze veroordeling goed te documenteren.
Hekwerken rondom de VOP’s
4.4.
Onder 5.15 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het rondom de VOP’s geplaatste hekwerk, in elk geval gedeeltelijk, belemmerend is als bedoeld in de akte. Rotterdam Airport heeft in haar akten na het tussenvonnis laten blijken het daar niet mee eens te zijn, maar heeft de rechtbank niet verzocht van de op dit punt bindende eindbeslissing in het tussenvonnis terug te komen. Mocht dit wel haar bedoeling zijn geweest, dan is haar onderbouwing daartoe, gelet op de onder 2.2 van dit vonnis aangehaalde maatstaf, onvoldoende. Evenmin heeft Rotterdam Airport per (deel van een) hekwerk onderbouwd dat het zicht op de start- en landingsbanen niet wordt belemmerd, zoals in het tussenvonnis opgedragen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vastgestelde belemmering voor het gehele noordelijke en oostelijke deel van het hekwerk rondom de VOP’s geldt. Voor het westelijke deel van het hekwerk kan dit niet worden aangenomen op basis van de door partijen verstrekte informatie en foto’s. Daarmee resteert de vraag of de belemmering van het uitzicht door het hekwerk ten noorden en oosten van de VOP’s in het kader van de veiligheid van het vliegverkeer of de beveiliging van de luchthaven noodzakelijk is.
4.5.
Rotterdam Airport beroept zich op de uitzonderingsgrond. Daartoe doet zij een beroep op Europese regelgeving, waarin indeling van de luchthaven in verschillende (veiligheids)zones is voorgeschreven. Rotterdam Airport voert aan dat bij de plaatsing van het hekwerk rondom de VOP’s ter afscheiding van die zones acht is geslagen op een advies van de Koninklijke Marechaussee, de aangewezen toezichthoudende autoriteit. Dit advies is overgenomen en uitgewerkt in een security review, die onderdeel uitmaakt van de door de Koninklijke Marechaussee goedgekeurde aanvraag tot verandering van de gebiedsindeling. De goedgekeurde aanvraag heeft tot plaatsing van het hekwerk rondom de VOP’s geleid.
4.6.
Uit de stellingen van Rotterdam Airport volgt weliswaar dat het hekwerk met goedkeuring van en in overleg met het bevoegd gezag is geplaatst, maar ook dat het plaatsen van een hekwerk een advies betrof. Uit de overgelegde stukken en verklaringen blijkt anders dan Rotterdam Airport aanvoert niet dat de Koninklijke Marechaussee het rondom de VOP’s geplaatste hekwerk heeft voorgeschreven (of waarom die plaatsing vereist is op grond van Europese regelgeving). Het is dan ook niet uitgesloten dat een gebiedsindeling zonder dat hekwerk ook zou worden goedgekeurd. Hiermee is de stelling van Rotterdam Airport dat het huidige hekwerk rondom de VOP’s noodzakelijk is in het kader van de veiligheid van het vliegverkeer of de beveiliging van de luchthaven onvoldoende onderbouwd en wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
4.7.
De conclusie is dat het hekwerk ten noorden en oosten van de VOP’s in strijd is met de erfdienstbaarheid en verwijderd moet worden.
Andere hekwerken
4.8.
Partijen hebben zich niet uitgelaten naar aanleiding van overweging 5.17 van het tussenvonnis. Het moet er daarom voor worden gehouden dat zich op het vliegveld geen andere hekken (meer) bevinden die inbreuk (kunnen) maken op de erfdienstbaarheid, zodat een veroordeling in dat verband niet (meer) aan de orde is.
Dwangsom
4.9.
Aan de veroordelingen met betrekking tot de drie noordelijk gelegen VOP’s en het hekwerk ten noorden en oosten van de VOP’s zal de rechtbank een dwangsom verbinden op de wijze als in de beslissing vermeld, omdat Ruygrok belang heeft bij een prikkel tot nakoming. Het gevorderde maximum acht de rechtbank onredelijk hoog, zodat zij dit zal matigen.
Schade
4.10.
Ruygrok vordert geen concreet bedrag aan schadevergoeding, maar verwijzing naar de schadestaatprocedure. Voor zo’n verwijzing is voldoende dat het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van (in dit geval) een onrechtmatige daad aannemelijk is. Ruygrok stelt dat de door haar geleden en nog te lijden schade bestaat uit de waardevermindering van het perceel grond dat zij in ondererfpacht heeft en uit derving van toekomstige huurinkomsten als gevolg van het verminderde uitzicht.
4.11.
