ECLI:NL:RBROT:2022:43

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
20/6508
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake besluit college van burgemeester en wethouders Rotterdam

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder ongegrond verklaard beroep. De opposante had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat op 30 oktober 2020 een bestreden besluit had genomen. De rechtbank had eerder, op 19 mei 2021, het beroep van de opposante kennelijk ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit van 25 september 2020 geen besluit in de zin van de Awb was, omdat het wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht.

De rechtbank heeft in de verzetprocedure de vraag beantwoord of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak correct was, omdat de brief van 25 september 2020 niet gericht was op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank heeft de argumenten van de opposante, die stelde dat de brief wel degelijk rechtsgevolgen had, zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6508 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2022 op het verzet van

[naam opposante], te [woonplaats opposante], opposante

(gemachtigde: mr. R. Moghni).

Procesverloop

Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 19 mei 2021 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 26 november 2021 op zitting behandeld. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Talhaoui, als waarnemer voor haar gemachtigde.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 19 mei 2021 het beroep van opposante terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Awb vereenvoudigd heeft behandeld, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk ongegrond was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan is het verzet gegrond en moet nader onderzoek plaatsvinden.
2. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 mei 2021 het beroep kennelijk ongegrond verklaard. De brief van 25 september 2020 is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat de brief niet is gericht op enig rechtsgevolg. De inhoud van de brief brengt namelijk geen wijziging van de rechtspositie van eiseres met zich.
3. Opposante voert in verzet aan dat de rechtbank het ingestelde beroep ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard omdat het besluit van 25 september 2020 wel is gericht op rechtsgevolg. De reden daarvoor is dat met voornoemd besluit aan opposante de verplichting wordt opgelegd om een krediethypotheek op te leggen, en er anderszins drastische maatregelen worden opgelegd. Dat is door de rechtbank miskend, omdat opposante ten onrechte niet is gehoord. Ter zitting is nog toegelicht dat de drastische maatregelen waarop wordt gewezen bestaan uit het feit dat als opposante de krediethypotheekovereenkomst niet tekent, zal worden overgegaan tot terugvordering van het bedrag van € 30.991,41.
4. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag of de rechtbank in haar uitspraak van 19 mei 2021 terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan, bevestigend te worden beantwoord. De rechtbank is in haar uitspraak gemotiveerd ingegaan op de vraag of sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De stelling van opposante dat de brief wel rechtsgevolg heeft omdat zij verplicht wordt de krediethypotheekakte te ondertekenen en dat anders de bijstand ter hoogte van
€ 30.991,41 zal worden teruggevorderd is daarbij meegewogen. Dit heeft echter niet tot een ander oordeel geleid. In verzet zijn geen gronden aangevoerd die meebrengen dat het oordeel in voormelde uitspraak, dat over de uitkomst in redelijkheid geen twijfel mogelijk is, niet juist is. Opposante heeft immers geen nieuwe gronden aangevoerd die betrekking hebben op de vraag of de brief van 25 september 2020 een besluit is.
5. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 19 mei 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. Blagrove, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.I. Kieviet, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.