Weliswaar volgt uit het voorgaande dat op het punt van sommige opgestelde vliegtuigen en een deel van het hekwerk rondom de VOP’s in strijd met de erfdienstbaarheid is gehandeld en dat Ruygrok belang heeft bij opheffing van die onrechtmatigheid, maar de feitelijke belemmering van het uitzicht is beperkt. Zonder nadere toelichting is niet aannemelijk dat het bezoek aan de brasserie door deze belemmering is afgenomen of zal afnemen of (mede in het verlengde daarvan) dat sprake is van schade wegens waardevermindering van het perceel of lagere inkomsten uit de verhuur daarvan. In dat opzicht en gelet op de uitdrukkelijke betwisting van de mogelijkheid van schade door Rotterdam Airport, had van Ruygrok een nadere onderbouwing mogen worden verwacht waaruit volgt dat zij door de beperkte belemmering van het uitzicht schade lijdt of heeft geleden. Die onderbouwing heeft zij niet gegeven. Daarbij komt dat Ruygrok tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de brasserie in verband met de coronapandemie al enige tijd was gesloten zodat zonder concrete toelichting, die niet is gegeven, moeilijk voorstelbaar is dat in die periode schade is geleden als gevolg van een belemmerd uitzicht. Ten slotte valt niet in te zien dat van toekomstige inkomstenderving sprake zal zijn terwijl met dit vonnis in de opheffing van de onrechtmatigheid is voorzien. Dit alles leidt ertoe dat Ruygrok het bestaan of de mogelijkheid van schade onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is dan ook geen plaats.
Nakoming
4.12.
Omdat de rechtbank in het tussenvonnis aan de akte niet de door Ruygrok gevorderde uitleg heeft gegeven en zij van dat oordeel niet terugkomt, wordt toegekomen aan beoordeling van de onder 3.1 vermelde vorderingen tot nakoming.
4.13.
Het bij de eerste eiswijziging ingestelde deel van de vorderingen tot nakoming heeft betrekking op een gestelde schriftelijke vaststellingsovereenkomst. Die overeenkomst heeft Ruygrok niet in het geding gebracht, terwijl dat gelet op de essentiële rol die dat document volgens haar vervult wel van haar had mogen worden verwacht. Bovendien betwist Rotterdam Airport dat in de bewuste vaststellingsovereenkomst met haar iets is afgesproken over de erfdienstbaarheid. Ruygrok heeft haar reactie op die betwisting niet onderbouwd, terwijl zij dat met het inbrengen van de overeenkomst eenvoudig had kunnen doen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Ruygrok haar aanvankelijke stelling dat uit de vaststellingsovereenkomst voor Rotterdam Airport ten aanzien van de te vestigen erfdienstbaarheid nadere verplichtingen voortvloeien, onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd.
4.14.
Ten aanzien van het bij de tweede eiswijziging ingestelde deel van de vorderingen tot nakoming stelt Ruygrok dat uit de akte zelf volgt dat vestiging van een ruimere erfdienstbaarheid is overeengekomen dan de erfdienstbaarheid die feitelijk is gevestigd. Rotterdam Airport heeft al voordat deze eiswijziging werd ingesteld betwist dat partijen vóór de akte uit 2014 afspraken over een door Rotterdam Airport te vestigen erfdienstbaarheid hebben gemaakt. Zij voert aan dat mogelijk met Rotterdam Airport Vastgoed B.V. andere afspraken zijn gemaakt, maar stelt dat die niet (althans niet zonder meer) aan haar kunnen worden toegerekend.
4.15.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door Rotterdam Airport had het op de weg van Ruygrok gelegen om haar stellingen concreet te maken. Van haar mocht worden verwacht de context te schetsen waarin de afspraken waarop zij zich beroept zijn gemaakt en waarom die bindend zijn voor Rotterdam Airport. Daarbij kon Ruygrok in het licht van de betwisting door Rotterdam Airport niet volstaan met verwijzing naar (onderdeel C.1 van) de akte, waaruit niet valt af te leiden dat de gestelde afspraken tussen partijen zijn gemaakt. Ook hier geldt dat Ruygrok haar stellingen onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd.
4.16.
De conclusie is dat de vorderingen wegens gebrek aan grondslag worden afgewezen. Gelet op deze afwijzing voegt een eventuele reactie van Rotterdam Airport als bedoeld onder 3.5 niets toe en zal een reactiemogelijkheid achterwege blijven, zoals Rotterdam Airport zelf ook heeft voorgesteld.
Proceskosten
4.17.
In de omstandigheid dat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren in de zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.18.
Bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel in te stellen rechtsmiddel is beslist.
4.19.
In het algemeen heeft een eisende partij die een veroordelend vonnis verkrijgt er belang bij dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Voor Ruygrok wordt dit belang ingekleurd door de belemmeringen van het uitzicht vanaf de brasserie op de start- en landingsbaan, in bescherming van welk belang de erfdienstbaarheid voorziet. Ook als de brasserie sinds de sluiting als gevolg van de coronapandemie nog niet is heropend, geldt dat Ruygrok voldoende heeft toegelicht zoekende te zijn naar een nieuwe exploitant en dient ermee rekening te worden gehouden dat hangende een eventueel hoger beroep heropening van de brasserie zal plaatsvinden. Rotterdam Airport heeft daar tegenin gebracht dat de uitvoerbaarheid bij voorraad leidt tot benadeling van derden, waaronder – voor zover hier van belang – de RAC. Voorts zou de veiligheid van de luchthaven in het gedrang komen terwijl de veroordeling in een hogere instantie nog ongedaan gemaakt kan worden. Dat een derde mogelijk nadeel ondervindt van de veroordeling, kan voor Rotterdam Airport in relatie tot die derde van belang zijn, maar kan Ruygrok niet worden tegengeworpen nu zij slechts opkomt voor het recht dat zij jegens Rotterdam Airport op grond van de erfdienstbaarheid heeft. Het punt van de veiligheid van de luchthaven heeft de rechtbank in haar beoordeling onder 4.5 en 4.6 van dit vonnis betrokken en niet overtuigend bevonden, zodat dit verweer niet opgaat. De conclusie is dat het belang van Ruygrok bij het thans opheffen van de belemmeringen zwaarder weegt dan het belang van Rotterdam Airport bij behoud van de huidige situatie hangende een eventueel hoger beroep.
4.20.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen wordt toegewezen.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.21.
Rotterdam Airport vordert wijziging van de erfdienstbaarheid en beroept zich op de voor haar onvoorziene omstandigheid dat in een gerechtelijke procedure zou worden beslist dat aan de erfdienstbaarheid de uitleg van een recht van onbelemmerd vrij uitzicht zou worden gegeven. Uit die redenering volgt reeds dat de vorderingen in reconventie niet toewijsbaar zijn nu de rechtbank die uitleg niet aan de erfdienstbaarheid heeft gegeven. Integendeel, weliswaar komt de rechtbank tot het oordeel dat enkele objecten een niet toegestane belemmering vormen, maar in het tussenvonnis volgt de rechtbank de uitleg van de akte zoals Rotterdam Airport die voorstaat. Die uitleg kan voor Rotterdam Airport niet onvoorzien zijn.
4.22.
Het gevorderde wordt afgewezen.
Kosten
4.23.
Rotterdam Airport zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de reconventionele vorderingen van Rotterdam Airport voortvloeien uit het verweer in conventie, worden bij de begroting van de proceskosten in reconventie halve punten gehanteerd. De kosten aan de zijde van Ruygrok worden begroot op € 844,50 (3 punten × factor 0,5 × tarief € 563,-) aan salaris advocaat.
4.24.
Omdat de proceskosten in conventie worden gecompenseerd, worden de nakosten conform het geïndexeerde liquidatietarief toegewezen voor het bedrag dat de vermeerdering voor de reconventie betreft.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Rotterdam Airport om uiterlijk veertien dagen na dit vonnis ervoor zorg te dragen dat op de drie noordelijk gelegen VOP’s geen vliegtuigen meer staan of worden opgesteld die het zicht vanuit de brasserie of haar terrassen over de start- en landingsbaan van Rotterdam Airport belemmeren;
5.2.
veroordeelt Rotterdam Airport tot betaling van een dwangsom aan Ruygrok van € 1.000,- per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) en per vliegtuig dat vanaf de vijftiende dag na dit vonnis op (een van) de drie noordelijk gelegen VOP’s (gedeeltelijk) in de zichtlijn staat of wordt opgesteld, met een maximum van € 100.000,-;
5.3.
veroordeelt Rotterdam Airport om de hekwerken aan de noordzijde en de oostzijde van de VOP’s binnen drie maanden na dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
5.4.
veroordeelt Rotterdam Airport tot betaling van een dwangsom aan Ruygrok van € 1.000,- per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat zij niet aan de onder 5.3 vermelde veroordeling voldoet, met een maximum van € 100.000,-;
5.5.
compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
wijst het gevorderde af;
5.8.
veroordeelt Rotterdam Airport in de proceskosten, aan de zijde van Ruygrok tot op heden begroot op € 844,50, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
5.9.
veroordeelt Rotterdam Airport in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 92,-;
in conventie en in reconventie
5.10.
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Welter-Dekkers, griffier. Het vonnis is op 1 juni 2022 uitgesproken in het openbaar.
3268/3194